Regeling vervallen per 01-01-2012

Nadere regels op grond van artikel 5 lid 3 van de Telecommunicatieverordening, ten behoeve van het instemmingsbesluit

Geldend van 25-01-2004 t/m 31-12-2011

Intitulé

Nadere regels op grond van artikel 5 lid 3 van de Telecommunicatieverordening, ten behoeve van het instemmingsbesluit

Nadere regels op grond van artikel 5 lid 3 van de Telecommunicatieverordening, ten behoeve van het instemmingsbesluit

Datum: 7 oktober ’02

TRACE AANVRAAG

  • 1.

    Bij kruisingen van wegen, of andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen, kan de gemeente het aanbrengen van mantelbuizen, het maken van doorpersingen of boringen verlangen.

  • 2.

    Het openbreken c.q. zagen van asfaltverhardingen is niet toegestaan.

  • 3.

    Het is niet toegestaan om kabels binnen de kroonprojectie van bomen te leggen.

  • 4.

    De tracé aanvraag dient voorzien te zijn van tekeningen schaal 1:500 in 3-voud.

  • 5.

    Graafwerkzaamheden mogen niet tijdens vorst worden uitgevoerd. Bij naderende vorst is voor graafwerkzaamheden mondeling instemming van de Afdeling Beheer en Bedrijfsvoering nodig. Er mag geen sneeuw worden verwerkt in de sleuf.

  • 6.

    De maximale lengte van de openliggende sleuf mag niet meer dan 200 m1 bedragen, terwijl voor markt en winkelgebieden een lengte van 100 m1 geldt.

  • 7.

    Het marktgebied mag niet open liggen op marktdagen, in winkel- en bedrijvengebieden dient een eenmaal gegraven sleuf binnen 48 uur te worden gedicht. Voor overige gebieden geldt dat sleuven binnen 120 uur dienen te worden gedicht.

AANSPRAKELIJKHEID

  • 1.

    De werkzaamheden moeten zodanig worden uitgevoerd dat de belangen van de gemeente en derden niet worden geschaad. De opdrachtgever is aansprakelijk voor alle schade aan werken en/of eigendommen van de gemeente en derden, welke het gevolg is van het gebruik maken van de rechten of bevoegdheden die aan het instemmingsbesluit worden ontleend. De schade wordt hersteld door of namens de Afdeling Beheer en Bedrijfsvoering voor rekening van de opdrachtgever. Indien herstel niet mogelijk is, geschiedt de vergoeding van de beschadigde objecten op basis van vervangingswaarde. De opdrachtgever vrijwaart de gemeente voor alle vorderingen tot schadevergoeding, welke derden tot haar mochten instellen in verband met hetgeen krachtens de instemming is of wordt verricht, tenzij schade is ontstaan door, of voortspruit uit schuld aan de zijde van de gemeente.

  • 2.

    Daarnaast is de opdrachtgever aansprakelijk voor alle schade die voortkomen uit werkzaamheden die strijdig zijn met het instemmingsbesluit.

  • 3.

    De opdrachtgever dient aangesloten te zijn bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC).

  • 4.

    Kabels dienen op een diepte van minimaal 70 cm onder het maaiveld te worden gelegd. Schade die aan kabels ontstaat omdat deze niet op de juiste diepte liggen, is voor rekening van opdrachtgever.

  • 5.

    Bij het ontstaan van onveilige situaties kan het werk, afhankelijk van de ernst van de situatie, direct worden stil gelegd door een daartoe bevoegd ambtenaar. Schade die hieruit ontstaat is voor rekening van de opdrachtgever.

  • 6.

    Het is verboden zonder overleg en schriftelijke instemming van de afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer een ander tracé te kiezen dan is aangegeven in het instemmingsbesluit. Indien geen toestemming is verleend zijn de kosten voor het verwijderen en omleggen van de kabels en eventueel voortvloeiende schade voor rekening van de opdrachtgever.

BANKGARANTIE

Tot zekerheid van de voldoening van eventuele vorderingen welke ten gevolge van het uitvoeren van de werkzaamheden, c.q. het opbreken van de weg, kunnen ontstaan kan de gemeente vragen om een bankgarantie ter nader te bepalen grootte.

De bankgarantie/borgsom dient te worden gehandhaafd totdat de gemeente van oordeel is dat daaraan geen behoefte meer bestaat, hetgeen blijkt uit een schriftelijke mededeling daaromtrent van de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer aan de opdrachtgever van het werk.

BEHEER KABELS

  • 1.

    De te leggen kabels dienen in stedelijk gebied om de 2 meter en in niet stedelijk gebied om de 5 meter van merkbanden te zijn voorzien.

  • 2.

    Kabels welke overbodig of niet langer in gebruik zijn dienen te worden verwijderd. Het herstel van de verharding etc. zal volgens de in deze overeenkomst genoemde procedure geschieden.

  • 3.

    De kabels dienen ten genoegen van of namens de afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer te worden onderhouden.

OMWONENDEN

  • 1.

    Omwonenden dienen door de opdrachtgever door middel van een voorlichtingsbrief ruim voor de aanvang van de werkzaamheden te worden geïnformeerd met betrekking tot de aard en de duur van de werkzaamheden. Een kopie van dit schrijven dient voor de aanvang van de werkzaamheden in het bezit van de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer te zijn.

  • 2.

    Overlast voor omwonenden dient tot een minimum te worden beperkt. Woningen, winkels etc. dienen eventueel door plankiers bereikbaar te blijven.

VERKEERSBELOOP EN -VERKEERSVEILIGHEID

  • 1.

    Het afsluiten van voet- en fietspaden en rijbanen alsmede het plaatsen van omleidingen is niet toegestaan. Minimaal 7 werkdagen voor de aanvang van de benodigde afsluiting c.q. omleiding dient u dit aan te vragen bij de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer. Voor wat betreft hoofdroutes en het centrumgebied geldt hiervoor een termijn van minimaal 15 werkdagen. De benodigde bebakening, en bebording zal worden verzorgd door de Afdeling Wegbebakening van de Dienst Milieu en Beheer. De kosten hiervan zullen voor rekening van de opdrachtgever komen.

  • 2.

    Voor de veiligheid van de weggebruikers moeten zonodig waarschuwingsborden, afzethekken, geleidebakens en afzetkegels rond de sleuf worden geplaatst. Indien 's avonds sleuven open blijven liggen dient, van het tijdstip van de beëindiging van de werkzaamheden tot een half uur na zonsopgang, de zichtbaarheid van de afzetting gewaarborgd te zijn. Een en ander zoals vermeld in de publicaties 96b van de CROW en artikel 5 van de WVW.

VOORSCHRIFTEN BRANDWEER

  • 1.

    In verband met brandweervoertuigen dient een vrije doorrijdbreedte van minimaal 3,50 meter en een vrije doorrijdhoogte van 4,20 meter te allen tijden beschikbaar te zijn. Indien er sprake is van luifels, uithangborden etc lager dan 4,20 meter kan de breedte van deze objecten niet tot vrije doorrijdbreedte worden gerekend.

  • 2.

    Brandkranen moeten zichtbaar blijven en moeten in een straal van 1 meter, rondom worden vrijgehouden.

  • 3.

    Toegang tot belendende percelen mag niet worden geblokkeerd.

  • 4.

    Gewone uitgangen en nooduitgangen van o.a. bioscopen, ziekenhuizen, cafés etc. moeten worden vrijgehouden. De vrijde doorgang dient te allen tijde te zijn gegarandeerd over de volle breedte van de uitgangen en nooduitgangen.

VERBODSBEPALING

Ondergraven van de verharding en haar onderbed is verboden. Verhardingen en onderbedden dienen steeds over minstens de volle lengte en breedte van de ontgraving te worden opengebroken.

WERKONDERBREKEING TEN GEVOLGE VAN VAKANTIE, FEESTDAGEN, VORSTVERLET ETC.

De opdrachtgever dient het werkterrein en/of de openbare weg tijdens een werkonderbreking te ontruimen. Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan zal van gemeentewege tot ontruiming worden overgegaan. De kosten hiervan komen voor rekening van de opdrachtgever.

WERKBONNEN

Minimaal 2 dagen voor de start van de werkzaamheden dient bij de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer, buro Bedrijfsvoering een werkbon te worden opgehaald. Deze werkbon dient te allen tijde op het werk aanwezig te zijn. Werken waar geen werkbon aanwezig is, zullen van gemeentewege worden stilgelegd.

Voordat met het werk gestart wordt dient het tracé ter plaatse aangegeven te zijn in overleg met de toezichthouder van de gemeente.

CALAMITEITEN

In geval van calamiteiten waarbij melding vooraf niet mogelijk is, dient de opdrachtgever dit alsnog zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 24 uur aan de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer te melden. In geval van een calamiteit op vrijdagmiddag wordt het termijn van 24 uur verlengd tot de maandag daarop volgend.

TECHNISCHE BEPALINGEN M.B.T. UITVOERING EN HERSTEL:

DIEPTELIGGING KABELS

1.De gelegde kabels dienen, vanaf de onderzijde van de verharding gemeten, een minimale dekking van 0,70 m te hebben, terwijl huis- en/of rioolaansluitingen onderlangs moeten worden gepasseerd.

AANVULLEN EN VERDICHTEN SLEUVEN

  • 1.

    In de gevallen dat door de ontgraving bestratingzand vrijkomt, dient dit apart te worden gehouden ten behoeve van de aanvulling van de sleuf; tenzij anders is overeengekomen mag vrijgekomen puin in geen geval opnieuw voor de aanvulling worden gebruikt en moet worden afgevoerd.

  • 2.

    Sleuven ter plaatse van verhardingen moeten met zand worden aangevuld; eventueel hieruit komende grond en overtollig zand moet worden afgevoerd.

  • 3.

    Het aanstampen van zandaanvullingen van de sleuven dient deugdelijk te worden uitgevoerd in lagen van ten hoogst 0,35 m dikte. Het stampen dient zo mogelijk mechanisch te geschieden; waar dit in verband met de aanwezigheid van huisrioleringen, leidingen of anderszins niet mogelijk is, moet het aanstampen met de hand worden uitgevoerd. Indien de ambtenaar van de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer dit nodigt acht, kan hij van de opdrachtgever een verdichting van de sleuf door middel van inwatering eisen.

  • 4.

    De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichten niet meer dan 3% afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid, zoals deze op korte afstand naast de sleuf wordt aangetroffen.

  • 5.

    Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, moet de verdichtingsgraad ten minste:

    • -

      98% bedragen voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op klei-ondergrond

    • -

      97% bedragen voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op klei-ondergrond

    • -

      96% bedragen voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.

De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag geschieden met behulp van een handsondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een, voor de te verdichten sleufaanvulling, representatief proefvak.

  • 6.

    In de omgeving van bomen dient de grond gescheiden te worden uitgegraven en teruggebracht in de sleuf.

  • 7.

    Teelaarde en zand dienen elk gescheiden te worden ontgraven van overige grondsoorten. Bij het aanvullen van de sleuven dienen de grondsoorten te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen. De dikte van de teelaarde- en zandlagen dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten.

  • 8.

    Grond, die in aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 m, mag na verdichten een conuswaarde hebben van maximaal 2,0 N/mm2.

  • 9.

    Bij verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbederf optreden.

  • 10.

    Teelaarde dient niet te worden verdicht.

VERHARDINGEN

  • 1.

    De door of namens de afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer gegeven aanwijzingen dienen nauwkeurig te worden nageleefd.

  • 2.

    Het straatwerk dient na voltooiing door of namens de opdrachtgever te worden dichtgeblokt. Voor tegelverhardingen geldt dat deze ondersteboven moeten worden gelegd. De Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer zorgt daarna voor het definitieve herstel van de verharding, tegen een, aan de opdrachtgever door te berekenen, geldend tarief. De te herstellen hoeveelheden zullen op de werkbon worden vermeld.

  • 3.

    Indien, met het oog op de belangen van het verkeer of van omwonenden wenselijk is, dient de verharding direct te worden gevlakt.

  • 4.

    Verhardingen welke op vrijdagen na 12.00 uur worden opengebroken dienen door of namens opdrachtgever diezelfde dag te worden gevlakt.

  • 5.

    Indien een tracé gewenst is in een straat die minder dan 1 jaar geleden her-/gestraat is en er geen ander tracé mogelijk of gewenst wordt, dan wordt de gehele verhardingsbreedte bij de opdrachtgever in rekening gebracht.

  • 6.

    Als na aanvulling en verdichting de grondslag te hoog blijkt, moet deze op de juiste hoogte worden aangebracht en dient de overtollige grond te worden afgevoerd.

  • 7.

    Van de aanvang en de beëindiging van de uitvoering van de werkzaamheden, moet tijdig worden kennis gegeven aan de afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer.

OPENBAAR GROEN

  • 1.

    In bermen langs rijbanen is de afstand tot de zijkant van de verharding ten minste gelijk aan de diepteligging, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 2.

    Boomwortels met een dikte van meer dan 2 cm niet worden doorgestoken, (zie ook punt 3 onder het hoofdstuk Tracé aanvraag) ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging.

  • 3.

    In de omgeving van bomen dient de grond gescheiden te worden ontgraven.

  • 4.

    Bij werkzaamheden in de nabijheid van bomen dient te allen tijde stambescherming aangebracht te worden. Materialen en andere objecten mogen niet onder de kroonprojectie van bomen geplaatst worden. Er mogen geen werkzaamheden met groot materieel onder de kroonprojectie plaatsvinden.

  • 5.

    Heesterbeplantingen moeten, voorafgaand aan de werkzaamheden ter breedte van de werkstrook worden afgezet, of indien mogelijk worden gerooid en ingekuild. Al het afkomende materiaal dient te worden afgevoerd. Na het uitvullen van de sleuf moet de grondslag worden geëgaliseerd.

  • 6.

    Gazon, beplanting, bermen en overig meubilair welke zijn verwijderd zullen door de Afdeling Beleid, Ontwerp en Beheer op kosten van de opdrachtgever worden teruggeplaatst, c.q. worden vervangen.

  • 7.

    Pin en dergelijke welke bij de werkzaamheden vrij komen dienen op kosten van de opdrachtgever te worden afgevoerd.

  • 8.

    Afrekening zal plaatsvinden op basis van geldende tarieven, c.q. gemaakte kosten.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen van toepassing is.