verordening toekenning tegemoetkoming gemeente Leiderdorp 2004

Geldend van 11-10-2004 t/m heden

Intitulé

VERORDENING TOEKENNING TEGEMOETKOMING KINDEROPVANGGEMEENTE LEIDERDORP

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van 14 september 2004, nr. 172;

gezien het advies van commissie 3 van 29 september 2004;

overwegende, dat

  • -

    de raad de inhoud van het bijbehorende raadsvoorstel onverkort overneemt;

  • -

    de basis voor dit besluit wordt gevormd door de wetgevende en kaderstellende taak van de raad;

het besluit noodzakelijk is geworden als gevolg van de invoering van de Wet Kinderopvang (WK) per 1 januari 2005.

gelet op het bepaalde in artikel 25 van de Wet kinderopvang 2005 en artikel 149 van de Gemeentewet;

mede gelet op het overige uit de Wet Kinderopvang 2005

besluit:

de volgende verordening, regelende de verlening, voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang, vast te stellen:

VERORDENING TOEKENNING TEGEMOETKOMING KINDEROPVANG

GEMEENTE LEIDERDORP

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang (Wk);

  • c.

    de aanvrager: de ouder als omschreven in artikel 1 van de wet;

  • d.

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • e.

    kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt:

Artikel 2 Doelgroepen, die een gemeentelijke tegemoetkoming kunnen aanvragen

De in de wet vastgelegde doelgroepen, die een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen aanvragen zijn de volgende:

  • a.

    Ouders die in een arbeidstoeleidingstraject zitten en een uitkering ontvangen in het kader van:

    • -

      de Wet werk en bijstand (Wwb) inclusief tienermoeders;

    • -

      de Wet inkomensvoorziening Kunstenaars (Wik);

    • -

      de Algemene Nabestaanden Wet (ANW);

    • -

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

    • -

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • -

      de Werkloosheidswet (WW);

  • b.

    Herintreders (met verdienende partner) met een trajectplan (zogenaamde NUG-er niet uitkeringsgerechtigde);

  • c.

    Arbeidsgehandicapten op grond van de wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (wet Rea), die gebruik maken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • d.

    Nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN);

  • e.

    Oudkomers vanaf het moment dat het verplicht is om een inburgeringstraject te volgen;

  • f.

    Tienermoeders / studenten die een opleiding / studie volgen;

  • g.

    Huishoudens die niet behoren tot de onder lid a. tot en met e. behorende doelgroepen, maar waar wellicht sprake is van een sociaal medische indicatie bij ouder of kind voor de noodzaak van kinderopvang.

§ 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag voor een tegemoetkoming

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

  • 4. Indien de aanvrager niet tot de doelgroepen als benoemd in artikel 2, lid a. tot en met f. behoort en de aanvraag voor een tegemoetkoming indient op grond van een vermeende sociaal medische indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet, dient de aanvrager voorafgaand aan, of tegelijkertijd met de aanvraag voor een tegemoetkoming, een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie in. Het college beslist eerst over deze aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang, alvorens te beslissen over de aanvraag voor een tegemoetkoming.

§ 3. VASTSTELLING NOODZAAK VAN KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAALMEDISCHE INDICATIE

Artikel 4 Te verstrekken gegevens

Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaalmedische indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet bevat in ieder geval de volgende

gegevens:

  • a.

    naam en adres van de ouder;

  • b.

    indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

  • c.

    naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

    • 2.

      Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

    • 3.

      Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaalmedische indicatie bevat inieder geval:

  • a.

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • b.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:

  • a.

    de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of

  • b.

    de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k of I van de wet.

§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 8 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 9 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 10 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 11 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 12 Omvang van de kinderopvang

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 13 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 14 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

§ 5. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 15 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 16 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

§ 6. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 17 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

  • 3. Het onvoldoende nakomen of nalaten van deze inlichtingen plicht kan leiden tot het wijzigen of intrekken van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming , het opschorten van de bevoorschotting, het terugvorderen van de tegemoetkoming dan wel het opleggen van een bestuurlijke boete door het college.

§ 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze verordening in werking op 11 oktober 2004.

  • 2. Inafwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel treedt het bepaalde in Paragraaf 3 van deze verordening in werking vanaf het moment dat artikel 23 van de Wet kinderopvang in werking treedt.

Artikel 19 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: "Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang gemeente Leiderdorp".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 11 oktober 2004,

de voorzitter,

M.Zonnevylle

de griffier,

mw. J.C. Zantingh

Afdeling: OSW

Leiderdorp, Aan de raad. 14 september 2004

Onderwerp: Vaststellen doelgroepenbeleid en Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang gemeente Leiderdorp

Beslispunten:

  • 1.

    Het voorgestelde doelgroepenbeleid vast te stellen

  • 2.

    De Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang gemeente Leiderdorp vast te stellen.

1 Inleiding

De Wet Kinderopvang is op 6 juli jl. aangenomen door de Eerste Kamer. Per 1 januari 2005 treedt de Wet Kinderopvang (WK) in werking. Dit betekent dat gemeentelijke taken op het gebied van kinderopvang ingrijpend wijzigen.

Een van de nieuwe taken is het uitbetalen van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan wettelijk gedefinieerde doelgroepen.

Daarnaast veranderen de gemeentelijke taken betreffende de kwaliteit in de kinderopvang . Gemeenten worden verantwoordelijk voor het toezicht, uitgevoerd door de GGD, en de handhaving. De specifieke gemeentelijke kwaliteitseisen komen te vervallen. Hiervoor in de plaats komt een aantal in de wet opgenomen normen. Zo dient de ondernemer zelf veiligheids- en gezondheidsrisico's te inventariseren . Tevens dient de kinderopvang- instelling te voldoen aan de globale wettelijke eis om verantwoorde kinderopvang aan te bieden en dient hij ook aantoonbaar aandacht te besteden aan onder andere het aantal kinderen per leidster, de groepsgrootte en de opleiding van de beroepskrachten.

De sector zelf gaat het kwaliteitsbeleid verder invullen.

Met de Wet kinderopvang wordt een nieuwe manier van financiering van de kinderopvang geregeld. De wet gaat ervan uit dat ouders, werkgevers en overheid gezamenlijk de kosten van opvang dragen.

1.1 Beoogd effect

  • 1.

    de Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang gemeente Leiderdorp vaststellen;

  • 2.

    de doelgroepen vast te stellen, die m.i.v. 2005 voor een gemeentelijke tegemoetkoming in aanmerking komen

  • 3.

    de uitvoering op te dragen aan het college.

    2 Argumenten

Ad 1.

De gemeente is verplicht om een verordening Kinderopvang vast te stellen.

De VNG heeft modelaanvraagformulieren ontwikkeld, waarmee ouders kenbaar kunnen maken in aanmerking te willen komen voor een tegemoetkoming.

Ad 2.

In de Wet Kinderopvang zijn de doelgroepen omschreven, die een beroep kunnen doen op een tegemoetkoming van de gemeente:

  • ·

    uitkeringsgerechtigden met een uitkering in het kader van

    • 1.

      de Wet werk en bijstand en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • 2.

      de Algemene nabestaandenwet en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • 3.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • 4.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • 5.

      de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

  • ·

    herintreders die gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • ·

    nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen;

  • ·

    huishoudens waar sprake is van een sociaal-medische indicatie;

  • ·

    studenten;

  • ·

    tienermoeders;

  • ·

    Oudkomers, zodra er sprake is van een wettelijke verplichting tot het volgen van inburgeringscursussen.

Ad 3.

De uitvoerende aspecten van de WK zijn:

  • ·

    de keuze van de uitvoeringsvariant;

  • ·

    het inrichten van een register voor melding en registratie; Het register is operationeel (besluitvorming B&W), op het moment dat de ministeriële regeling gereed is. Naar verwachting treedt de regeling in september 2004 in werking.

  • ·

    de procedure voor kwaliteit en handhaving Op basis van het dualisme worden besluiten hierover door het college genomen, zodat de raad zijn aandacht op de hoofdlijnen van de invoering van de WK kan richten.

    2.1 Overwegingen

Verordening toekenning tegemoetkoming kinderopvang.

De gemeente is verplicht om een verordening kinderopvang vast te stellen. Op basis van deze verordening kan de gemeente subsidiebeschikkingen afgeven aan burgers die tot de doelgroep behoren.

De subsidiebeschikking is vervolgens de basis voor de aanvraag bij de belastingdienst die, voor een tijdige tegemoetkoming in 2005, uiterlijk 1 december 2004 ingediend moet zijn.

Artikel 149 Gemeentewet/ art. 25 Tijdelijke referendumwet

Om de Wet Kinderopvang in werking te laten treden, zijn ná de goedkeuring door de Eerste Kamer nog enkele procedures van toepassing, zoals contraseign regering, ter inzage legging, diverse uitvoeringsregelingen en publicatie. De snelheid waarmee deze regelingen inhoudelijk bekend worden en in werking treden, is van invloed op het gemeentelijke invoeringstraject.

Om onnodige vertraging in het gemeentelijke besluitvormingstraject te voorkomen, is het advies van de VNG om de verordening Wet kinderopvang mede te baseren op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad volgens artikel 149 Gemeentewet. Op deze wijze kunt u als gemeenteraad nu de verordening al vaststellen, ondanks dat artikel 25 van de Wet kinderopvang nog niet in werking is getreden.

Daarnaast wordt voor de inwerkingtreding van de Verordening, artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet ingeroepen. Het is in het belang van de burger om tijdig zekerheid te krijgen over aanspraak op een gemeentelijke tegemoetkoming, waardoor een dergelijk beroep op de spoedprocedure van de Tijdelijke referendumwet naar onze mening rechtvaardigt.

Dit voorstel is vertaald naar de verordening die is bijgevoegd.

3 Kanttekeningen

3.1 Tijdelijke referendumwet

De VNG adviseert een beroep te doen op deze wet zodat er geen vertraging ontstaat van zes weken.

Anders geldt een periode van zes weken, voordat de verordening in werking treedt.

Het raadsbesluit is in beginsel referendabel. Dat betekent dat de verordening ingevolge artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet (Trw) niet eerder in werking kan treden dan zes werken na het tijdstip waarop burgemeester en wethouders bekend hebben gemaakt dat over een besluit tot vaststelling van een verordening een referendum kan worden gehouden. Artikel 25 Trw biedt de raad de

mogelijkheid te bepalen dat een verordening eerder in werking treedt indien die inwerkingtreding geen uitstel kan lijden. De verordening blijft dan echter referendabel, wat betekent dat de gemeente een zeker risico loopt. Mocht de verordening als gevolg van een referendum worden ingetrokken,

dan ontstaat een lastige situatie, die in beginsel niet ten nadele van betrokken burgers kan worden opgelost.

Het voorstel aan de raad is om de verordening, vanwege het belang van de spoedeisendheid, per 11 oktober 2004 in werking te laten treden.

3.2 Conclusie

Het vaststellen van de nieuwe verordening per 1 januari 2005 is wettelijk verplicht.

Om doelgroepen tijdig zekerheid te kunnen geven over een tegemoetkoming, moet de verordening al in oktober 2004 van kracht zijn.

4 Kosten, baten en dekking

Dit besluit kent twee aspecten waaruit financiëleconsequenties kunnen voortvloeien.

  • 1.

    Implementatietraject

    In de voorcalculatie van 2004 is rekening gehouden met de extra inspanningen die de invoering van de Wet Kinderopvang met zich meebrengt. Vooralsnog hoeven hier geen extra middelen voor worden gevraagd aan de Raad.

  • 2.

    Uitvoering (zoals hierboven beschreven)

    Op dit moment is niet exact aan te geven wat de financiële consequenties zijn van de uitvoering van de Wet Kinderopvang. Mocht uit de praktijk blijken dat de uitvoering van deze verordening formatieve gevolgen heeft voor de afdeling WIZ dan komen wij daarop uiteraard terug.

Op basis van de huidige beschikbare gegevens van de afdeling WIZ, die betrekking hebben op de wettelijke doelgroepen, zal het binnen onze gemeente gaan om ca. 35 kinderen (2004).

Echter de gemeente heeft geen beleidsvrijheid bij het verstrekken van deze tegemoetkoming. Ouders die aan de wettelijke criteria voldoen en aantoonbaar kinderopvang hebben ingekocht, hebben recht op de gemeentelijke tegemoetkoming. Er is derhalve sprake van een zgn. "open einde regeling".

De hoogte van de tegemoetkoming is genormeerd. Daarbij geldt een norm van gemiddeld ongeveer 6,-- per uur, waarvan de gemeente afhankelijk van de gezinssituatie 1/3 deel ( 2,--) dan wel 1/6 deel ( 1,--) per uur dient te vergoeden.

Dekking

In het onderstaande schema worden inkomsten en taken vanaf 2005 in kaart gebracht.

Inkomsten

Taken

Opmerkingen

Circa 50.000,--

Rijksvergoeding

·1/6 tot max. 1/3 deel kosten kinderopvang van doelgroepen WK bekostigen.

·3,5 % van de kosten voor alleenstaande ouders in de doelgroepen bekostigen.

·Eerstelijnstoezicht door de GGD bekostigen

·Uitvoering bekostiging kinderopvang en doelgroepen

·Handhaving kwaliteit kindercentra

·Melding en registratie van kindercentra

De toevoeging is

structureel m.i.v.

2005

Extra storting in

Gemeentefonds

·Kinderopvang om sociaal medische redenen

·Kosten opvang sociale medicatie

Deze middelen dekken niet de volledige kosten. Rijk is uitgegaan van een ouderbijdrage gebaseerd op inkomensklasse 7 .

Inhoeverre de inkomsten de uitgaven zullen dekken is thans niet aan te geven.

Wanneer op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de middelen niet toereikend zijn, zal dit tijdig aan uw raad gerapporteerd worden.

Volgens de geldende inspraakverordening wordt in elk geval inspraak verleend op beleidsvoornemens betreffende de welzijnsvoorzieningen. Deze inspraak is echter niet op dit raadsvoorstel van toepassing, omdat het voorstel betrekking heeft op een inkomensondersteunende voorziening. Op dit besluit is dus géén inspraak van toepassing.

5 Communicatie

Intern

·Voorafgaand aan dit raadsvoorstel heeft afstemmingsoverleg plaatsgevonden tussen de afdelingen Onderwijs Sport Welzijn en Werk Inkomen Zorg.

Extern

  • ·

    De gezinnen die momenteel subsidie ontvangen in het kader van de zogenaamde KOA- regeling voor kinderopvang alleenstaande ouders, zijn schriftelijk op de hoogte gebracht van het feit dat ze vanaf 1 januari 2005 géérsubsidie meer ontvangen binnen de KOA- regeling (ook wel Kopv- regeling genoemd)

  • ·

    Er is ambtelijk overleg gepleegd met

  • -

    de kinderopvangorganisaties over de invoering van de Wet Kinderopvang

6 Standpunt commissies

De commissie is schriftelijk gevraagd haar mening kenbaar te maken ten aanzien van het voorliggende voorstel. Van de zijde van het CDA zijn door de heer Kocken een aantal wijzigingsvoorstellen gedaan. Het betreft een aantal redactionele aanpassingen en formeel technische wijzigingen, te weten:

  • ·

    verwijderen van het abusievelijk in het concept gehandhaafde modelbesluit Leiderdorp. Het besluit beperkt zich tot vaststelling van de verordening;

  • ·

    in werking tredings datum 11 oktober 2004 consequent opnemen.

Deze wijzigingen zijn onverkort verwerkt in het thans voorliggende besluit.

7 Voorstel

Wij stellen u voor te besluiten

  • 1.

    de Verordening toekenning tegemoetkoming Kinderopvang gemeente Leiderdorp vast te stellen;

  • 2.

    met toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet te bepalen dat de verordening op 11 oktober 2004 al in werking treedt;

  • 3.

    de volgende doelgroepen vast te stellen, die na 2005 voor een gemeentelijke tegemoetkoming in aanmerking komen:

    ·uitkeringsgerechtigden met een uitkering in het kader van

    • -

      de Wet werk en bijstand en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de Algemene nabestaandenwet en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen en gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • -

      de Wet inkomensvoorziening kunstenaars;

  • ·

    herintreders die gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • ·

    nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen;

  • ·

    huishoudens waar sprake is van een sociaal-medische indicatie;

  • ·

    studenten;

  • ·

    tienermoeders;

  • ·

    oudkomers, zodra er sprake is van een wettelijke verplichting tot het volgen van inburgeringscursussen.

  • 4.

    uitvoering op te dragen aan het college van Burgemeester en Wethouders.

  • 5.

    de gelden die vanuit de algemene uitkering zijn toegevoegd voor de kinderopvang, de bestemming kinderopvang te geven.

overeenkomstig bijgevoegd ontwerpraadsbesluit.

Het College van burgemeester en wethouders van Leiderdorp,

de burgemeester, M. Zonnevylle

de secretaris, A.H. Schouten