Regeling vervallen per 26-07-2007

Verordening Percentageregeling voor beeldende kunstopdrachten

Geldend van 26-07-2007 t/m 25-07-2007

Intitulé

Verordening Percentageregeling voor beeldende kunstopdrachten

(Rb. 17-01-2000, nr. 72)

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a.

bouwwerken:

1.

gebouwen die in opdracht van de gemeente worden gebouwd of verbouwd en/of waarin de gemeente participeert in de stichtingskosten;

2.

bouwobjecten bij weg- en waterbouwprojecten zoals bruggen, sluizen, viaducten en rioolwaterzuiveringsinstallaties, alsmede, de herinrichting van straten in stadsvernieuwingsgebieden en recreatieprojecten voor zover die objecten in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd;

b.

de bouwsom:

de totale kosten van aanbesteding voor gebouwen en bouwobjecten. Hieronder vallen ook de onderaannemingen, zoals schilderwerk, technische installaties, alles exclusief BTW;

c.

de begeleidingscommissie:

per bouwwerk wordt voor de advisering aan het college van burgemeester en wethouders inzake kunstopdrachten een begeleidingscommissie ingesteld. Deze commissie bestaat uit tenminste:

-

een onafhankelijk inhoudelijk deskundige;

-

een vertegenwoordiger van de gemeentelijke dienst die verantwoordelijk is voor de realisatie van het bouwwerk;

-

de ambtenaar van de dienst Welzijn die belast is met de begeleiding van de kunstopdracht; deze fungeert als ambtelijk secretaris van de begeleidingscommissie;

-

een vertegenwoordiging van de toekomstige gebruikers van de kunstobjecten.

Artikel 2

  • 1. Bij de totstandkoming van bouwwerken zal een percentage van de bouwsom worden besteed aan het verlenen van opdrachten tot het vervaardigen van kunstwerken.

  • 2. Indien de regeling van toepassing is op bouwwerken die een onderdeel vormen van een stadsuitbreidings- en/of stadsvernieuwingsplan dan wordt het percentage van de bouwsom zoals bedoeld in het 1e lid van dit artikel niet voor elk bouwwerk afzonderlijk bepaald, doch is het totaal van de voor deze afzonderlijke bouwwerken begrote bouwsommen de basis voor de berekening van het voor kunstopdrachten beschikbare bedrag.

  • 3. De opdrachten dienen te zijn gericht op de totstandkoming van kunstwerken in, aan of bij bouwwerken, of dienen daarmee op enigerlei wijze in verband te staan.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid is alleen van toepassing op bouwwerken, die uit de algemene middelen worden bekostigd en voorts op bouwwerken die uit specifieke middelen worden bekostigd, voor zover dit formeel mogelijk is.

  • 5. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken met een tijdelijke bestemming of van een beperkte levensduur.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, eerste lid, vindt geen toepassing bij:

  • a.

    aankopen van bestaande bouwwerken;

  • b.

    bouwwerken bedoeld als in artikel 1, indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de raadsadviescommissie Welzijn, deze bouwwerken zich niet lenen voor toepassing van deze regeling.

Artikel 4 1)

  • 1. De hoogte van de percentages van de bouwsom van de in artikel 1 omschreven bouwwerken op grond waarvan het voor de uitvoering van een beeldende kunstopdracht beschikbare budget wordt berekend, wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      bij een bouwsom tot € 45.378,-: 2%;

    • b.

      bij een bouwsom van € 45.378,- tot € 453.780,-: 1,5% met dien verstande dat minimaal een bedrag van € 907,56 beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      bij een bouwsom van € 453.780,- en meer: 1%, met dien verstande dat minimaal een bedrag van € 6.806,70 beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. De op grond van het eerste lid berekende bedragen dienen expliciet in de begroting van het bouwwerk te worden opgenomen. Zij dienen met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 te worden besteed voor het laten ontwerpen en uitvoeren van kunstwerken, inclusief de kosten voor fundatie, transport, plaatsing, advies en begeleiding.

Artikel 5

Het college van burgemeester en wethouders kan, gehoord de raadsadviescommissie Welzijn, van de normbedragen berekend overeenkomstig het gestelde in artikel 4 van deze regeling afwijken.

Artikel 6

De opdracht kan, al naar gelang van de aard van het bouwwerk, betrekking hebben op:

  • -

    de realisering van een monumentaal kunstwerk;

  • -

    het inschakelen van een kunstenaar bij de vormgeving van het bouwwerk zelf, dan wel van de omgeving daarvan;

  • -

    de aankoop van kunstvoorwerpen.

Artikel 7

  • 1. De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. De begeleidingscommissie adviseert per bouwwerk met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a.

      de wijze van besteding van de beschikbare gelden per bouwwerk;

    • b.

      de toepassing en integratie van beeldende kunst ten behoeve van het desbetreffende gebouw of bouwobject;

    • c.

      de formulering van de opdracht;

    • d.

      de verstrekking van de definitieve opdracht aan een bepaalde kunstenaar.

    Met de afronding van de realisering van een kunstopdracht is de begeleidingscommissie van haar taken ontheven en ontbonden.

  • 3. De adviezen van de begeleidingscommissie aan het college van burgemeester en wethouders zijn openbaar.

Artikel 8

Met betrekking tot de aanwending van de op basis van artikel 4 vastgestelde bedragen neemt het college van burgemeester en wethouders de volgende richtlijnen in acht:

  • a.

    indien het bedrag lager is dan € 45.378,-:

    het college van burgemeester en wethouders verleent, gelezen het advies van de begeleidingscommissie, aan maximaal drie kunstenaars de opdracht om een ontwerp te maken. De in aanmerking te nemen kosten van de ontwerpen mogen maximaal 15% bedragen van het totaal beschikbare budget.

    Het college van burgemeester en wethouders sluit met de kunstenaar c.q. kunstenaars wiens c.q. wier ontwerp het college, gelezen het advies van de begeleidingscommissie, passend acht voor het betreffende bouwobject, een overeenkomst tot verwezenlijking van dat ontwerp.

    Indien het bedrag lager is dan € 4.537,80, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om, gehoord de begeleidingscommissie, over te gaan tot het aanwenden van dit bedrag voor de aankoop van losse kunstwerken;

  • b.

    indien het bedrag hoger is dan € 45.378,02:

    het college van burgemeester en wethouders verleent, gelezen het advies van de begeleidingscommissie, aan maximaal vijf kunstenaars de opdracht om een ontwerp te maken. De in aanmerking te nemen kosten voor het maken van de ontwerpen bedragen maximaal 15% van het totaal beschikbare budget.

    Het college van burgemeester en wethouders sluit met de kunstenaar c.q. kunstenaars wiens c.q. wier ontwerp het college, gelezen het advies van de begeleidingscommissie, passend acht voor het betreffende bouwwerk, een overeenkomst tot verwezenlijking van dat ontwerp;

  • c.

    de kosten voor ambtelijke begeleiding bedragen maximaal:

    5% van het in totaal beschikbare bedrag als dat ligt tussen de € 4.537,80 en € 34.033,52;

    10% van het in totaal beschikbare bedrag als dat ligt tussen de € 34.033,52 en € 113.445,05;

    12,5% van het in totaal beschikbare bedrag als dat € 113.445,05 of meer bedraagt.

    Indien het totaal beschikbare bedrag lager is dan € 4.537,80 wordt hiervan geen deel aangewend voor ambtelijke begeleiding.

Artikel 9

Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op bouwwerken, die in opdracht van instellingen en organisaties worden gebouwd, waarvan de huisvestingskosten voor tenminste 50% door de gemeente worden gesubsidieerd, mits de overige subsidiënten bereid zijn eveneens hun aandeel in de kosten tengevolge van deze regeling te dragen.

Artikel 10

Jaarlijks zal aan de raad een overzicht worden verstrekt van de met gebruikmaking van deze regeling gerealiseerde kunstwerken.

Artikel 11

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Percentageregeling beeldende kunstopdrachten”.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening van 18 november 1996, sedertdien gewijzigd.


Noot
1)

Rb. 17-12-2001, nr. 23754