Verordening voorzieningen gehandicapten 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten 2002

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2001, nr. 220;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet voorzieningen gehandicapten van de Gemeentewet;

besluit :

  • 1.

    vaststellen van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2002 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wet voorzieningen gehandicapten 1998;

  • 2.

    instemmen met de toelichting op de Verordening voorzieningen gehandicapten 2002;

  • 3.

    vaststellen van het Financieel besluit voorzieningen gehandicapten 2002 behorende bij “Verordening voorzieningen gehandicapten 2002” onder gelijktijdige intrekking van het Financieel besluit voorzieningen gehandicapten behorende bij “Verordening Wet voor-zieningen gehandicapten 1998”;

  • 4.

    deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

Verordening voorzieningen gehandicapten 2002

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) (Staatsblad 1993, 545).

  • b.

    Voorziening: Een woonvoorziening, een vervoervoorziening of een rolstoel.

  • c.

    Woonruimte: Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden en nader te onderscheiden in:

    zelfstandige woonruimte:

    een woonruimte welk een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die ruimte en

    onzelfstandige woonruimte:

    een woonruimte welke door het ontbreken van een eigen toegang en/of wezenlijke voorzieningen niet als zelfstandige woonruimte kan worden aangemerkt.

    Onder woonruimte wordt ook verstaan woonschip of woonwagen.

    Met woonschip wordt bedoeld een vaartuig uitsluitend of hoofdzakelijk gebezigd als of bestemd tot woon- of nachtverblijf van een of meer personen;

    Met woonwagen wordt bedoeld een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet (Staatsblad 1968, nr 98).

  • d.

    Ergonomische belemmering: Bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat bij het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de belanghebbende. Een en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen.

  • e.

    Hoofdverblijf: De woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, dan wel zal zijn ingeschreven.

  • f.

    Gemeenschappelijke ruimte(n): Gedeelte(n) van een woongebouw, niet-behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.

  • g.

    Inkomen: Het bruto-inkomen per maand uit loon of sociale uitkering exclusief vakantietoeslag, inclusief overhevelingstoeslag, alsmede inkomsten uit alimentatie, verminderd met de daarover verschuldigde loonbelasting, sociale verzekeringspremies en pensioen-premies, waarbij voor:

    gehandicapten jonger dan 18 jaar, uitgegaan wordt van het inkomen van de ouders of pleegouders;

    gehandicapten met een echtgeno(o)t(e) in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 4 Wvg uit-gegaan wordt van het gezamenlijk inkomen van de gehandicapte en zijn/haar echtgeno(o)t(e);

    gehandicapten die permanent in een inrichting verblijven het inkomen verminderd wordt met de verschuldigde AWBZ-bijdrage in verband met de kosten van verblijf in die inrichting.

  • h.

    Norminkomen: Het norminkomen wordt gesteld op 1,5 maal de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 30 sub c. van de Algemene bijstandswet. Voor gehandicapten die permanent in een inrichting verblijven wordt het norminkomen, gesteld op 1,5 maal de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 31 lid 1 sub b van de Algemene bijstandswet.

  • i.

    Inrichting: en inrichting als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) (Staatsblad 1967, nr. 617).

  • j.

    Peildatum: de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan en in geval van verlenging van en eerder verstrekte voorziening, de eerste dag van het kalenderjaar waarin sprake is van verlenging.

  • k.

    Gemaximeerde vergoeding: het bedrag dat ten hoogste wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • l.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening.

  • m.

    Forfaitair bedrag: een vastgesteld bedrag dat wordt verstrekt los van de werkelijke kosten van een voorziening.

  • n.

    Collectief Vraagafhankelijk Vervoer Leidse Regio (CVV Leidse Regio): het openbaar vervoerssysteem voor de Leidse Regio dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur.

  • o.

    Leidse Regio: de gemeenten Alkemade, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude.

  • p.

    Regulier openbaar vervoer: het openbaar vervoer via vaste netlijnen en op vaste tijden.

  • q.

    Basis OV-tarief: het tarief per zone in het regulier openbaar vervoer, waarbij geen rekening is gehou-den met een lager tarief voor specifieke groepen.

Paragraaf 2 Bereik van de verordening

Artikel 1.2 Voorwaarden voor verstrekking

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    deze in overwegende mate op het individu is gericht;

  • b.

    deze geschikt en langdurig noodzakelijk is om diens belemmeringen op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen, op te heffen of aanzienlijk te verminderen;

  • c.

    deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als een adequate voorziening kan worden aangemerkt en indien er de keuze is tussen meerdere adequate voorzieningen die voorziening verstrekt zal worden die niet duurder is dan noodzakelijk;

  • d.

    de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.

Artikel 1.3 Uitsluitingen

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst aanspraak op de voorziening bestaat.

Paragraaf 3 De procedure met betrekking tot toekenning, herziening, beëindiging en terugvordering van voorzieningen

Artikel 1.4 De aanvraag

  • 1. De aanvraag om een voorziening wordt door of namens de gehandicapte ingediend.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag voor een voorziening en het verstrekken van gegevens wordt gebruik gemaakt van het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulier.

Artikel 1.5 De adviseur

Ter beoordeling van het recht op een voorziening kan het college van burgemeester en wethouders advies vragen aan een ter zake deskundige adviseur, die dient te beschikken over medische kennis op het niveau van een arts, sociale kennis, ergonomische kennis en technische kennis.

Artikel 1.6 Inlichtingen en advies

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een voorziening, de gehandicapte op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en te doen ondervragen dan wel door één of meerdere daartoe aangewezen deskundigen te doen onderzoeken.

  • 2. De gehandicapte is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders of aan de deskundige adviseur alle gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 3. De gehandicapte dient op verzoek van het college van burgemeester en wethouders aan te tonen, door middel van rekeningen, kwitanties, betaalbewijzen e.d., dat de voorziening is aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

Artikel 1.7 Wijziging in de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is toegekend, is ver-plicht aan het college van burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de gehandicapte, na toe-kenning van een voorziening op grond van deze verordening, op te roepen teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening ongewijzigd zijn.

Artikel 1.8 Gronden voor weigering

Het college van burgemeester en wethouders weigert de gevraagde voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de aanvrager niet behoort tot de doelgroep van de wet;

  • b.

    niet voldaan wordt aan de in deze verordening genoemde voorwaarden;

  • c.

    de gevraagde voorziening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet medisch noodzakelijk is;

  • d.

    de gevraagde voorziening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders weliswaar adequaat is, maar er tevens een andere adequate voorzie-ning verstrekt kan worden die minder duur is;

  • e.

    de aanvraag een voorziening betreft die reeds voor de aanvraagdatum door de gehandicapte is gerealiseerd;

  • f.

    indien een voorziening als waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor die voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van feiten of omstandigheden die niet aan de gehandicapte zijn toe te rekenen.

Artikel 1.9 Eisen aan de beschikking

  • 1. Indien een voorziening wordt toegekend, wordt in de beschikking vermeld: de voorwaarden waaraan rechthebbende dient te voldoen alvorens tot verstrekking kan worden overgegaan, de aard en omvang van de voorziening en voor welk doel de voorziening aangewend dient te worden.

  • 2. Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt verstrekt, wordt in de beschikking tevens de geldigheidsduur vermeld.

Artikel 1.10 Beëindiging en terugvordering

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een voorziening beëindigen indien:

    • a.

      niet voldaan is aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verorde-ning;

    • b.

      de voorziening is verleend op grond van door betrokkene onjuiste of onvol-ledig verstrekte inlichtingen.

  • 2. Een verleende voorziening wordt van de gehandicapte teruggevorderd bij de in het eerste lid onder a. en b. bedoelde gevallen, dan wel blijkt dat de voorziening niet wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is verleend.

  • 3. Tot terugvordering zal worden overgegaan nadat het besluit tot beëindiging onherroepelijk geworden is.

Paragraaf 4 Hoogte van financiële tegemoetkomingen, forfaitaire bedragen en gemaximeerde vergoedingen

Artikel 1.11 Hoogte bedragen

Het college van burgemeester en wethouders stelt de hoogte van de in deze verordening genoemde voorzieningen vast in het Financieel Besluit voorzieningen gehandicapten.

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 2.1 Soorten woonvoorzieningen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan één of meer van de volgende woon-voorzieningen verstrekken, zoals:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woonruimte-aanpassing;

    • c.

      woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      kosten in verband met woonruimte-aanpassing:

  • · onderhoud, keuring en reparatie;

  • · tijdelijke huisvesting;

  • · huurderving;

  • · verwijderen van woonvoorzieningen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders verleent de in het eerste lid onder a. genoemde voorziening en de onder d. genoemde kosten van onderhoud en keuring in de vorm van een gemaximeerde vergoeding.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders verleent de in het eerste lid onder b., c. en d. genoemde voorzieningen, exclusief de onder d. genoemde kosten van onderhoud en keuring, als financiële tegemoetkoming.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het eerste lid onder b. genoemde voorziening ook als gemaximeerde vergoeding verstrekken en de in het eerste lid, onder c, genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 itbetaling woonvoorziening

  • 1. De voorziening, vermeld in artikel 2.1, eerste lid onder b en d, uitgezonderd tijdelijke huisvesting, wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2. De voorziening, vermeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, c en onder d. tijdelijke huisvesting, wordt verleend aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 2.3 itsluitingen

  • 1. Een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid wordt niet verleend indien en voor zover het voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, inrichtingen, vakantiewoningen, tweede woningen en onzelfstandige woonruimten betreffen.

  • 2. Een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a en b, wordt niet verleend indien en voor zover:

    • a

      de ondervonden ergonomische belemmeringen voortvloeien uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen of uit de slechte staat van onderhoud van de woonruimte;

    • b

      ten tijde van het betrekken van de woonruimte voorzienbaar was dat in deze woonruimte ergonomische belemmeringen zouden worden ondervonden;

    • c

      de gehandicapte zijn huidige woonruimte zonder recht of titel bewoont.

Paragraaf 2 Verhuizing en inrichting

Artikel 2.4 Het recht op een voorziening in de verhuis- en inrichtingskosten

Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een voorziening in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, indien in de te verlaten woonruimte aantoonbare ergonomische belemmeringen worden ondervonden, dan wel op basis van deskundigenonderzoek blijkt dat deze belemmeringen op korte termijn zullen worden ondervonden, en deze in de te betrekken woonruimte niet of nauwelijks aanwezig zijn.

Artikel 2.5 Andere voorwaarden voor verstrekking van een voorziening in de verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een voorziening in de verhuis- en inrichtingskosten, indien:

    • a

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat de aanvraag bij het college van burgemeester en wethouders is ingediend;

    • b

      de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c

      de gehandicapte verhuist vanuit of naar een woonruimte die geschikt is om het gehele jaar door te worden bewoond;

    • d

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een andere onzelfstandige woonruimte.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een voorziening verlenen in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en eerste lid onder a, aan een persoon die ten behoeve van een gehandicapte een aangepaste woonruimte ontruimt.

Paragraaf 3 Woonruimte-aanpassing

Artikel 2.6 Het recht op woonruimte-aanpassing

Het college van burgemeester en wethouders verlenen slechts een voorziening in de kosten van woonruimte-aanpassing indien de aanpassing leidt tot opheffing of aanzienlijke vermindering van de ergonomische belemmeringen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt en

  • ·

    een verhuizing niet te realiseren is, of

  • ·

    een verhuizing duurder is dan een woonruimte-aanpassing of

  • ·

    een verhuizing vanwege sociale omstandigheden naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet gewenst is.

Artikel 2.7 Voorwaarden voor verlenen woonvoorziening

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een woonvoorziening indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een voorziening worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting en regelmatig deze woonruimte bezoekt. Tevens dient de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft te verklaren, dat haar niet bekend is dat reeds eerder een woonruimte bezoekbaar gemaakt is.

    De voorziening betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de woonruimte. Hieronder wordt verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer, één toilet, één slaapkamer en de badruimte kan bereiken.

    Deze aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

Artikel 2.8 Aanvang werkzaamheden en bezichtiging van de woonruimte in verband met woonruimte-aanpassing

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts de in artikel 2.6 bedoelde voorziening, indien:

    • a

      met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat Burgemeester en Wethouders positief hebben beslist op de aanvraag;

    • b

      door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen op een of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de woonruimte-aanpassing wordt verricht;

    • c

      deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimte-aanpassing en de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woonruimte-aanpassing.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van het bepaalde in het eerste lid, onder a, afwijken, indien bijzondere spoedeisende medische omstandigheden daar-toe aanleiding geven.

Artikel 2.9 Woonruimte-aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Het college van burgemeester en wethouders kan een voorziening verlenen voor het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten indien zonder deze voorziening de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft.

Deze zijn:

  • a.

    het verbreden van de toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van voorzieningen in verband met de bediening van de deuren;

  • c.

    de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen te bereiken zijn met een rolstoel;

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

  • g.

    een combinatie van de onder a tot en met f genoemde voorzieningen.

Artikel 2.10 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1. Het college burgemeester en wethouders kan een voorziening verlenen in de nood-zakelijk geachte kosten van tijdelijke huisvesting die door de gehandicapte worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimte-aanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Een voorziening in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

  • 3. De termijn gedurende welke een voorziening van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste zes maanden.

  • 4. In de in het eerste lid bedoelde gevallen kan alleen een voorziening worden verleend als deze kosten worden gemaakt in verband met:

    • a

      tijdelijk betrekken van een woonruimte;

    • b

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 2.11 Kosten in verband met huurderving

  • 1.

    Het college burgemeester en wethouders kan een voorziening in de kosten van huurderving verlenen, indien ten gevolge van de huurbeëindiging van een aange-paste woonruimte sprake is van derving van huurinkomsten.

  • 2.

    De termijn gedurende welke een voorziening in de kosten van huurderving als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste zes maanden.

  • 3.

    De hoogte van de voorziening is gelijk aan de noodzakelijk te maken huurkosten met een maximum gelijk aan de restwaarde van de aangebrachte woonvoorzie-ningen.

Artikel 2.12 Verwijdering van woonruimte-aanpassing waarvoor een overheidsbijdrage is verstrekt

Het college van burgemeester en wethouders kan een voorziening verlenen in de kosten van verwijdering van een woonruimte-aanpassing als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Soorten vervoersvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen een vervoersvoorziening verstrekken, bestaande uit:

  • 1.
    • a

      een gemaximeerde vergoeding voor het gebruik van het CVV Leidse Regio, uit te betalen aan de exploitant van het CVV Leidse Regio,

    • b

      met daarbij een gemaximeerd bedrag dat voor vervoer als genoemd onder artikel 3.1 tweede lid sub a en b en/of voor het CVV Leidse Regio kan worden aangewend.

    • c

      een gemaximeerd bedrag voor de meerkosten van het CVV voor personen van 65 jaar en ouder. Deze extra vergoeding bestaat uit het verschil tussen het basis OV-tarief per zone bij gebruik van het CVV Leidse Regio en het OV-tarief per zone dat geldt voor een persoon in het bezit van een 65+ pas bij gebruik van het regulier openbaar vervoer. Het verschil wordt vergoed over maximaal het aantal zones dat is verreden met gebruikmaking van de onder a bedoelde vergoeding.

  • 2.

    een gemaximeerde vergoeding in de kosten van het gebruik van:

    • a

      een eigen auto of een taxi of vervoer door derden;

    • b

      een rolstoeltaxi;

    • c

      een bruikleenauto/buitenwagen met verbrandingsmotor;

    • d

      een ander verplaatsingsmiddel dan de in sub a, b of c. genoemde.

  • 3.

    een tegemoetkoming in de kosten van:

    • a

      een invalidenparkeerkaart en/of -plaats;

    • b

      aanpassing van de eigen auto;

    • c

      aanschaf en/of aanpassing van een ander verplaatsingsmiddel.

  • 4.

    een al dan niet aangepaste voorziening in natura in de vorm van:

    • a

      een open elektrische buitenwagen/scootermobiel;

    • b

      een gesloten buitenwagen;

    • c

      een auto;

    • d

      een ander verplaatsingsmiddel.

  • 5.

    een combinatie van de onder of binnen 1, 2 3 en 4 vermelde vervoers-voorzieningen.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een vervoersvoor-ziening wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek daartoe nopen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een vervoersvoor-ziening als bedoeld in artikel 3.1 eerste en tweede lid, en de voorziening als bedoeld in artikel 3.1 derde lid sub c, indien het inkomen niet meer bedraagt dan het norminkomen als bedoeld in artikel 1.1 onder h.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders houdt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening rekening met de individuele vervoersbehoefte.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders verleent geen voorziening als bedoeld in artikel 3.1 indien gebruik kan worden gemaakt van het regulier openbaar vervoer.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 tweede lid als geen gebruik kan worden gemaakt van het CVV Leidse Regio.

  • 6. De gehandicapte kan slechts voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 derde lid sub b en vierde lid sub c in aanmerking komen indien geen van de overige in artikel 3.1 genoemde voorzieningen als adequaat kan worden aangemerkt.

Artikel 3.3 Bepalingen ten aanzien van de verstrekking

  • 1. Het vrij besteedbare bedrag als bedoeld in artikel 3.1 eerste lid sub b en in artikel 3.1 tweede lid sub a en b is voor zover dit gebruikt wordt voor het CVV Leidse Regio bestemd voor de meerkosten van het CVV Leidse Regio ten opzichte van het regulier openbaar vervoer. Bij de berekening van deze meerkosten wordt uitgegaan van het basis OV-tarief.

  • 2. Met betrekking tot een verstrekking in natura wordt een bruikleenovereenkomst gesloten.

  • 3. De beschikking tot toekenning van een voorziening, als genoemd in artikel 3.1, eerste en tweede lid, kan voor een bepaalde tijd worden gegeven.

  • 4. Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer en tenminste één van hen van hen geen gebruik kan maken van het CVV Leidse Regio, en hun vervoersbehoeften samenvallen, wordt aan elk van hen 50% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 3.1 tweede lid, toegekend.

  • 5. Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer en tenminste één van hen van hen geen gebruik kan maken van het CVV Leidse Regio, en hun vervoersbehoeften niet of niet volledig samenvallen, wordt aan elk 75% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 3.1 tweede lid, toegekend.

  • 6. Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer maar wel van het CVV Leidse Regio, wordt aan hen ieder:

    • a

      het bedrag toegekend als bedoeld in artikel 3.1 eerste lid sub a;

    • b

      100% toegekend van het in artikel 3.1 eerste lid sub b bedoelde bedrag als dit bedrag uitsluitend zal worden ingezet voor reizen met het CVV Leidse Regio, of

    • c

      50% toegekend van het in artikel 3.1 eerste lid sub b bedoelde bedrag als dit bedrag zal worden ingezet voor vervoer zoals genoemd in artikel 3.1 eerste lid en/of 3.1 tweede lid sub a dan wel b.

  • 7. Als bij echtgenoten één van hen geen gebruik kan maken van het regulier openbaar vervoer, dan wordt deze echtgenoot voor de toepassing van artikel 3.1. eerste en tweede lid aangemerkt als alleenstaande.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Soorten rolstoelen

Het college van burgemeester en wethouders kan een rolstoelvoorziening verstrekken die kan bestaan uit:

  • 1.

    een voorziening in natura in de vorm van een handbewogen of elektrische (duw)rol-stoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen én buiten de woonruimte, dan wel aanpassingen daaraan;

  • 2.

    een forfaitair bedrag ten behoeve van de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte komt voor een rolstoel in aanmerking wanneer hij/zij aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate op een rolstoel is aangewezen en hulpmiddelen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziekte-kosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. Geen rolstoel voor verplaatsing binnenshuis wordt toegekend voor de periode van verblijf in een inrichting.

  • 3. De gehandicapte kan in aanmerking komen voor een sportrolstoel indien de gehandicapte zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bepaling ten aanzien van de verstrekking

Met betrekking tot een verstrekking in natura als bedoeld in artikel 4.1 wordt een bruikleenovereenkomst gesloten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Slotbepalingen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of eigenaar van de woonruimte afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

  • 2.

    In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen, zoals neergelegd in het financieel besluit voorzieningen gehandicapten, verhogen of verlagen conform de ontwik-kelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek of de Nea-norm.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening voorzieningen gehandicapten 2002' en treedt op 1 januari 2002 in werking.

  • 5.

    Met inwerkingtreding van deze verordening komt de 'Verordening voorzieningen gehandicapten 1998' per 1 januari 2002 te vervallen.

  • 6.

    Aanvragen om toekenning van een voorziening welke betrekking hebben op een periode voor 1 januari 2002 zullen worden behandeld volgens de 'Verordening voorzieningen gehandicapten 1998.

  • 7.

    In die gevallen waar reeds voor 1 januari 1998 een voorziening in de vorm van verstrekking van een vervoermiddel alsmede een volledige gemaximeerde vergoe-ding in de kosten van vervoer is toegekend, als bedoeld in artikel 3.1 tweede lid, kan deze gehandicapte van deze voorziening gebruik maken zolang hij/zij over dit vervoermiddel de beschikking heeft. Indien vervanging van dit vervoermiddel noodzakelijk is, wordt de gemaximeerde vergoeding in de kosten van vervoer gesteld op 50% van het maximumbedrag conform het gestelde in artikel 3.3 vierde lid.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 10 december 2001,

de voorzitter,

M.Zonnevylle

de secretaris,

D.G.C. van der Spek (plv.)