Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voor gemeentelijke scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke scholen voor basis- en speciaal onderwijs Leeuwarden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 06-12-2005 | intrekking | 31-12-1993 Huis aan Huis; 07-12-2005 | 22401 | |
01-01-1994 | nieuwe regeling | 13-12-1993 Huis aan Huis; 31-12-1993 | 13-12-1993 |
(RB.13-1-1993) 1)
Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Om redenen van leesbaarheid worden slechts mannelijke woordvormen gebruikt. Daar waar deze vorm wordt gehanteerd, worden zowel mannen als vrouwen bedoeld. Daarmee wordt aangesloten bij de gangbare formulering in wetten en besluiten.
Indien aan een school op grond van het bepaalde in artikel 14 WBO respectievelijk artikel 22 ISOVSO van de wet een adjunct-directeur is benoemd, treedt deze als plaatsvervanger van de directeur op. Hij staat de directeur bij in de leiding van de school.
Indien geen adjunct-directeur aan de school is benoemd en er evenmin sprake is van een meerhoofdige schoolleiding, wijst het bevoegd bestuursorgaan, na het advies van de directeur en de Medezeggenschapsraad te hebben ingewonnen, een lid van het onderwijzend personeel tot plaatsvervanger van de directeur aan.
De plaatsvervanger bedoeld in het voorgaande lid, is verplicht in geval van tijdelijke verhindering, schorsing of afwezigheid anderszins van de directeur de aan diens betrekking verbonden werkzaamheden te verrichten. In verband hiermee is de directeur gehouden zijn plaatsvervanger te informeren over alle zaken die de school in haar geheel betreffen.
Indien de leiding van de school is opgedragen aan een meerhoofdige schoolleiding zijn de betrokken directeuren gehouden, volgens door burgemeester en wethouders te geven richtlijnen, onderling met de overige teamleden en de Medezeggenschapsraad sluitende afspraken te maken op onderwijskundig, organisatorisch en huishoudelijk gebied: deze afspraken worden schriftelijk in het schoolwerkplan vastgelegd.
De directeur heeft - naar redelijkheid - de zorg voor het gebruik van het schoolgebouw (de schoolgebouwen) met inventaris en voor de schoolterreinen.
De directeur draagt zorg voor een adequate leerlingenregistratie en registratie van het schoolverzuim.
De directeur regelt met inachtneming van de desbetreffende rechtspositionele voorschriften de werkzaamheden van het aan zijn school verbonden personeel.
De directeur van de school stelt in overleg met de teamvergadering en medezeggenschapsraad een plan op waarin wordt geregeld, op welke wijze het schoolgebouw ordelijk en in de kortst mogelijke tijd kan worden ontruimd in geval van brand of andere rampen.
De leraar is voor de vervulling van zijn taak verantwoording schuldig aan de schoolleiding.
Hij draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; hij doet verder alles wat redelijkerwijs van hem gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school. Dit geldt eveneens voor de leraren, aan wie taken zijn opgedragen ten behoeve van activiteiten, die uitgaan van de school, doch buiten de school plaatsvinden.
Met inachtneming van de bevoegdheden van de leraren bepaalt de directeur jaarlijks, na overleg met de teamvergadering en de leraren afzonderlijk, aan welke groep iedere leraar les zal geven.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel I-C 29 en I-C 30 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel kan de directeur kort buitengewoon verlof verlenen onder door het bevoegd bestuursorgaan te stellen regelen.
Het bevoegd bestuursorgaan kan aan de directeur kort buitengewoon verlof verlenen.
De leraar informeert uit eigen beweging de directeur of een daartoe aangewezen persoon over de feiten en omstandigheden die de leerlingen en de school betreffen en waarvan hij meent dat de betrokkene op de hoogte moet zijn.
Soortgelijke informatie geeft de directeur of de daartoe aangewezene aan de leraar.
De leraar zorgt voor een behoorlijk gebruik en voor een goede verzorging van de lokaliteiten, het meubilair, de leermiddelen en schoolbehoeften en waakt tegen beschadiging en verspilling.
De leraar, die belast is met het geven van onderwijs in lichamelijke opvoeding, is verplicht voor de aanvang van elke les te controleren of de te gebruiken toestellen en leermiddelen in zodanige staat verkeren, dat het gebruik daarvan voor de leerlingen geen gevaar kan opleveren.
2. Het onderwijs-ondersteunend personeel
Het onderwijs-ondersteunend personeel verricht de taken zoals in hoofdlijnen neergelegd in hoofdstuk I-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, die worden opgedragen door of namens de directeur. Het onderwijs-ondersteunend personeel is voor de uitvoering van die taken verantwoording verschuldigd aan de directeur of een door deze aangewezen persoon van de schoolleiding.
Het onderwijs-ondersteunend personeel draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; de leden van het onderwijs-ondersteunend personeel doen verder alles wat redelijkerwijs van hen gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school.
Het bevoegd bestuursorgaan stelt ten behoeve van het benoemingsbeleid procedures vast, zulks onverlet het bepaalde in de artikelen 25, 26, 27 en 28 van deze verordening.
Voor de benoeming van een directeur stelt het bevoegd bestuursorgaan een Benoemingsadviescommissie in, welke voor minstens de helft bestaat uit personen die de school vertegenwoordigen.
In de Benoemingsadviescommissie zijn in ieder geval vertegenwoordigd: het bevoegd bestuursorgaan en de respectievelijke geledingen van de Medezeggenschapsraad.
Voor de benoeming van een leraar in vaste of tijdelijke dienst wordt een Benoemingsadviescommissie ingesteld.
Op voorstel van de Benoemingscommissie benoemt het bevoegd bestuursorgaan de leraar, de Medezeggenschapsraad gehoord.
Voor de benoeming van een lid van het onderwijs-ondersteunend personeel in tijdelijke of vaste dienst wordt een Benoemingsadviescommissie ingesteld.
Op voorstel van de Benoemingscommissie, benoemt het bevoegd bestuursorgaan het lid van het onderwijs-ondersteunend personeel, de Medezeggenschapsraad gehoord.
De toelating van leerlingen tot een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs is geregeld in de wet.
De toelating geschiedt zo snel mogelijk na een besluit van de Commissie van Onderzoek dat plaatsing op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs gewenst is en na de toestemming van de betrokken ouders of verzorgers.
Vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden kunnen kinderen in het kader van schoolgewenning gedurende ten hoogste 5 dagen tot een basisschool worden toegelaten. De directeur stelt hiervoor in overleg met de teamvergadering en Medezeggenschapsraad nadere regels op. Deze kinderen zijn geen leerlingen in de zin van de wet.
Met betrekking tot leerlingen die zich kenmerken door wangedrag is de directeur van de school gehouden om in overleg met de ouders of verzorgers van de betrokken leerling en de betrokken leraar te bezien welke maatregelen gericht op verbetering van het gedrag van de leerling kunnen worden getroffen.
De directeur meldt aan het bevoegd bestuursorgaan wanneer een leerling zich ondanks de in het eerste lid van dit artikel bedoelde maatregelen en in weerwil van herhaalde vermaningen blijft kenmerken door wangedrag.
Het bevoegd bestuursorgaan zal, gehoord de betrokken ouders of verzorgers en de directeur, hierop besluiten welke maatregelen vervolgens noodzakelijk zijn.
Hoofdstuk VI DE SCHOOLORGANISATIE
Het personeel kan een gezamenlijke Personeelsraad instellen dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en het onderwijs-ondersteunend personeel.
De Ouderraad is bevoegd desgevraagd of uit eigener beweging advies uit te brengen aan de Medezeggenschapsraad en/of de directeur met name over de aangelegenheden die de geleding ouders in het bijzonder aangaan.
Hoofdstuk VII ALGEMENE TAKEN EN PROCEDURES ALSMEDE REGELS VOOR DE GOEDE GANG VAN ZAKEN
In het activiteitenplan, dat een uitwerking van het schoolwerkplan is, worden de activiteiten van de leerlingen voor een bepaald tijdvak en de taken van het onderwijzend personeel, alsmede van de niet-onderwijsgevenden, die belast zijn met diagnostische, therapeutische of op andere wijze de onderwijs-ondersteunende taken, opgenomen.
De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de leerlingen, die deelnemen aan activiteiten die buiten het schoolgebouw en aangrenzende terreinen, doch in schoolverband plaatsvinden, berust bij de directeur, dan wel de betrokken leraar.
In alle voor gemeenschappelijk of publiek gebruik bestemde ruimten op de school is het verboden te roken.
De directeur van de school kan met inachtneming van het bepaalde in de Tabakswet een uitzondering op het verbod als bedoeld in lid 2 maken voor ten hoogste JJn voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte.
Zo'n uitzondering is slechts toegestaan als niet-rokers daarmee instemmen.