Regeling vervallen per 01-10-2007

Verordening Handhaving Wet werk en bijstand

Geldend van 01-10-2007 t/m 30-09-2007

Intitulé

Verordening Handhaving Wet werk en bijstand

De Raad van de gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2004;

gezien het advies aan het college van de cliëntenraad van 3 september 2004;

overwegende dat de gemeente verantwoordelijk is om bij verordening regels vast te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en overwegende dat de gemeente in het meerjarenbeleidskader heeft vastgelegd te zullen handhaven conform het concept van de Hoogwaardige handhaving;

gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand en met inachtneming van artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening Handhaving Wet werk en bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Abw: de Algemene bijstandwet;

  • b.

    beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

  • c.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    cliënt: degene die in relatie staat tot de dienst Welzijn in verband met een bestaande of vroegere aanspraak op voorzieningen op grond van wetten en gemeentelijke regelingen op het terrein van Werk en Inkomen;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • f.

    fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van een uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de dienst Welzijn van de gemeente Leeuwarden;

  • g.

    handhaven: bewerkstelligen dat de wet wordt nageleefd;

  • h.

    inlichtingen: het verstrekken van gegevens zoals genoemd in artikel 17 lid 1, lid 2 en lid 4, en de artikelen 28 lid 1 en 29 lid 1 van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • i.

    maatregelenverordening: de verordening gebaseerd op artikel 8 lid 1b van de wet;

  • j.

    misbruik: het ontvangen van een uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften waarbij het ten onrechte ontvangen aan de cliënt is te wijten;

  • k.

    oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering volgens de regels van de wet, maar in strijd met of buiten de bedoeling die bij de totstandkoming van die wet heeft bestaan;

  • l.

    wettelijke rente: de rente zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;

  • m

    wet: de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Opdracht aan het college

Het college draagt middels een adequaat handhavingsbeleid zorg voor een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de wet.

Artikel 3 Doelstelling handhaving

Handhaving is gericht op de naleving van wet- en regelgeving ter voorkoming van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en ter instandhouding van het maatschappelijke draagvlak voor het sociale zekerheidsstelsel.

Artikel 4 Uitgangspunten handhaving

  • 1. Het recht op uitkering is altijd verbonden aan een of meerdere verplichtingen voor de cliënt.

  • 2. Het college hanteert bij een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van het bijstandsbeleid de volgende uitgangspunten in evenwichtige samenhang:

    • a.

      volledige financiële verantwoordelijkheid voor de gemeente;

    • b.

      continue aandacht voor preventie;

    • c.

      proportionaliteit en aandacht voor maatwerk;

    • d.

      aandacht voor alle vormen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 5 Voorlichting

Het college draagt zorg voor een goede en tijdige informatieverstrekking aan cliënten over de rechten en plichten die aan het ontvangen van middelen op grond van de wet verbonden zijn en de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Artikel 6 Dienstverlening

Het college draagt zorg voor een optimale dienstverlening teneinde de spontane bereidheid van de cliënt om de wet- en regelgeving te accepteren te bevorderen.

Artikel 7 Controle op maat

  • 1. Het college draagt zorg voor het snel en gericht detecteren van fraude door middel van het toepassen van op maat toegesneden controlemethodieken en –instrumenten.

  • 2. Het college geeft in beleidsregels nadere invulling aan het gestelde in het eerste lid.

Artikel 8 Sanctioneren op maat

  • 1. Het college draagt zorg voor een doeltreffende en efficiënte sanctionering bij geconstateerde fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig het gestelde in de Maatregelenverordening indien de cliënt de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid van de wet niet of onbehoorlijk nakomt, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 9 Terugvordering

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de wet zijn aangegeven, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2. Het college kan afzien van terugvordering indien:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag lager is dan een door of namens het college nader vast te stellen bedrag;

    • b.

      hiertoe een dringende reden aanwezig is.

  • 3. Het college stelt nadere beleidsregels vast over de wijze van invordering, eventuele kwijtschelding en verhoging van de terugvordering met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten.

Artikel 10 Verhaal

  • 1. Tot het tijdstip waarop de artikelen 56, 61 en 62 van de wet in werking treden, worden kosten van bijstand, met uitzondering van verhaal op de ex-partner, verhaald in de gevallen en overeenkomstig de regels van de artikelen 92, tweede en derde lid, tot en met 105 en artikel 141 Abw.

  • 2. Vanaf het tijdstip dat de artikelen 56, 61 en 62 van de wet in werking treden zal het college gebruik maken van de verhaalsmogelijkheden zoals genoemd in artikel 61 van de wet.

  • 3. Van verhaal kan worden afgezien als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 11 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien gedragingen van de cliënt tot benadeling leidt van de gemeente voor een bedrag dat hoger is dan de door het Openbaar Ministerie gehanteerde aangiftegrens dan is het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te kunnen aanpassen dan wel terug te vorderen, verplicht een proces-verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie.

Artikel 12 Uitvoering

  • 1. Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels opstellen.

  • 3. Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot grove onbillijkheden leidt, afwijken van het gestelde in deze verordening.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Handhavingsverordening”.

Artikel 14 Verantwoording

Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de raad over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 oktober 2004.

voorzitter
griffier

Toelichting

Algemene toelichting

Artikel 8a Wwb luidt als volgt:

“De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet”.

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de wet zijn er geen nadere aanduidingen over wat er precies in de verordening moet worden geregeld. Van belang is echter wel om op te merken dat met de invoering van de WWB gemeenten 100% financieel verantwoordelijk zijn geworden voor de bijstand, wat als prikkel ervaren zal worden om meer aandacht te besteden aan handhaving. Vandaar dat in de Handhavingsverordening een duidelijke relatie is gelegd met de Maatregelenverordening, de terugvorderingen en het debiteurenbeleid. Aan de andere kant is adequaat handhaven zeer tijdrovend. Het zoeken naar methoden om zo effectief en efficiënt als mogelijk te handhaven ligt voor de hand.

Teneinde de kwaliteit van het handhaven te verbeteren wordt sinds 2001 gewerkt binnen het kader van de Hoogwaardige handhaving. Het uiteindelijke doel van het hoogwaardig handhaven is dat de cliënt de wet- en regelgeving uit zichzelf naleven. Dat kans dat een cliënt zich aan de regels houdt, wordt groter indien de cliënt:

  • -

    goed en tijdig geïnformeerd is over de rechten en plichten in de bijstand;

  • -

    de regels en de controlepraktijk die daaruit voortvloeien accepteert;

  • -

    de pakkans bij overtreding als hoog wordt ervaren;

  • -

    voldoende wordt afgeschrikt door opgelegde en uitgevoerde straffen.

De kunst van het hoogwaardig handhaven is door preventieve en repressieve elementen in samenhang uit te voeren, zodat ze elkaar wederzijds versterken.

Sinds 2001 werkt de gemeente volgens het concept van de Hoogwaardige handhaving. Eerst werd hoogwaardige handhaving toegepast op experimentele basis samen met de gemeente Apeldoorn en Tilburg. Gedurende dit experiment waren de resultaten dermate succesvol dat het rijk middels een stimuleringsmaatregel andere gemeenten wilde stimuleren om een start te maken met het verbeteren van hun handhavingspraktijk door middel van het toepassen van de hoogwaardige handhaving.

Na afronding van het experiment eind 2002 heeft Leeuwarden logischerwijs ook besloten om de bereikte resultaten ter borgen en het toepassen van hoogwaardige handhaving voort te zetten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1   Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begrippen die in deze verordening worden gehanteerd nader verklaard.

Artikel 2   Opdracht aan het college

Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor het adequaat handhaven bij het college. En omschrijft tevens wat daarmee wordt bedoeld, te weten: een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Wet werk en bijstand.

Artikel 3   Doelstelling handhaving

De doelstelling is tweeledig. Enerzijds gaat het om de naleving van wet- en regelgeving, maar anderzijds is het in stand houden van het maatschappelijke draagvlak ook van belang. Immers de geloofwaardigheid van de gemeente is in het geding als er niet adequaat wordt omgegaan met gemeenschapsgelden. 

Artikel 4   Uitgangspunten handhaving

Wanneer er invulling wordt gegeven aan het handhavingsbeleid zal er rekening worden gehouden met de hier vermelde uitgangspunten. Essentieel bij deze uitgangspunten is het gegeven dat er in de WWB nadrukkelijk is aangegeven dat de rechten en plichten twee kanten van dezelfde medaille zijn. Ook de gemeente onderschrijft deze invalshoek. Het recht op uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk van de bijstand te worden. Handhaving en reïntegratie worden meer aan elkaar gekoppeld en ligt het ook een strikte handhaving op de opgelegde verplichtingen voor de hand.

Daarnaast is het ook van belang om te vermelden dat bij het streven naar een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van het bijstandsbeleid er voor wat betreft de inzet van de handhavingsinstrumenten er voortdurend een evenwichtige afweging tussen de uitgangspunten noodzakelijk is.

Artikel 5   Voorlichting

Als cliënten slecht geïnformeerd zijn, kunnen ze een verkeerd verwachtingspatroon opbouwen, met alle risico’s van dien. Er moet worden voorkomen dat fraude voort vloeit uit eigen aannames of onwetendheid van cliënten. Dat kan door de cliënt in een vroegtijdig stadium goed te informeren over hun rechten en plichten en de consequenties van een eventuele misstap. Conform het kader van de hoogwaardige handhaving wordt daar in Leeuwarden invulling aan gegeven door de informatiemap. Alle cliënten krijgen vroegtijdig in het proces een dergelijke map. In deze map wordt in klare taal vermeld wat de rechten en plichten zijn en de gevolgen bij constatering van fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand. Oftewel wat de uitkeringsinstantie van hem of haar verwacht en wat de cliënt omgekeerd van de uitkeringsverstrekker kan verwachten.

Behalve voorgaande vorm van voorlichting is het verstrekken van informatie gericht op doelgroepen ook een belangrijk onderdeel van hoogwaardige handhaving. Immers de cliënt zal zich direct herkennen in die specifieke informatie en het gevoel hebben bij fraude een hoge pakkans te hebben. Deze vorm van voorlichting houdt verband met het hanteren van risicoprofielen.

Artikel 6   Dienstverlening

Onnodige procedurele belemmeringen roepen irritatie op en verminderen daardoor de spontane bereidheid van de cliënt om de wet en regels na te leven. In het kader van de hoogwaardige handhaving zijn daarom de gebruikelijke heronderzoeken en inkomstenbriefjes vervangen door het statusoverzicht en de mutatieformulieren en wordt er geëxperimenteerd met de zogenaamde “event-driven” inlichtingenprocedure in plaats van de traditionele periodieke handelswijze. Als er geen wijzigingen zijn dan is er ook niets aan de hand. Indien er wel een wijziging is dan is dit wel reden voor een rechtmatigheidsonderzoek. Dit verhoogt het gemak van de cliënt, want er worden onnodige organisatorische drempels opgeheven. Let wel de noodzakelijke drempels zoals de poortwachtersfunctie blijven wel voortbestaan.

Artikel 7   Controle op maat

Het snel en gericht detecteren van fraude vindt plaats door middel van de toepassing van toegesneden controle methodieken en –instrumenten, het zogenaamde “controle op maat” systeem. Dit betekent hoe meer risico, hoe intensiever de controle. Deze selectieve vorm van vroegtijdige fraudedetectie vraagt om een werkwijze die onder andere gebruik maakt van administratieve detectie, informatie-uitwisseling, inlichtingenbureau, allerlei bestandvergelijkingen en risicoprofielen.

Artikel 8   Sanctioneren op maat

Wanneer de cliënt niet voldoet aan de inlichtingen verplichting, zoals gesteld in artikel 17 van de wet wordt de bijstand verlaagd overeenkomstig hetgeen in de Maatregelenverordening daarover is opgenomen.

Van belang is om op te merken dat deze verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van verplichtingen en staat dus geheel los van het terugvorderen van de bijstand. Het terugvorderen heeft namelijk betrekking op het in overeenstemming brengen van de bijstand met het “recht op bijstand”.

Artikel 9   Terugvordering

Terugvordering is onder de WWB een bevoegdheid geworden van de gemeente. In artikel 9, eerste lid wordt daarbij aangegeven in welke gevallen de gemeente zal terugvorderen.

In principe worden alle ten onrechte verstrekte uitkeringen teruggevorderd. Uit oogpunt van doelmatigheid en gelet op de individuele omstandigheden zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om in bijzondere situaties geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. In het tweede lid van artikel 9 wordt aangegeven in welke gevallen geen terugvordering zal plaatsvinden.

Aangezien het terugvorderen van de bijstand thans de bevoegdheid is van het college zal in beleidsregels aan een aantal aspecten die betrekking hebben op de terugvordering nadere invulling worden gegeven.

Artikel 10  Verhaal

Doel van deze verordening is ook om het oneigenlijke gebruik van de bijstand terug te dringen. Daarom mag van een cliënt worden verwacht dat deze of in het eigen levensonderhoud voorziet of gebruik maakt van voorliggende voorzieningen. Dit betekent dat een eventuele onderhoudsplichtige van de cliënt een bijdrage zal moeten leveren in het bestaan van de cliënt. Als de cliënt in gebreke blijft voor wat betreft het benutten van deze “voorliggende voorziening” of wanneer het niet lukt om de onderhoudsplichtige daarin te laten voorzien, dan is het de plicht van de gemeente in de plaats van de cliënt te treden en verhaal te zoeken op de onderhoudsplichtige.

Verhaal wordt door de op handen zijnde nieuwe alimentatiewetgeving een stuk beperkter. Het is echter nog niet bekend wanneer de nieuwe alimentatiewetgeving in werking zal treden. De verwachting is dat deze gelijktijdig met de verordening in werking zal treden. Die zekerheid is er echter niet en daarom zullen zolang dat niet het geval is de bepalingen zoals die waren geformuleerd in de Abw blijven gelden. Bij inwerkingtreding van de alimentatiewetgeving komt het eerste lid van artikel 10 te vervallen en zullen de verhaalsmogelijkheden conform artikel 10 tweede lid plaatsvinden. Ook voor wat betreft verhaal kan het college hier altijd van afzien als daar dringende redenen voor zijn.

Artikel 11  Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Onder de Abw had de gemeente de verplichting om proces-verbaal op te maken als het benadelingsbedrag hoger was dan €6000,-.

Onder de WWB zal de aangiftegrens blijven bestaan. Het is echter nog niet duidelijk hoe hoog de aangiftegrens is die het Openbaar Ministerie zal hanteren.

Artikel 12  Uitvoering

Voor de uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere regels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

Het gestelde in het derde lid heeft betrekking op de zogenaamde “hardheidsclausule”. Een dergelijke bepaling wordt in de verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. Toepassen van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.

Artikel 13 behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14  Verantwoording

De raad kan slechts zijn controlerende functie op goede wijze  vormgeven indien beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Het college zal de raad jaarlijks voorzien van informatie over de stand van zaken van het meerjarenbeleidskader Werk en Inkomen. Daarin zal ook de informatie omtrent de uitvoering de handhavingsverordening worden opgenomen.

Artikel 15 behoeft geen nadere toelichting.