Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006

Geldend van 14-07-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2006

Intitulé

Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006

Verordening bodemsanering 2006

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Burgemeester en Wethouders: het bevoegd gezag Wet bodembescherming, zijnde ingevolge artikel 88 Wet bodembescherming (Wbb) Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden;

b. M elding:

  • -

    de melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • -

    de indiening van een nader onderzoek als bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming;

  • -

    de indiening van een saneringsplan als bedoeld in artikel 39 van de Wet bodembescherming;

  • -

    de indiening van een deelsaneringsplan als bedoeld in artikel 40 van de Wet bodembescherming;

  • -

    de indiening van een gefaseerd saneringsplan als bedoeld in artikel 38, vierde lid, van de Wet bodembescherming;

  • -

    de melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel-39, vierde lid, van de Wet bodembescherming;

  • -

    de indiening van een (evaluatie)verslag als bedoeld in artikel 39c-van de Wet bodembescherming; of

  • ·

    de indiening van een nazorgplan als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming.

Artikel 2 Procedure en voorbereiding besluiten

  • 1. Op de voorbereiding van een besluit naar aanleiding van de melding zoals bedoeld in artikel 28 lid 1 Wbb, een besluit tot vaststelling van ernst en spoed (artikel 29 en 37 Wbb), de instemming met een saneringsplan (artikel 39 Wbb), de instemming met een deelsaneringsplan (artikel 40 Wbb), de instemming met een gefaseerd saneringsplan (artikel 38 lid 4 Wbb), de instemming met een (evaluatie)verslag (artikel 39c Wbb) en de instemming met het nazorgplan (artikel 39d Wbb) is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen per besluit beslissen om afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe te passen, indien belanghebbenden daardoor niet in hun belang worden geschaad. In dat geval is de voorbereidingsprocedure als bedoeld in titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 3. Indien Burgemeester en Wethouders toepassing geven aan het tweede lid, vermelden zij dit in de kennisgeving, bedoeld in artikel 28, vijfde lid, van de Wet bodembescherming.

  • 4. Een melding wordt voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een besluit.

Artikel 3 Formulier melding

  • 1. Een melding geschiedt door middel van een door Burgemeester en Wethouders daartoe vastgesteld meldingsformulier.

  • 2. Het meldingsformulier en overige met de melding in te dienen (onderzoeks)gegevens, bescheiden en rapportages worden in drievoud bij Burgemeester en Wethouders ingediend.

Artikel 4 Inhoud saneringsplan

  • 1.

    Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39, eerste lid, Wet bodembescherming aan het saneringsplan worden gesteld, dienen in het saneringsplan de volgende gegevens te worden vermeld:

    • a.

      algemene gegevens:

      • 1.

        het adres, de kadastrale aanduiding (inclusief jaartal) en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

      • 2.

        een kadastrale kaart (inclusief jaartal en noordpijl), waarop het geval van verontreiniging is aangegeven, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het Kadaster is afgegeven;

      • 3.

        een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

      • 4.

        de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, zoals bedoeld in lid 1 onder a.1 van dit artikel, alsmede van de gebruiker daarvan;

      • 5.

        de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

      • 6.

        het huidig en eventueel toekomstig gebruik van de locatie;

      • 7.

        een beschrijving van de bodemkundige opbouw en geohydrologische situatie;

      • 8.

        een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding plaatsvindt;

      • 9.

        een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn;

      • 10.

        een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

      • 11.

        de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken.

      • 12.

        indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater;

      • 13

        de grootte van het totale oppervlak waarbij de interventiewaarde voor grond wordt overschreden;

      • 14

        de grootte van het totale volume waarbij de interventiewaarde voor grond en/of grondwater wordt overschreden;

      • 15

        een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart;

      • 16

        een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval zijn aangegeven de datum waarop met de sanering zal worden begonnen, en de datum waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond;

      • 17

        indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering, alsmede het verzoek om een besluit als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming;

      • 18

        indien slechts een deel van de verontreiniging wordt verplaatst: het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

    • b.

      de te nemen maatregelen:

      • 1.

        een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moeten maken, daaronder begrepen een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

      • 2.

        gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

      • 3.

        indien van toepassing een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot worden gezet, inclusief een tekening waarop de plaats van het depot/de depots staat aangegeven evenals de beschermende voorzieningen;

      • 4.

        gegevens over de bestemming van de overige verontreinigende stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;

      • 5.

        onverminderd het bepaalde in artikel 39 lid 1 sub h van de Wet bodembescherming: een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de grondwatersanering wordt gecontroleerd en hoe over de voortgang wordt gerapporteerd aan Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid van dit artikel achterwege blijven indien:

    • a.

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en

    • c.

      die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

Artikel 5 Melding aanvang sanering en melding wijziging saneringsplan

  • 1. De saneerder doet uiterlijk vijf werkdagen voor de feitelijke uitvoering van een sanering op grond van een saneringsplan waarmee Burgemeester en Wethouders op basis van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming hebben ingestemd, schriftelijk melding van de aanvangsdatum daarvan bij Burgemeester en Wethouders. Deze melding dient te geschieden door middel van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen alle gegevens te worden verstrekt die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens.

Artikel 6 Aanwezigheid saneringsplan

Het saneringsplan, het besluit tot instemming met het saneringsplan alsmede afschriften van eventuele gemelde wijzigingen van saneringsplan zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen gedurende de sanering op de saneringslocatie aanwezig te zijn. Deze documenten dienen op eerste verzoek van personen als bedoeld in artikel 11 van deze verordening te worden getoond.

Artikel 7 (Evaluatie) verslag

Het verslag van de uitvoering van (een fase van) de sanering, zoals bedoeld in artikel 39c Wet bodembescherming, wordt door de saneerder binnen drie maanden na beëindiging van (een fase van) de sanering in tweevoud bij Burgemeester en Wethouders ingediend.

  • 1.

    Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming aan een (evaluatie)verslag worden gesteld, dienen in het (evaluatie)verslag de volgende gegevens te worden vermeld:

    • a.

      het adres, de kadastrale aanduiding (inclusief jaartal) en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    • b.

      een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie voor de uitvoering van de sanering;

    • c.

      de (behaalde) doelstelling van de sanering voor grond en grondwater met een verwijzing naar het goedgekeurde saneringsplan (met rapportnummer);

    • d.

      gegevens over het verloop van de sanering (inclusief datums van de uitvoering);

    • e.

      de ingevolge artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming gemelde en goedgekeurde afwijkingen ten opzichte van het (goedgekeurde) saneringsplan met een beschrijving van de aangetroffen afwijking dan wel een beschrijving van de afgeweken uitvoering van de sanering;

    • f.

      afmetingen en ontgravingen;

    • g.

      de totale oppervlakte en omvang van de gesaneerde grond boven de interventiewaarde;

    • h.

      de totale omvang van gesaneerd grondwater boven de interventiewaarde;

    • i.

      bespreking van de analyseresultaten van de eind-/controlegrondmonsters, depotmonsters, in-en effluentmonsters en monsters uit waarnemingsfilters alsmede een bespreking van de consequenties;

    • j.

      een opgave van de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten van onderzoek en de kosten van sanering. Burgemeester en Wethouders kunnen van deze opgave een specificatie eisen en een onderbouwing met bewijsstukken.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het evaluatieverslag van gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel achterwege blijven indien:

    • a.

      bij de indiening van het evaluatieverslag wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en

    • c.

      die gegevens naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet noodzakelijk zijn

      voor de beoordeling van het evaluatieverslag.

Artikel 8 Beklag

  • 1. Over de uitvoering van deze verordening kan een ieder zijn beklag als bedoeld in artikel 52, tweede lid, onder c van de Wet bodembescherming doen;

  • 2. Het beklag wordt schriftelijk ingediend bij Burgemeester en Wethouders;

  • 3. Burgemeester en Wethouders stellen degene die het beklag indient in de gelegenheid het beklag nader mondeling toe te lichten;

  • 4. Burgemeester en Wethouders beslissen op het beklag binnen acht weken na indiening van het beklag en geven daarbij aan welke gevolgen zij daaraan zullen verbinden. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken verlengd worden.

Artikel 9 Toezicht en Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Burgemeester en Wethouders aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 10 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Op saneringsplannen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijft de verordening van toepassing zoals deze gold voor dit tijdstip.

  • 2. Op een sanering of een fase van een sanering als bedoeld in artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor het tijdstip van inwerkingtreding zijn de artikelen 5, 6 en 7 niet van toepassing. Op deze gevallen blijft de verordening van toepassing zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening bodemsanering gemeente Leiden 2006.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2006, zijnde de dag waarop de wijziging van de Wet bodembescherming in werking is getreden.