Regeling vervallen per 01-01-2020

Leidse beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Geldend van 15-07-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

Leidse beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Leidse beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

 

Burgemeester en wethouders van Leiden

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

Gelet op de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011;

besluiten:

de Leidse beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vast te stellen.

 

HOOFDSTUK 1 Algemeen

 

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) gestelde regelgeving of overtreding van de bij Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011 gestelde regelgeving.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    herstelsanctie;

  • b.

    bestraffende sanctie.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wko en alle aanverwante regelgeving en in de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011.

  • 2.

    In deze Leidse beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 3.

    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd worden per domein de kwaliteitseisen en de daaraan gekoppelde prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete weergegeven.

 

 

HOOFDSTUK 2 Herstellend traject

 

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvangvoorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang of peuterspeelzaal) niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving of niet voldoet aan één of meer van de kwaliteitseisen van de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011, kan het college een herstellend traject starten. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

 

 

  • 2.

    Bij het uitvoeren van een herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang of het register peuterspeelzalen.

 

  • 3.

    Het college kan besluiten om aan het handhavingstraject een waarschuwing vooraf te laten gaan, een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

 

  • 4.

    De hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de overtreden kwaliteitseis. De prioritering is vastgelegd in het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Per prioritering gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: 2 weken tot maximaal 2 maanden;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: 2 maanden tot maximaal 6 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: 6 maanden tot maximaal 1 jaar.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Artikel 5

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    a. Het college legt een bestuurlijke boete op bij een herhaling van overtredingen van de eisen die bij of krachtens de Wko aan de Verklaring Omtrent Gedrag gesteld  zijn;

    b. Er wordt geen bestuurlijke boete opgelegd indien tussen de constatering van de overtredingen meer dan drie jaar verstreken is;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 1 kan het college besluiten om een bestuurlijke boete op te leggen bij:

  • a.

    alle geconstateerde overtredingen van kwaliteitseisen met de prioriteiten hoog en gemiddeld zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

  • b.

    overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid van de Wko wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    a. In afwijking van het vorige lid geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag met 0,5 kan worden vermenigvuldigd;

    b. In afwijking van het bepaald in lid 2 sub a geldt deze vermenigvuldiging met 0,5 niet indien een kwaliteitseis specifiek alleen aan een gastouder gesteld is.

 

Artikel 8 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de houder van een kinderopvangvoorziening aannemelijk maakt dat boeteoplegging volgens deze beleidsregels onevenredig is op grond van:

  • a.

    de ernst van de overtreding;

  • b.

    de mate van verwijtbaarheid;

  • c.

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan;

  • d.

    de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

 

Artikel 9 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

 

HOOFDSTUK 3 Overige bepalingen

 

Artikel 10 bedrijfsbeëindiging

Indien niet of niet meer wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de te registreren voorzieningen zal de registratie worden verwijderd uit het register kinderopvang danwel peuterspeelzaalwerk.

 

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking vanaf de dag na bekendmaking.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen 2015”.

TOELICHTING

 

 

Algemene toelichting

Houders van kinderopvangvoorzieningen (kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen) zijn zelf verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van hun voorziening. De kwaliteitseisen waaraan zij moeten voldoen zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en hieruit voortvloeiende regelgeving, aangevuld met de lokale verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang. Het toezicht wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door de GGD Hollands Midden. De gemeente treedt naar aanleiding van de bevindingen van de toezichthouder waar nodig handhavend op. Handhaving is geen doel op zich, maar een instrument om het gewenste resultaat te bereiken, te weten veilige, kwalitatief hoogwaardige kinderopvangvoorzieningen. Het verwachte resultaat van de handhaving is beter naleefgedrag van de betrokken houders. Om dit resultaat te bereiken wordt in beginsel gehandhaafd door middel van herstellende trajecten. Slechts in specifieke gevallen worden daarnaast bestraffende trajecten ingezet.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

HOOFDSTUK 1 Algemeen

 

Artikel 1 Toepassing

Bij de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011 heeft de raad aanvullend op de landelijke regelgeving voorwaarden gesteld aan het aantal vierkante meters binnen- én buitenruimte dat per kind beschikbaar en passend ingericht moet zijn voor het peuterspeelzaalwerk.

 

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving die de gemeente tot haar beschikkling heeft benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. Er wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzalen moeten voldoen staan in de Wko en de daaronder hangende regelgeving. De kwaliteitseisen waaraan Leidse peuterspeelzalen moeten voldoen op het gebied van ruimte en inrichting staan daarnaast in de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011.

De toezichthouder onderzoekt of aan deze kwaliteitseisen voldaan wordt. Een opsomming van de uitgewerkte kwaliteitseisen is terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte inspectierapporten.

HOOFDSTUK 2 Herstellend traject

 

Artikel 4 Herstelsancties

4.1 Bij een herstellend traject wordt in beginsel de volgorde gehanteerd zoals vastgelegd in artikel 4 tweede lid. Dus eerst een aanwijzing, indien dit onvoldoende effect heeft een last en uitschrijving uit het register is het ultieme instrument.

4.2 Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kinderopvangvoorziening bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

 

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen de houder binnen de gestelde termijn dient te nemen. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis en kan afgeleid worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan zal de handhaver bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een nader onderzoek. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

 

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

 

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

 

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.

 

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

De hoogte van de last onder dwangsom wordt in beginsel als volgt bepaald. De last wordt gebaseerd op de boetebedragen in het afwegingsoverzicht uit de bijlage. Deze boetebedragen zijn gebaseerd op de ernst van de overtreding. Bij het definitief vaststellen van de last onder dwangsom houdt het college rekening met eventuele omstandigheden die kunnen leiden tot matiging of verzwaring.

 

Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • a.

    zolang de houder een bevel, een aanwijzing of een last onder dwangsom niet opvolgt of het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • b.

    als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

 

Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

  • a.

    indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

  • b.

    indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • c.

    indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete en/of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Los van deze handhavende instrumenten die het college tot haar beschikking heeft, heeft de toezichthouder op grond van de Wko de bevoegdheid om een schriftelijk bevel op te leggen indien hij oordeelt dat de kwaliteit van een voorziening van kinderopvang zodanig tekort schiet dat het nemen van maartregelen geen uitstel kan lijden (artikel 1.65, lid 3).

 

4.3 Indien het advies van de toezichthouder, de zienswijze van de houder, de recidive en de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geven kan het college besluiten om handhaving te matigen of verzwaard in te zetten.  

 

4.4 In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn 14 dagen tot maximaal 2 maanden bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 tot 6 maanden of 6 maanden tot 1 jaar.

 

 

HOOFDSTUK 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko). 

 

Artikel 5

De Wko bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen kan via de subsidie ingegrepen worden.

Deze uitsluiting betreft slechts het bestraffende traject.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kán leggen, maar daartoe niet verplicht is. Leiden kiest in beginsel voor de inzet van een herstellend traject en zal de bestuurlijke boete slechts in de bepaalde gevallen inzetten.

 

 6.1.a Het college vindt het tijdig in bezit hebben van een voor de functie afgegeven Verklaring Omtrent Gedrag van groot belang. Herstellende sancties in het verleden hebben op dit onderdeel onvoldoende (preventief) effect gehad. Indien binnen drie jaar een herhaalde overtreding van de voorwaarden van het domein “Verklaring omtrent Gedrag” plaatsvindt, maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

 

6.2.a Indien de herhaling en de zwaarte van de overtreding hiertoe aanleiding geven kan het college gemotiveerd besluiten een bestuurlijke boete op te leggen.

 

6.2.b Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wko, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

7.1 In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft binnen dit maximum beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

 

Het college heeft de hoogte van de boetebedragen afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

 

Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

 

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • .

    In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

 

  • .

    Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

7.2 Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

 

 

HOOFDSTUK 4 overige bepalingen

 

Artikel 10 Bedrijfsbeëindiging

Indien een geregistreerde kinderopvangvoorziening niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, omdat herstel niet aan de orde zal zijn.

Bijlage: Afwegingsoverzicht

 

Domein

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Ouders

 

 

Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld

Gemiddeld

€ 2.500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

Laag

€ 500,-

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

Laag

€ 500,-

Voorwaarden oudercommissie

Laag

€ 500,-

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

€ 750,-

Informatie aan de ouders

Laag

€ 500,-

Het gastouderbureau is goed bereikbaar

Hoog

€ 1250,-

De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats

Gemiddeld

€ 1000,-

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)

Gemiddeld

€ 1000,-

Personeel

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Verklaring omtrent gedrag (VOG)

in bezit zijn van VOG

VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden

Gebruik voorgeschreven voertaal

Hoog

€ 4.000,-

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling

Gemiddeld

€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders

Hoog

€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet

Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling

Hoog

€ 2.000,-

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE (Voor- en vroegschoolse educatie) wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op

Gemiddeld

€ 3.000,- als geen beleid

€ 1.000,- als te oud beleid

Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Risico-inventarisatie veiligheid

hebben

maximaal 1 jaar oud

actuele situatie

 

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie

Ongevallenregistratie

Hoog

€ 8.000,-

De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisatie gezondheid

hebben

maximaal 1 jaar oud

actuele situatie

 

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,- als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie

Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s

Hoog

€ 2.000,- per niet beschreven thema

Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties

Hoog

€ 4.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties

Hoog

€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt

Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau

Hoog

€ 4.000,-

 

 

 

Meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 8.000,-

Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 2.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.

Hoog

€ 2.000,-

Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder

Hoog

€ 2.000,-

Vierogenprincipe is ingevoerd

Hoog

€ 4.000,-

 

 

Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Binnenspeelruimte

 

 

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte

Gemiddeld

€ 2.000,- per ontbrekende ruimte

Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 2.000,-

Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)

Gemiddeld

€ 2.500,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij

Gemiddeld

 

€ 1.000,-

 

 

 

Buitenspeelruimte

 

 

Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind

Gemiddeld

2-2.5 m2 = € 1.000,-

< 2 m2 = € 2.000,-

 

De buitenspeelruimte is toegankelijk

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Opvang in groepen

 

 

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)

Hoog

€ 4.000,-

De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)

Hoog

€ 4.000,-

Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders

 

 

 

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

 

 

Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)

Hoog

€ 1.000,-

Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)

Hoog

€ 1.000,-

 

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht

Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang)

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO)

Hoog

€ 2.000,-

Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.

Hoog

€ 1.000,-

De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden

Gemiddeld

€ 1.000,-

De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig

Gemiddeld

€ 1.000,-

Pedagogisch beleid

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 3.000,-

Inhoud pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 750,-

Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders

Gemiddeld

€ 1.000,-

Waarborgen emotionele veiligheid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden

Gemiddeld

€ 1.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen

Hoog

€ 4.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt

Hoog

€ 4.000,-

Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Klachten

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Administratie gastouderbureau

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Een contract per vraagouder

Gemiddeld

€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst

Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende VOG

Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is

Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

Prioriteit

Bestuurlijke boete

De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau

Gemiddeld

€ 1.250,-

Overige overtredingen

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

Hoog

€ 3.900 (boete tweede categorie)

Exploitatie zonder toestemming college

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Wijzigingen melden

Hoog

€ 2.000,-

Overtreding aanwijzing/bevel

Hoog

Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding

Overtreden exploitatieverbod

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

Hoog

€ 5.000,-