Regeling vervallen per 28-05-2008

Monumentenverordening gemeente Leeuwarden

Geldend van 24-01-2002 t/m 27-05-2008

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Leeuwarden

(Rb. 17-12-2001, nr. 23757)

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    monumenten:

    • 1.

      alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • c.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • d.

    beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • e.

    kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    Monumentencommissie:

    de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en deze verordening.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK II Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders besluit over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord.

    In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders neemt met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders neemt binnen 8 weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een besluit als bedoeld in het tweede lid.

    Zo spoedig mogelijk wordt het besluit bekendgemaakt aan degene die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien daartoe een verzoek is gedaan, aan de aanvrager.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders maakt de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden door het college van burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt bij het gemeentelijke Informatiecentrum voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2 Vergunning tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 5

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te verstoren, te vernielen of af te breken.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan vergunning verlenen om:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van de monumentenzorg.

  • 4. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 6

  • 1. Op in behandeling genomen aanvragen is de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. het college van burgemeester en wethouders brengt de aanvraag en het verslag van de openbare voorbereidingsprocedure terstond ter kennis van de Monumentencommissie.

  • 3. Binnen 8 weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen, brengt de Monumentencommissie haar advies uit het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders besluiten op een aanvraag om vergunning binnen vier maanden na indiening dan wel van een in behandeling genomen aanvraag. Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 5. Indien het college van burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 6. Een vergunning blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend, dan wel van rechtswege is verleend.

    Bezwaar of beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht schorst de werking van de vergunning niet, tenzij de president van de rechtbank op een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht anders heeft beslist.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing waarbij wezenlijke belangen van godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8

  • 1. De vergunning kan door het college van burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 8, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt aan de Monumentencommissie medegedeeld.

HOOFDSTUK III Beschermde rijksmonumenten

Artikel 9

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bezwaren aan de Monumentencommissie na afloop van de termijn van 2 weken, genoemd in artikel 12, lid 8 van de Monumentenwet.

  • 2. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn, wordt de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK IV Schadevergoeding

Artikel 10

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V Strafbepalingen

Artikel 11

  • 1. Degene die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK VI Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 12

  • 1. De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 13

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten, treedt zij in werking op de dag volgende op haar bekendmaking.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 14

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening gemeente Leeuwarden 2001".

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Monumentenverordening 1991, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1991, nr. 6060b en sedertdien gewijzigd.