Regeling vervallen per 31-12-2011

Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk Leiden 2006

Geldend van 31-12-2011 t/m 30-12-2011

Intitulé

Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk Leiden 2006

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:

a. Burgemeester en Wethouders: het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden;

b. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 4 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;

c. peuterspeelzaal: een ruimtelijke voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;

d. beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO, en die beschikt over voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificaties;

e. begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen in een peuterspeelzaal;

f. houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een peuterspeelzaal exploiteert;

g. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm.

Artikel 2 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, een peuterspeelzaal open te stellen of te houden.

Artikel 3 Aanvraag voor een vergunning

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2 dient te worden ingediend door de (toekomstige) houder van de peuterspeelzaal, en wel minstens dertien weken voor de datum van de voorgenomen openstelling.

  • 2.

    Bij deze aanvraag moeten worden overgelegd:

    • -

      een opgave van openingstijden van de peuterspeelzaal;

    • -

      een opgave van het aantal groepen en de beoogde groepsgrootte;

    • -

      een opgave van het ambitieniveau, conform artikel 4;

    • -

      de gebruiksvergunning zoals genoemd in artikel 6.1.1. lid 1f van de Bouwverordening 1993, dan wel een kopiebrief van aanmelding bij de Brandweer als nieuwe peuterspeelzaal.

Voor peuterspeelzalen die niet door de Stichting Peuterspeelzalen Leiden e.o. worden geëxploiteerd moeten tevens worden overgelegd:

  • -

    statuten en/of reglementen of oprichtingsakten;

  • -

    een opgave van naam, adres en telefoonnummer van een contactpersoon en in geval van een rechtspersoon een opgave van de samenstelling van het bestuur;

  • -

    een op schaal 1:100 vervaardigde tekening en een omschrijving van de ligging en de indeling van de peuterspeelzaal;

  • -

    de na(a)m(en) van de beroepskracht(en) en begeleider(s);

  • -

    een afschrift van de diploma’s van de beroepskrachten;

  • -

    een afschrift van de door de aanvrager afgesloten aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering.

Artikel 4 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk

De houder geeft bij de aanvraag of ten behoeve van de verlenging van de vergunning aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende niveaus worden onderscheiden:

  • a.

    ambitieniveau 0: spelen en ontmoeten;

  • b.

    ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren;

  • c.

    ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen.

Artikel 5 Verlening, weigering en ontheffing

  • 1. Burgemeester en Wethouders verlenen de vergunning wanneer geheel aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen is voldaan.

  • 2. In afwijking van lid 1 zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de op in artikel 12, lid 2 gebaseerde nadere regels en van de voorschriften in artikel 18.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 7 Termijnen

  • 1. Burgemeester en Wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 8 Aanhouding

  • 1. Burgemeester en Wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 nemen Burgemeester en Wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 7 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 7 bedoelde termijnen.

Artikel 9 Duur van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vier jaar.

Artikel 10 Verplichtingen van de houder

  • 1. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan Burgemeester en Wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met het peuterspeelzaalwerk van belang worden geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan Burgemeester en Wethouders.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in peuterspeelzaal op te hangen.

Artikel 11 Intrekken of wijzigen van vergunning of ontheffing

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een peuterspeelzaal gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

2 KWALITEITSREGELS

Artikel 12 Nadere regels

  • 1. De peuterspeelzaal dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben.

  • 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen waaraan de peuterspeelzaal, de houder en de in peuterspeelzaal werkzame beroepskrachten en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de peuterspeelzaal voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor het peuterspeelzaalwerk en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan beroepskrachten en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in de peuterspeelzaal.

Artikel 13 Invloed van beroepskrachten en begeleiders op het beleid van de houder

De houder zorgt ervoor dat de invloed van beroepskrachten en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers

Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder/verzorger.

De houder informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:

  • a.

    de plaatsingsprocedure en dienstverlening;

  • b.

    het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 4;

  • c.

    het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang met kinderen is beschreven;

  • d.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • e.

    de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal;

  • f.

    de wijze waarop klachten worden behandeld.

Artikel 15 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

De houder moet ten behoeve van in de peuterspeelzaal aanwezige beroepskrachten, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Artikel 16 Groepsgrootte en aantallen beroepskrachten

  • 1. De groepsgrootte bedraagt maximaal 20 kinderen.

  • 2. Bij een groepsgrootte tot 16 kinderen bestaat de leiding uit ten minste een beroepskracht en een begeleider.

  • 3. Bij een groepsgrootte van ten minste 16 kinderen en ten hoogste 20 kinderen bestaat de leiding uit twee beroepskrachten.

Artikel 17 Verblijfsruimte

  • 1. Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind minimaal drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter netto per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1. Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te laten vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Artikel 19 Verklaring omtrent het gedrag

  • 1. Personen die als beroepskracht of begeleider werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële gegevens.

  • 2. De verklaring genoemd onder het eerste lid wordt aan de houder overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overlegd niet ouder dan twee maanden.

  • 3. Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Controle

Burgemeester en Wethouders controleren ten minste een maal per drie jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 21 Toezicht en opsporing

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2. De opsporing van de in dit kader in het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door Burgemeester en Wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 4. De toezichthouders zijn bevoegd inlichtingen te vorderen en zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen.

Artikel 22 Overgangsbepaling

  • 1. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van peuterspeelzalen te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

  • 2. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Verordening kinderopvang Leiden van 1997 blijven nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 4. Beroepskrachten en begeleiders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, leggen aan de houder binnen negen weken na de inwerkingtreding een verklaring omtrent het gedrag over.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006;

  • 2. De verordening Kinderopvang Leiden, vastgesteld op 4 februari 1997, nr. 96.0161 wordt ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk Leiden 2006.