Verordening op wegen, lanen, straten, enz. En wateringen en sloten

Geldend van 07-01-1995 t/m heden

Intitulé

Verordening op wegen, lanen, straten, enz. En wateringen en sloten

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op:

  • a.

    alle wegen, lanen, paden, straten, kaden, pleinen, hofjes, stegen, sloppen of poorten en gangen, benevens de daarin gelegen of daartoe behorende bruggen en andere kunstwerken, door zover die bijzonder eigendom zijn, en, zonder verhindering door of vanwege rechtheb-benden, voor het publiek verkeer open staan;

  • b.

    alle wateringen en sloten, en de riolen ter vervanging daarvan gemaakt, benevens de daartoe behorende sluizen, duikers, buizen, toegangskokers en dergelijke werken, voor zover die bijzonder eigendom zijn.

Artikel 2

De eigenaren zijn verplicht de in artikel 1 genoemde eigendommen in goede staat te onderhouden.

Als eigenaren in de zin van dit en de volgende artikelen worden beschouwd zij, die als zodanig bij het kadaster bekend zijn.

Artikel 3

Tot het onderhoud van de in artikel 1a genoemde eigendommen behoort:

dat alle sporen, slinken en gaten worden gedicht en alle oneffenheden worden geslecht;

dat de kanten van wegen, lanen, paden en dergelijke worden opgemaakt en, zo nodig, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, worden bevestigd met kleizoden;

dat, zo daarin kolken of riolen liggen, deze worden hersteld en schoongemaakt en de riolen gangbaar worden gehouden;

dat, zo zij met keien of met klinkers zijn geplaveid, dit plaveisel wordt hersteld en in goede staat wordt gehouden;

dat de straten worden gehouden op de hoogte, daarvoor bij de aanleg krachtens artikel 1 der verordening van 12 october 1905 "op het bouwen en slopen", door de gemeenteraad bepaald.

Tot het onderhoud der in artikel 1b genoemde eigendommen behoort dat de kanten in gelijke helling worden opgemaakt en van alle aan- of uitwas worden gezuiverd.

Tot het onderhoud der kunstwerken behoort dat zij als zodanig in goede staat worden gehouden.

Artikel 3a

Onverminderd het bepaalde bij artikel 2 zijn de eigenaren van in artikel 1 sub a genoemde eigendommen verplicht te zorgen dat zich daarop of op daarlangs gelegen, hun toebehorende bermen, geen vuilnis, afval, mest, boomtakken, verzameling van bladeren of onreine stoffen bevinden

2

Artikel 4

De eigenaren van in artikel 1a genoemde eigendommen, ten aanzien waarvan de raad heeft gelast dat die moeten worden opgehoogd of van kolken en riolen moeten worden voorzien zijn verplicht die werken op aanzegging van burgemeester en wethouders uit te voeren op zodanige wijze als deze bepalen.

Tot ophoging moet van zuiver duinzand en grind gebruik worden gemaakt, tenzij burgemeester en wethouders tot het gebruik van andere grondstoffen vergunning hebben verleend.

De kolken en riolen moeten van ondoordringbaar materiaal worden gemaakt; hun afmetingen worden door burgemeester en wethouders bepaald.

Artikel 5

De eigenaren van in artikel 1a genoemde eigendommen, ten aanzien waarvan de raad heeft gelast dat die geheel of gedeeltelijk moeten worden hard gemaakt of met straatkeien of met klinkers moeten worden geplaveid, zijn verplicht die eigendommen op aanzegging van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk hard te maken of te plaveien op zodanige wijze als deze bepalen.

Artikel 5a

Aan aanzeggingen, als bedoeld in de artikelen 4 en 5 moet worden voldaan binnen een bij de aanzegging door burgemeester en wethouders te bepalen termijn, voorzover althans niet voor afloop daarvan overdracht aan de gemeente kosteloos en om niet heeft plaats gehad, overeen-komstig de door de raad te stellen voorwaarden.

Artikel 6

De eigenaren van in artikel 1a genoemde eigendommen, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders de last hebben gegeven dat die voorzien moeten worden van lantaarns tot verlichting tussen zonsonder- en opgang, of dat het aantal der aanwezige lantaarns vermeerderd moet wor-den, zijn verplicht op de bij de last aangewezen plaatsen en binnen de daarbij bepaalde termijn lantaarns aan te brengen.

Zij zijn verplicht die lantaarns te herstellen en in goede orde te houden en die helder brandende te hebben op de uren gedurende welke de gemeentelijke straatverlichting, volgens de daarvoor bestaande regeling, behoort ontstoken te zijn.

Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen om een of meer bij de vergunning aangewezen lantaarns vroeger te doven.

Artikel 7

[Vervallen.]

Artikel 8

De eigenaren van de in artikel 1b genoemde eigendommen zijn verplicht te zorgen dat deze gezuiverd zijn van drijvend vuil, slijk of modder.

3

Artikel 9

Het is verboden een nieuwe watering of sloot te graven zonder daarvan vooraf kennis te hebben gegeven aan burgemeester en wethouders.

Artikel 10

Het is verboden een sloot te dempen, te verkorten, af te dammen, te versmallen of ondieper te maken, tenzij met vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 11

Het is verboden, tenzij met vergunning van burgemeester en wethouders, over wateringen of sloten bruggen te leggen, te verleggen, of enige uit- of overbouwing te maken.

Artikel 12

Wanneer burgemeester en wethouders, na ingewonnen met redenen omkleed advies van een commissie, bestaande uit de directeur der gemeentewerken en twee stadsgeneesheren, waterin-gen of sloten schadelijk voor de openbare gezondheid oordelen, stellen zij onder overlegging van het advies der commissie, aan de raad voor de eigenaren te gelasten die wateringen of sloten te overdekken of te dempen en, tenzij burgemeester en wethouders verklaren dat dit niet vereist wordt, door een riool te vervangen.

De eigenaren van sloten en wateringen, waarvan de raad de overdekking of demping, hetzij met, hetzij zonder vervanging door een riool heeft gelast, zijn verplicht op aanzegging van burgemeester en wethouders aan die last te voldoen op de door burgemeester en wethouders te bepalen wijze en binnen de door dezen te bepalen termijn.

Artikel 13

Wanneer burgemeester en wethouders het aanbrengen van toegangskokers met afneembare deksels aan riolen hebben gelast, zijn de eigenaren verplicht die riolen van toegangskokers met afneembare deksels te voorzien op zodanige wijze en binnen zodanige termijn als bij de last is bepaald.

Artikel 14

Tot het nakomen van de verplichtingen, in deze verordening opgelegd, zijn, ingeval de verplichting rust op een rechtspersoon of op een persoon, die niet tot handelen bevoegd is, de bestuurders van de rechtspersoon of de wettelijke vertegenwoordiger van de tot handelen onbevoegde gehouden.

Artikel 15

In geval enige verplichting krachtens deze verordening rust op meer personen te zamen en een of meer dezer in de naleving daarvan nalatig is of zijn, kunnen de anderen zich van hun verplichting

4

ontslaan door betaling aan de gemeente van hun aandeel in de kosten van het werk, door burgemeester en wethouders te begroten.

Artikel 16

Zij, aan wie krachtens deze verordening enige verplichting is opgelegd, kunnen die verplichting, tegen betaling van een telkens door burgemeester en wethouders te bepalen som aan de gemeente overdragen.

Artikel 17

Onverminderd het bepaalde in artikel 18 worden twee maal 's jaars en wel in de maanden april en october de in artikel 1 genoemde eigendommen en werken geschouwd door een of meer van de ambtenaren, die belast zijn met het opsporen der overtredingen van de bepalingen dezer verordening.

Van deze schouw wordt ten minste acht dagen te voren kennisgeving gedaan in een alhier verschijnend dagblad, en zo dit door burgemeester en wethouders nodig wordt geacht, ook door aanplakking in de nabijheid der plaatsen, waar de schouw zal geschieden.

Artikel 18

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te allen tijde, wanneer zij het nodig achten, een schouw te doen plaats hebben.

Zij geven daarvan ten minste vijf dagen te voren schriftelijk kennis aan hen, die ten deze tot naleving der verordening verplicht zijn.

Artikel 19

Van de processen-verbaal bij de in de artikelen 17 en 18 bedoelde schouwen door de daarmede belaste ambtenaren opgemaakt, wordt door burgemeester en wethouders binnen acht dagen aan de betrokken eigenaren kennis gegeven, onder aanduiding der gebreken die herstel behoeven, benevens opgave van de dag waarop dit moet geschied zijn en een tweede of naschouw zal worden gehouden.

Tussen schouw en naschouw moet ten minste acht dagen verlopen.

Artikel 20

In geval de eigenaren niet bekend zijn of geen bekend verblijf hebben, worden de kennisgevingen, aan de eigenaren krachtens deze verordening te richten, en een alhier verschijnend dagblad openbaar gemaakt.

Artikel 21

Niemand zal van een vergunning, krachtens deze verordening verleend, gebruik mogen maken, dan met nakoming van de daaraan verbonden voorwaarden en bepalingen.

Het niet nakomen van die voorwaarden en bepalingen doet de vergunning, onverminderd de strafbepaling van artikel 24, alle kracht verliezen.

5

Artikel 22

[Vervallen.]

Artikel 23

Met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn - behalve de opsporingsamb-tenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering - belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. In de aanwijzingsbesluiten wordt telkens aangegeven voor welke artikelen de last geldt.

Artikel 24

Strafbepaling

De overtreding van de artikelen 2, 8, 9, 10, 11 en 13 wordt zo die bij de eerste schouw blijkt, gestraft met een geldboete van ten hoogste vijf gulden, en zo die bij de tweede of naschouw blijkt, gestraft met hechtenis, van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

De overtreding van art. 3a wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijf gulden, die van de artt. 4, 5, 5a, 6 en 12 lid 2, met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

6