Regeling vervallen per 25-04-2018

Beleidsregels schuldhulpverlening Leiderdorp 2013

Geldend van 30-01-2013 t/m 24-04-2018

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening Leiderdorp 2013

Beleidsregels Schuldhulpverlening Leiderdorp 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

  • b.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven;

  • c.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • d.

    schuldregeling: bij een schuldregeling bemiddelt het college tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers om een minnelijke regeling van de totale schuldenlast te bewerkstelligen. De looptijd van een schuldregeling is maximaal 36 maanden tegen finale kwijting;

  • e.

    budgetbeheer: begeleiding bij het beheren van de financiën van schuldenaar;

  • f.

    schuldenaar: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • g.

    wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • h.

    Beleidsplan: Schuldhulpverlening in leiderdorp: maatwerk voor zelfredzaamheid, Beleidsplan gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2016.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners van de gemeente Leiderdorp van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening, met uitzondering van zelfstandig ondernemers die een beroep kunnen doen op het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan schuldenaar schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. De aanvraag wordt getoetst aan de uitgangspunten zoals neergelegd in het Beleidsplan. Indien de noodzaak door het college niet aanwezig wordt geacht, kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      de mate waarin de schuld te regelen is;

    • b.

      psycho-sociale situatie van schuldenaar;

    • c.

      houding en gedrag van schuldenaar;

    • d.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening door schuldenaar.

Artikel 4 Verplichtingen college

  • 1. Het college zal op basis van de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK, en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen, een schuldregeling tussen de schuldeisers en schuldenaar tot stand proberen te brengen, tenzij dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van het college kan worden verlangd.

  • 2. Het college zal schuldenaar informeren over de voortgang van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde schuldregeling. Deze informatie zal in ieder geval tenminste na een periode van vier maanden, gerekend vanaf de datum van ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst worden verstrekt.

Artikel 5 Verplichtingen schuldenaar

  • 1.

    Schuldenaar doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldregelingstraject.

  • 2.

    Schuldenaar is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldregelingstraject.

De medewerking bestaat onder andere uit:

  • a.

    het nakomen van afspraken;

  • b.

    geen nieuwe schulden aangaan;

  • c.

    het zich houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst.

Artikel 6 Weigeren – hersteltermijn

  • 1. Indien schuldenaar niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 5 eerste en tweede lid, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2. Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging, als bedoeld in het eerste lid, wordt schuldenaar eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Artikel 7 Beëindiginggronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    schuldenaar niet langer voldoet aan het bepaalde onder artikel 2;

  • b.

    het schuldregelingstraject succesvol is afgerond;

  • c.

    schuldenaar zich niet houdt aan de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 5, eerste en tweede lid;

  • d.

    schuldenaar zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden;

  • e.

    op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan betrokkene is toegekend, terwijl, indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • f.

    schuldenaar zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldregelingstraject;

  • g.

    schuldenaar in staat is om zijn schulden zelf te regelen, dan wel in staat is de schulden zelfstandig af te lossen;

  • h.

    niet alle schuldeisers hun medewerking verlenen aan het schuldregelingstraject.

  • i.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar, niet (langer) passend is.

Artikel 8 Uitsluiting

Schuldhulpverlening, met uitzondering van het product informatie, advies en doorverwijzing, wordt geweigerd:

  • 1.

    in geval schuldenaar fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en schuldenaar in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd;

  • 2.

    wanneer minder dan 10 jaar voorafgaande aan de aanmelding, door schuldenaar een traject schuldregeling succesvol is doorlopen (minnelijk dan wel wettelijk);

  • 3.

    wanneer minder dan 5 jaar voorafgaand aan de aanmelding, door schuldenaar een traject schuldregeling (minnelijk dan wel wettelijk) tussentijds, dat wil zeggen gedurende de looptijd van het schuldregelingstraject is afgebroken;

  • 4.

    wanneer minder dan 2 jaar voorafgaande aan de aanmelding een traject schuldregeling (minnelijk dan wel wettelijk) tussentijds, dat wil zeggen tijdens het 120 dagenmodel, is beëindigd;

  • 5.

    wanneer een traject schuldhulpverlening is geweigerd ingevolge artikel 5 eerste lid. Wanneer bij een nieuwe aanvraag kan worden aangetoond dat betrokkene zich houdt aan artikel 5 eerste lid, kan hij wel in aanmerking komen voor dienstverlening van de Stadsbank;

  • 6.

    indien een traject schuldregeling is beëindigd wegens schending van de verplichtingen zoals omschreven in artikel 4 eerste en tweede lid. Wanneer betrokkene bij een nieuwe aanvraag kan aantonen wel aan de verplichtingen te voldoen, kan hij alsnog in aanmerking komen voor dienstverlening van de Stadsbank;

  • 7.

    indien een traject schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 7 sub c, d of e. Wanneer betrokkene bij een nieuwe aanvraag kan aantonen wel aan de verplichtingen te voldoen, kan hij alsnog in aanmerking komen voor dienstverlening van de Stadsbank;

Artikel 9 Budgetbeheer

Budgetbeheer wordt alleen ingezet als onderdeel van het schuldregelingstraject en voor de duur van 3 jaar, tenzij schuldenaar dak- en thuisloos is. In dat geval wordt budgetbeheer wel ingezet zonder een schuldregelingstraject en zonder maximale duur van 3 jaar.

Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 30 januari 2013 en wordt aangehaald als Beleidsregels schuldhulpverlening Leiderdorp 2013.

Toelichting op: Beleidsregels schuldhulpverlening Leiderdorp 2013

Algemeen

De raad heeft op 10 september 2012 het beleidsplan “Schuldhulpverlening in Leiderdorp: maatwerk voor zelfredzaamheid, Beleidsplan gemeentelijke schuldhulpverlening 2012-2016”vastgesteld. In dit plan is de volgende visie op schuldhulpverlening opgenomen:

Het uitgangspunt is dat de burger zelf primair verantwoordelijk is voor zijn of haar schulden. Daar waar mensen hun schulden zelf of samen met hun omgeving niet kunnen oplossen, heeft de gemeente Leiderdorp samen met haar ketenpartners een rol. De gemeente Leiderdorp wil dan met een effectieve en efficiënte inzet van schuldhulpverlening bijdragen aan de zelfredzaamheid van haar inwoners en hun deelname aan de samenleving. Dit is onze missie. Met deze inzet op zelfredzaamheid, kan de gemeente tevens de maatschappelijke kosten van schulden voor de samenleving beperken.

Onderhavige beleidsregels zijn een uitwerking van deze visie. Gemeenten worden gestimuleerd om voor schuldhulpverlening beleidsregels op te stellen, omdat de gemeentelijke schuldhulpverleningspraktijk bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Abw) komt te vallen. Dan is het belangrijk om regels met betrekking tot toelating, verplichtingen en weigering vast te leggen in beleidsregels.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform de visie zoals vastgelegd in het Beleidsplan staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van Leiderdorp van 18 jaar en ouder. De gemeente voert geen specifiek doelgroepenbeleid.

Een uitzondering hierop wordt gevormd door zelfstandig ondernemers. Zij kunnen geen beroep doen op gemeentelijke schuldhulpverlening. De gemeente past voor deze doelgroep het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (BBZ) toe. In het kort betekent dit dat de gemeente een BBZ-krediet kan verschaffen in het geval dat de onderneming van de zelfstandige nog levensvatbaar is.

Wel staat schuldhulpverlening open aan natuurlijke personen die (o.a.) schulden hebben in verband met de liquidatie van een onderneming mits de onderneming is beëindigd.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

Lid 1:

In lid 1 is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent indien het college dit noodzakelijk acht. Hiervoor kan worden teruggegrepen naar het kwadrant zoals beschreven in het Beleidsplan. Schuldenaren die in kwadrant 3 en 4 terecht komen, zullen niet allen in aanmerking komen voor schuldhulpverlening. Leidend daarbij zijn de zelfredzaamheid van de klant en de aard van de schulden. Wanneer het college van mening is dat zowel de zelfredzaamheid als de aard van schulden daartoe aanleiding geven, kan zij schuldenaar eerst doorverwijzen naar flankerende hulpverlening en de aanvraag voor schuldhulpverlening (eventueel voorlopig) weigeren. Wanneer schuldenaar met behulp van de hulpverlening in een ander kwadrant terecht komt, wordt opnieuw bekeken of het college wel schuldhulpverlening kan bieden.

Daarnaast kan een verzoek tot schuldhulpverlening ook geweigerd worden wanneer schuldenaar geen problematische schuldsituatie heeft. Op grond hiervan wordt een aanvraag tot schuldregeling afgewezen. Op deze manier wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven.

Lid 2:

Dit lid toont de kern van schuldhulpverlening nieuwe stijl: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. In dit lid worden vier factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt:

  • a.

    de mate waarin de schuld te regelen is

  • b.

    psycho-sociale situatie;

  • c.

    houding en gedrag van de aanvrager;

d een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Dit artikel geeft een indicatie van de afwegingen die de Stadsbank maakt wanneer iemand zich aanmeldt voor schuldhulpverlening.

Ten eerste is daar de mate waarin schulden te regelen zijn. Er zijn schulden die wettelijk tot 100% moeten worden afgelost en dus niet in aanmerking komen voor een schuldsanering. In zo’n geval kan de Stadsbank, behalve het aanbieden van een adviesgesprek, niets voor de schuldenaar doen.

Ten tweede is de psycho-sociale situatie van de schuldenaar van belang. In het geval van bijvoorbeeld verslaving of andere psychische problemen wordt er de voorwaarde gesteld dat er reguliere hulpverlening ingeschakeld wordt. De schuldenaar wordt daarom doorverwezen naar de geïndiceerde hulpverlening en daarnaast ondersteund door de Stadsbank met het doel om de schulden te stabiliseren en budgetbeheer aan te bieden.

Ten derde is de houding en het gedrag van de schuldenaar van cruciaal belang. Tijdens een schuldhulpverleningstraject dient de schuldenaar alles te doen wat nodig is voor het oplossen van de schulden. Daaronder vallen bijvoorbeeld het aanpassen van het bestedingsgedrag en het niet aangaan van nieuwe schulden. Wanneer een schuldenaar zich hieraan niet houdt, wordt de dienstverlening vanuit de Stadsbank beëindigd.

De regels met betrekking tot een eerder gebruik van schuldhulpverlening staan beschreven in artikel 8.

De keuze voor een beperkte toegang tot en duur van dienstverlening maken we als gemeente omdat een deel van onze klanten niet het doel nastreeft om zelfredzaam te worden. Dit is een strategische groep die af en aan om hulp vraagt als hun situatie dreigt te escaleren. Zij vragen bijvoorbeeld om hulp bij een dreigende huisuitzetting, maar zodra deze is afgewenteld, trekken zij zich weer terug uit de dienstverlening en nemen de schulden weer toe. Deze gebrekkige motivatie en strategisch gedrag gaan ten koste van de goedwillende schuldenaren. Met dit beleid willen we als Leiden de middelen van de Stadsbank zo effectief mogelijk inzetten voor de meest kwetsbare, niet strategisch handelende schuldenaren.

Artikel 4. Verplichtingen college

Het college houdt zich aan de gedragscode van de Nederlandse Vereniging Van Kredietbanken (NVVK) als het gaat om de praktijk van de schuldhulpverlening en de informatievoorziening naar schuldenaar.

Artikel 5. Verplichtingen en gevolgen schending daarvan

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van schuldenaar voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van schuldenaar om tijdig de benodigde informatie te geven (eerste lid) en medewerking te verlening (tweede lid). Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject.

Artikel 6. Weigeren - hersteltermijn

Indien schuldenaar niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, eerste en tweede lid, kan het college besluiten om schuldhulpverlening te weigeren, dan wel te beëindigen. Alvorens dat te doen wordt schuldenaar, conform het tweede lid, eenmaal een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan schuldenaar wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting.

Wanneer schuldenaar ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet nakomt, kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. In het kader van de eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht.

Artikel 6 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot weigering of beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het college ruimte om, met name indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, van een weigering of beëindiging af te zien.

Artikel 7. Beëindiginggronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast.

Van de zeven benoemde gronden verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht, gelet op de visie zoals neergelegd in het Beleidsplan. Daar waar Leiderdorp wil staan voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar. In dat licht is er ook een duidelijke link met artikel 3 van deze beleidsregels.

Artikel 8. Uitsluiting bij herhaalde schulden

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen.

Dit artikel gaat niet alleen over eigen verantwoordelijkheid. Dit artikel gaat ook over prioriteitstelling: keuzes tot het al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd. Tevens wil de Stadsbank de relatie met de schuldeisers goed houden. Wanneer schuldregelingen steeds mislukken vanwege het ontbreken van de goede randvoorwaarden is dit niet bevorderlijk voor deze relatie.

In dit artikel wordt in het eerste lid de uitsluiting geregeld van schuldenaren die fraude hebben gepleegd, die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft gehad en waarbij iemand strafrechtelijk veroordeeld is of wanneer een bestuurlijke sanctie is opgelegd. In artikel 3 derde lid van de wet is een ‘kan-bepaling’ opgenomen, wat betekent dat gemeenten momenteel de vrijheid hebben om deze personen toe te laten tot de schuldhulpverlening.

Maar in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, die op 1 januari 2013 in werking zal treden, is artikel 60c van de WWB gewijzigd. Daarin staat dat het college niet mee mag werken aan een schuldregeling indien een vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de informatieverplichting, bedoeld in artikel 17 en artikel 30c van de WWB. Het college heeft hier niet de rol van schuldhulpverlener, maar van schuldeiser. In die hoedanigheid mag het college in hierboven beschreven omstandigheden niet meewerken aan een schuldregeling.

Op dit moment is hetzelfde al opgenomen in de beleidsregels Terugvordering. Ook nu al werkt het college in principe niet mee aan een schuldregeling wanneer sprake is van een fraudevordering. De hardheidsclausule (artikel 10 van deze beleidsregels) geldt dan ook niet voor fraudegevallen.

In het tweede, derde en vierde lid van dit artikel wordt de uitsluiting bepaald van schuldenaren die eerder een schuldregeling (minnelijk of wettelijk) succesvol hebben doorlopen of deze vroegtijdig hebben afgebroken (na afronding van of tijdens het 120 dagenmodel). In het eerste geval geldt een wachttijd van 10 jaar, in het tweede geval een wachttijd van 5 jaar. Wanneer de schuldenaar de schuldregeling of elke andere vorm van schuldhulpverlening tijdens het 120 dagenmodel heeft afgebroken, geldt een wachttijd van 2 jaar.

De termijn van 10 jaar is ontleend aan de Wsnp, waarin door de rechter een wachttijd van 10 jaar wordt opgelegd bij ontslag uit de Wsnp. Wel is in de Wsnp een hardheidsclausule opgenomen:

(..) dat het verzoek tot schuldsanering wel kan worden toegewezen wanneer het voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen. (Faillissementswet artikel 288, derde lid).

Eenzelfde hardheidsclausule is in deze beleidsregels opgenomen in artikel 10.

In bovenstaande leden van dit artikel worden verschillende uitsluitingsgronden behandeld, steeds aflopend in het aantal jaren en/of maanden dat uitgesloten kan worden. De reden dat deze vormen van uitsluiting zijn opgenomen, is dat in de periode van 120 dagen de schulden geïsoleerd worden en afspraken gemaakt worden met schuldeisers. Dit is voor de schuldhulpverlener de meest arbeidsintensieve periode. Daarna moet de schuldenaar aan zijn schuldeisers laten zien dat hij zijn afspraken kan nakomen. Hij wordt hierin ook begeleid middels het product budgetbegeleiding dat gedragsverandering tot doel heeft. Na afloop van het hele traject krijgt de schuldenaar indien dit noodzakelijk is, nazorg in de vorm van begeleiding van de vrijwilligersprojecten van Schuldhulpmaatje of Humanitas.

Het is hierbij belangrijk om te stellen dat een schuldenaar middels een schuldsanering een groot beroep doet op de maatschappij. Gemiddeld lossen schuldenaren 11% af van hun totale schuldenlast. Dit betekent dat schuldeisers gemiddeld 89% van de schulden kwijtschelden. In deze tijd van eigen verantwoordelijkheid is er weinig maatschappelijk begrip voor schuldenaren die voor de tweede keer een dergelijk beroep doen op de wil tot samenwerking van schuldeisers.

Voor de Stadsbank is het bovendien van groot belang dat zijn geloofwaardigheid intact blijft. Een schuldregeling die met veel moeite en geduld tot stand is gekomen maar die op het laatste moment afgeblazen moet worden omdat de schuldenaar zich niet aan de regels houdt, heeft grote gevolgen voor de geloofwaardigheid van de Stadsbank bij schuldeisers. Dit kan bovendien nadelig zijn voor andere schuldenaren die door de Stadsbank bemiddeld worden.

De schuldenaar wordt in een vroeg stadium van het traject gewezen op bovenstaande bepalingen. Ook wordt indien nodig nauw samengewerkt met verschillende ketenpartners, zoals Kwadraad en de Brijder. Met deze samenwerking wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke uitkomst van de schuldregeling.

Zie de quickscan schuldhulpverlening (bijlage 1 beleidsplan) voor wat betreft de beschrijving van de diverse producten die het college uitvoert.

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening tellen de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

De grote beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om dergelijke uitsluitingsbepalingen zoals beschreven in artikel 8, tweede lid, op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde van artikel 8 indien nodig (ingevolge artikel 10: de hardheidsclausule). Uitgangspunt is en blijft evenwel het bepaalde in artikel 8.

In het zesde, zevende en achtste lid worden schuldenaren uitgesloten wanneer zij in het verleden niet aan hun verplichtingen hebben voldaan. Als zij in tweede instantie kunnen aantonen dat zij wel aan de verplichtingen voldoen, komen zij alsnog in aanmerking voor dienstverlening van de Stadsbank.

Artikel 9. Budgetbeheer

Budgetbeheer wordt alleen ingezet als onderdeel van een schuldregelingstraject. De reden hiervoor is, dat wanneer het product budgetbeheer alleen wordt ingezet, er vaak ook sprake is van de noodzaak tot schuldhulpverlening. Het budgetbeheer duurt daardoor ook net zo lang als het schuldregelingstraject, 3 jaar.

Voor dak- en thuislozen geldt iets anders. Vaak kunnen zij vanwege hun persoonlijke situatie niet deelnemen aan een schuldregelingstraject, maar is het wel nodig om hun financiën te beheren. Voor deze groep is daarom een uitzondering gemaakt, ook in de duur van het budgetbeheer. In hun geval kan deze langer duren dan 3 jaar.

Artikel 10. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (eerste lid) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

Artikel 11. Inwerkingtreding

De beleidsregels zijn op 29 januari 2013 vastgesteld door het college en zullen één dag na vaststelling in werking treden.