Beleidsregel van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent integriteit Beleidsregel Bibob gemeente Leiderdorp

Geldend van 02-05-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent integriteit Beleidsregel Bibob gemeente Leiderdorp

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp of de gemeente als rechtspersoon, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende dat:

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beleidsruimte ver-schaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    de burgemeester en het college sinds de wijziging van de Wet Bibob op 1 juli 2013 de mogelijkheid heb-ben om beschikkingen (vergunningen en subsidies) te toetsen en vervolgens te weigeren dan wel in te trekken ofwel voorschriften te verbinden op grond van artikel 3 lid 7 wet Bibob ofwel niet mee te werken aan vastgoed- en grondtransacties of overheidsopdrachten als sprake is van integriteitsrisico’s met de be-trokkene en/of diens zakelijke omgeving (antecedenten) en/of de wijze van financiering (witwassen). Niet meewerken kan betekenen dat een contract niet wordt aangegaan of wordt ontbonden;

  • -

    deze wetswijziging vraagt om een beleid ten aanzien van de uitvoering van de Wet Bibob;

gelet op:

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur,

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • -

    de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet,

  • -

    de artikelen 30b, 30e, 30f, 30k en 30l van de Wet op de kansspelen,

  • -

    de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

  • -

    de artikel 9.2.2.3 van de Wet Milieubeheer,

  • -

    de artikelen 2:25, 2:28, 2:39, 3:3, 3:4, 3.7 en 3.9 van de Algemene plaatselijke verordening Leiderdorp 2019 (APV),

  • -

    de artikelen 8, 15, 18, 21, 22, 25, 26 van de Huisvestingswet 2014, i.v.m. de Huisvestingsverordening Leiderdorp,

  • -

    artikel 5, 16 en 17 van de Algemene subsidieverordening gemeente Leiderdorp 2017.

besluiten vast te stellen:

de Beleidsregel Bibob gemeente Leiderdorp

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.1

    In deze beleidsregel worden de definities van de wet Bibob gehanteerd in relatie tot:

    • a)

      advies

    • b)

      beschikking

    • c)

      bestand

    • d)

      betrokkene

    • e)

      Bureau

    • f)

      gegadigde

    • g)

      onderaannemer

    • h)

      Onze Minister

    • i)

      overheidsopdracht

    • j)

      rechtspersoon met een overheidstaak:

    • k)

      sector

    • l)

      verwerking van persoonsgegevens

    • m)

      burgerservicenummer

    • n)

      vastgoedtransactie

  • 1.2

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • o)

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen en transacties van de gemeente Leiderdorp;

    • p)

      Bibob-toets: een toets aan de wet door het bestuursorgaan of de gemeente als rechtspersoon (gemeentelijk vooronderzoek) en/of het Bureau (bibobadvies) bij een aanvraag om een beschikking, een verleende beschikking, een wijziging van rechtspersoon, een vastgoedtransactie of een overheidsopdracht;

    • q)

      bibob-formulier; een vragenformulier die naar de aanvrager wordt gestuurd waarvan de vragen zich richten op de financiële relaties en bekostiging van datgeen waar de aanvrager om een beschikking vraagt. Bij aanvragen die onder de kan-bepaling vallen, wordt dit formulier naar de aanvrager gestuurd indien signalen van ondermijning spelen met betrekking tot de aangevraagde beschikking. Bij aanvragen die onder de zal-bepaling vallen, wordt dit formulier direct na de aanvraag toegestuurd, ook als er geen signalen van ondermijning zijn.

    • r)

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag om beschikking of het beoordelen van een reeds verleende beschikking, een transactie of een overheidsopdracht waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de reeds verleende beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • s)

      gemeentelijk vooronderzoek: de fase die start nadat een door de aanvrager ingevulde Bibobformulier (zie lid r) is ontvangen waaruit blijkt dat er (nog steeds) signalen van ondermijning met betrekking tot de aangevraagde beschikking spelen. Tijdens het gemeentelijk vooronderzoek wordt het signaal aangevuld met informatie uit beschikbare (open) bronnen zoals BRP, KVK, Kadaster, online zoekmachines, kranten, politie informatie, justitie informatie (Justid), RIEC of Landelijk Bureau Bibob.

    • t)

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling, waarbij de gemeente partij is met betrekking tot een onroerende zaak of met betrekking tot grond met als doel:

    • het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht; huur of verhuur; het verlenen van een gebruiksrecht; of de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak of de grond heeft of die onroerende zaak of de grond huurt of verhuurt;

    • u)

      verzoek: het verzoek om een beschikking (vergunning, subsidie, contract of aanbesteding);

    • v)

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

    • w)

      RIEC: Regionaal informatie- en expertisecentrum. Het RIEC is een samenwerkingsplatform voor de aanpak tegen ondermijning. Diverse partners zijn hierbij betrokken, gemeenten, zoals: politie, FIOD, Belastingdienst, Inspectie SZW.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2 Toepassingsbereik bij aanvragen om beschikkingen

  • 2.1

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen zoals vermeld in:

    • a)

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecawetvergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming,

    • b)

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning aanwezigheid kansspelautomaten);

    • c)

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Leiderdorp 2019 (evenementenvergunning), indien sprake is van een aanvraag om een evenementenvergunning voor een vechtsport-gala;

  • 2.2

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen zoals vermeld in afdeling 8A van de Algemene plaatselijke verordening Leiderdorp 2019 en artikel 2:28, 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Leiderdorp 2019, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf of de overname van een bestaand bedrijf.

  • 2.3

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in de toelichting van deze beleidsregel daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijzigingen van) beschikkingen zoals vermeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor bouw-/ milieuactiviteiten).

  • 2.4

    Het bestuursorgaan kan, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde

  • beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking een Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), en/of

    • -

      signalen van derden,

  • aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van integretiteitsrisico’s als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.5

    In afwijking van 2.1, 2.2 en 2.3 wordt geen Bibob-toets uitgevoerd als de aanvraag afkomstig is van:

    • a)

      Overheidsinstanties;

    • b)

      Semi-overheidsinstanties;

    • c)

      Toegelaten woning(bouw)corporaties.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij coffeeshops

  • 3.1 Ongeacht het bepaalde bij 2.1, 2.2 en 2.3 zal het bestuursorgaan bij aanvragen om een beschikking voor een coffeeshop altijd een Bibob-toets uitvoeren en indien hier aanleiding toe bestaat het Bureau verzoeken om een advies over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet.

    Momenteel wordt conform de Opiumwet het nulbeleid ten aanzien van coffeeshops gehanteerd. Mocht deze situatie voor Leiderdorp wijzigingen, is dit artikel van kracht.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij seksinrichtingen en escortbedrijven

  • 4.1 Onverminderd het bepaalde bij 2.1, 2.2 en 2.3 zal het bestuursorgaan altijd een Bibob-toets uitvoeren voor de aangevraagde beschikking, zoals genoemd in artikel 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening Leiderdorp 2019 (vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven).

Artikel 5 Subsidie

  • 5.1 Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om beschikking , een reeds verleende subsidie dan wel een vastgestelde subsidie als bedoeld in artikel 5, 16 en 17 van de Algemene subsidieverordening gemeente Leiderdorp.

  • 5.2 Het bestuursorgaan kan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), en/of

    • -

      signalen van derden,

  • aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 6 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen

  • 1. Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaanuitvoering geven aan een Bibob-toets indien één of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

  • De aanvraag heeft betrekking op één of meer van de volgende risicocategorieën:

    • -

      speelautomatenhallen

    • -

      smart-, head- en growshops

  • 2. Ingeval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo kan het bestuursorgaan uitvoering geven aan een Bibob-toets indien die aanvraag ziet op één of meer van de volgende situaties:

    • -

      (ver)bouw (ongeacht bouwsom)

    • -

      sportscholen en fitnesscentra

    • -

      wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s)

    • -

      autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage)

    • -

      opkopers en handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen en belwinkels

    • -

      verblijfsinrichtingen

    • -

      woonwagengebieden

    • -

      gebieden voor kermisexploitanten

    • -

      een andere risicocategorie die door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

Artikel 7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 7.1 Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien er op grond van:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), en/of signalen van derden,

  • aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 7.2 Het bestuursorgaan zal een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene van een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee jaar een ernstig gevaar is vast-gesteld. 

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 8 Toepassingsbereik bij transacties

  • 8.1 Het bestuursorgaan of gemeente als rechtspersoon kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot transacties, zoals bedoeld in artikel 1.

  • 8.2 Het bestuursorgaan of gemeente als rechtspersoon kan eveneens een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot transacties, zoals bedoeld in artikel 1, indien het transacties betreft met grote financiële gevolgen en/of deze transacties bestuurlijk gevoelig zijn.

  • 8.3 Het bestuursorgaan of gemeente als rechtspersoon kan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • a.

      ambtelijke informatie, en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, en/of,

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),en/of

    • d.

      signalen van derden

      aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 8.4 Bij de start van onderhandelingen, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

  • 8.5 De bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, ingeval de betrokken partij afkomstig is van:

    • -

      Overheidsinstanties;

    • -

      Semi-overheidsinstanties;

    • -

      Toegelaten woning(bouw)corporaties;

    • -

      Door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkenen.

Artikel 9 Toepassingsbereik bij aanbestedingen en overheidsopdrachten

  • 9.1 Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten die uitgezonderd zijn van de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de nationale aanbestedingswet.

  • 9.2 Het bestuursorgaan kan voor zover dit op grond van wetgeving met betrekking tot de overige overheidsopdrachten mogelijk is, in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien er op grond van:

    • -

      ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip),

  • aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 4 Uitvoering en beoordeling

Artikel 10 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 10.1 Nieuw ingediende aanvragen om beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 10.2 Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan en indien op grond van deze beleidslijn het Bibob- vra-genformulier is uitgereikt, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit. Indien deze toets hiertoe aanlei-ding geeft, dan zal de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt door een verzoek om informatie bij de politie en/of de Justitiële Informatiedienst en/of het RIEC.

Artikel 11 Eigen onderzoek

  • 11.1 De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 11.2 Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking dan wel het beoorde-len van een reeds verleende beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden en;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC-samenwerkingsverband en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 11..3 Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 12 Informatieverstrekking

  • 12.1 Indien het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, overgaat tot het uitvoeren van een Bibob-toets dient betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren tevens het Bibob-vragenformulier in te vullen en bij het bestuursorgaan in te dienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in dit vragenformulier zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de Bibob-vragenformulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. Het niet volledig invullen van het Bibobformulier leidt tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag (artikel 4:5 AWB).

  • 12.2 Verleende beschikkingen worden getoetst indien hier, met inachtneming van de beleidsregels, aanleiding toe bestaat. Om de reeds verstrekte beschikking te kunnen beoordelen, reikt het bestuursorgaan een Bibob-vragenformulier uit. Het niet volledig invullen van het Bibobformulier leidt tot het aannemelijk vermoeden van ernstig gevaar en daarmee tot intrekking van de gegeven beschikking (Artikel 30 lid 3 juncto artikel 4 van de wet Bibob).

  • 12.3 Het Bibob-vragenformulier bevat in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast de eventuele aanvullende informatie die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek, zoals vermeld in artikel 11 van deze beleidslijn, uit te voeren.

  • 12.4 Bij het niet (tijdig) verstrekken van de gevraagde (aanvullende) gegevens, zal het bestuursorgaan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht toepassen.

Artikel 13 Informatieplicht

  • 13.1 Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 13.2 In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 13.3 In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan zal het onderdeel van het advies waarin deze derde wordt genoemd, ook ter beschikking worden gesteld aan deze derde. Deze derde wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Artikel 14 Beschikking, transactie en overheidsopdracht

  • 14.1 Het bestuursorgaan kan de aanvraag om (wijziging van) beschikking weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien er naar aanleiding van een eigen onderzoek of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Het bestuursorgaan kan ook bij mindere mate van gevaar besluiten om niet mee te werken aan een transactie of een overheidsopdracht niet te verstrekken.

  • 14.2 Het bestuursorgaan kan besluiten om een beschikking onder extra voorwaarden te verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht, in het geval uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 14.3 Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven in die gevallen waarin het bestuursorgaan voornemens is om een aanvraag om beschikking ofwel een overheidsopdracht te weigeren ofwel niet mee te werken aan een transactie, of een reeds verleende beschikking in te trekken of een beschikking te verlenen onder extra voorwaarden.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Deze beleidslijn werkt conform de meest recente versies van de, in dit beleid, aangehaalde wetten en verordeningen.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking één dag na publicatie van de beleidsregel in het elektronisch gemeenteblad en wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Bibob gemeente Leiderdorp 2019’.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp d.d.

23 april 2019.

De burgemeester, Mw. L.M. Driessen

De secretaris, Dhr. H. Romeijn

Bijlage 1: Toelichting op de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

1. Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in werking getreden. Deze wet gaf het bestuursorgaan de (beperkte) mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob op 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan meer mogelijkheden gekregen om de wet toe te passen. Het bestuursorgaan heeft sindsdien de mogelijkheid om een Bibob-toets uit te voeren bij alle beschikkingen (vergunningen en subsidies) en overheidsopdrachten. Hetzelfde geldt voor de rol van het bestuursorgaan als contractpartij bij vastgoed- of grondtransacties of bij aanbestedingen op het gebied van ICT, milieu en bouw.

De integriteit van het bestuursorgaan wordt aangetast als er bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning of subsidie), overheidsopdracht, vastgoed- of grondtransactie sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten. Deze wet dient ter bescherming van het integriteitsrisico van het bestuursorgaan.

Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

  • a.

    sprake is ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

  • b.

    sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten;

  • c.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Op grond van artikel 4 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een transactie weigeren, indien betrokkene weigert het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als ernstig gevaar, zoals genoemd in artikel 3 lid 1 van de wet.

2. Waarom een beleidslijn

Bestuursorganen zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. De wetswijziging Bibob geeft het bestuursorgaan een uitbreiding van het toepassingsbereik van de wet. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke door de wet geboden mogelijkheden, het dit instrument zal toepassen. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten, transacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets wordt uitgevoerd. De beleidslijn voorkomt, dat er sprake is van willekeur door het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. De afweging om tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob

De Wet Bibob biedt het bestuursorgaan meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. In deze beleidslijn is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de status van het bestuursorgaan als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds de status als privaatrechtelijke partij.

Voor alle beschikkingen (vergunningen en subsidies) geldt, dat het toepassingsbereik van de Wet Bibob niet algemeen is, maar beperkt wordt door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan. De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria van de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) vervult hierbij een belangrijke ondersteunende en coördinerende rol.

Het uitvoeren van een Bibob-toets van (risicovolle) aanvragen om beschikkingen, reeds verleende beschikkingen, transacties en overheidsopdrachten zal worden uitgevoerd door de dienst, die de aangevraagde beschikking, de transactie of de overheidsopdracht behandelt of een reeds verleende beschikking behandeld heeft. Het team openbare orde en veiligheid zal andere afdelingen ondersteunen door als vraagbaak te fungeren. Om inzicht te krijgen in de onderneming, de financiering en de antecedenten van betrokkene(n) bij de aanvraag om beschikking (vergunningen en subsidies), de overheidsopdracht en de transactie zal een Bibob-vragenformulier worden uitgereikt. Op het moment dat het bestuursorgaan middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het bestuursorgaan en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

Bijlage 2: Wet Bibob bij vergunningen

In de Bibob beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen vergunningen waarbij het bestuursorgaan een bibob-toets zal uitvoeren (‘zal-bepalingen’) en de vergunningen waarbij het bestuursorgaan, met inachtneming van het bepaalde in de beleidslijn, een bibob-toets kan uitvoeren (‘kan-bepalingen’). De ‘zal-bepalingen’ zijn gekwalificeerd als risicovolle branches. Het toepassen van de Wet Bibob heeft voor deze gevallen ook een preventief karakter.

Het bestuursorgaan zal daarnaast bij elke vergunning in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaal van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van het Bureau ontvangt en/of uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat na-der onderzoek noodzakelijk is.

Er wordt in de uitvoering van de wet gestreefd naar een maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. 

Bijlage 3: Nadere uitwerking toepassing Wet Bibob bij vastgoed- en grondtransacties

Het toepassen van de Wet Bibob op vastgoedtransacties en/of grondtransacties waarbij de overheid partij is, betreft een uitbreiding zoals vermeld in de gewijzigde Wet Bibob. De vastgoedsector is in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar, maar op onderdelen ernstig kwetsbaar voor criminele invloeden. Gemeenten zijn als privaatrechtelijke partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met andere partijen zoals bouwbedrijven, vastgoedontwikkelaars, vastgoedbedrijven, woningcorporaties, en ook particulieren. Het college acht het niet noodzakelijk om alle transacties, waarbij de overheid partij is, te toetsen op grond van de Wet Bibob.

Zodra de gemeente de onderhandelingen start inzake verkoop of verhuur van onroerende zaken en de uitgifte van grond in erfpacht wordt de wederpartij in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek onderdeel kan uitmaken van de Bibob-procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

De uitbreiding van de Wet Bibob op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Alleen indien ambtelijke informatie en/of vanuit het Bureau, en/of vanuit het RIEC-samenwerkingsverband en/of een OM-tip, daartoe aanleiding geeft, wordt tussentijds een Bibob-toets uitgevoerd. Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. De Bibob-officier kan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan het bestuursorgaan een zogenoemde OM-tip te verstrekken. In het geval hiertoe aanleiding bestaat kan het bestuursorgaan ook gebruik maken van de samenwerking met het RIEC om de informatiepositie te versterken.

De Bibob-toets zal in bovenstaande gevallen slechts plaatsvinden in het geval van verhuur of verkoop van vastgoed en/of gronden door de overheid. Een bibob-toets zal niet plaatsvinden in geval van aankoop van vastgoed en/of gronden door de overheid. 

Bijlage 4: Nadere uitwerking toepassing Wet Bibob bij aanbestedingen en overheidsopdrachten

Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt, omdat de Europese richtlijnen een limitatief aantal uitsluitingsgronden bevat. Uitsluitend op basis van een van deze zeven uitsluitingsgronden kan een aanbestedende dienst een gegadigde uitsluiten, namelijk indien:

  • a.

    deze verkeert in staat van faillissement, of voorwerp van surseance van betaling is,

  • b.

    ten aanzien van deze faillissement is aangevraagd of surseance van betaling aanhangig is gemaakt,

  • c.

    deze onherroepelijk is veroordeeld voor een delict inzake de professionele integriteit,

  • d.

    deze een ernstige fout heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep,

  • e.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de sociale verzekeringsbijdragen,

  • f.

    deze niet heeft voldaan aan de verplichtingen ten aanzien van de betaling van de belastingen,

  • g.

    deze zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de inlichtingen ten aanzien van de uitsluitingsgronden en geschiktheidscriteria.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt.

In 2013 is een herziene Aanbestedingswet vastgesteld. In de gewijzigde aanbestedingswet is onder andere de invoering van een eigen integriteitsverklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is. Deze eigen integriteitsverklaring zal als zodanig onderdeel worden van het gewijzigde aanbestedingsbeleid van de gemeente. Dit maakt een Bibob-toets voor de wat betreft het onderdeel aanbesteden niet noodzakelijk. De integriteitstoets van betrokken partijen vindt plaats in de uitvoering van de gemeentelijke aanbestedingsrichtlijn.

Bijlage 5: Nadere uitwerking van de toepassing van de Wet Bibob bij subsidieverlening

De Wet Bibob vereist niet dat een subsidieregeling expliciet verwijst naar de Wet Bibob voordat een subsidie kan worden getoetst aan deze wet. De verstrekking van subsidies is gebaseerd op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening. Deze verordening is in 2014 in werking getreden. De aanvraag om een subsidiebeschikking kan worden geweigerd op grond van de Wet Bibob. Daarnaast is het mogelijk om een verleende beschikking in te trekken en voorts om de subsidie terug te vorderen. Er zal een Bibob-toets worden uitgevoerd in het geval dat eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau en/of OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of het RIEC daartoe aanleiding geeft.

Bijlage 6: Nadere uitwerking van het onderzoek in geval van het toepassen van de Wet Bibob

Versterking eigen onderzoek

Vanaf artikel 10 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. De wet legt in de uitvoering van de Bibob-toets de nadruk bij het eigen onderzoek door het bestuursorgaan. Hierbij zal de tipfunctie van het OM, meer dan voor de wetswijziging, een aanleiding vormen om een eigen onderzoek te starten. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, zal het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit zijn eigen informatiehuishouding. Ook zal het gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor hem beschikbaar is in de open en gesloten bronnen.

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft het bestuursorgaan op grond van artikel 30 Wet Bibob de mogelijkheid om de betrokkene vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken rechtspersonen etc. Hiervoor zijn verschillende Bibob-vragenformulieren ontwikkeld die door de betrokkene dienen te worden ingevuld. De beschikbaarheid van relevante informatie in de z.g. gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Het bestuursorgaan heeft echter wel de mogelijkheid om de justitiële documentatie van betrokkene op te vragen.

Het RIEC is door de wetswijziging bevoegd om zowel het volledige eigen onderzoeksdossier van het bestuursorgaan, als een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt zijn ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband.

Indien het bestuursorgaan na het eigen onderzoek en de aanvullende vragen nog onvoldoende duidelijkheid heeft over de integriteit dan kan een verzoek om advies worden ingediend bij het Bureau. Het bestuursorgaan zal dit doen indien er na de aanvullende toets nog onduidelijkheid is over:

  • -

    de integriteit van de persoon van de aanvrager of de vergunninghouder en/of,

  • -

    de financier of overige zakenpartners van de onderneming en/of,

  • -

    de bedrijfsstructuur of het bedrijf en/of,

  • -

    de financiering van het bedrijf.

Het Landelijk Bureau Bibob is onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft toegang tot openbare en gesloten bronnen zoals politiegegevens, strafregisters en gegevens van de Belastingdienst, waardoor een bredere screening en diepgaander onderzoek van aanvrager of vergunninghouder en financier en/of overige zakelijke partners mogelijk is. Het Bureau onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob.

Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 van de Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, of

  • -

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, of

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, of

  • -

    in een zakelijk samenwerkingsverband staat dan wel heeft gestaan.

Het LBB kent drie soorten adviezen:

  • -

    er is sprake van ernstig gevaar,

  • -

    er is sprake van mindere mate van gevaar,

  • -

    er is sprake van geen gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient het bestuursorgaan op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de Wet Bibob een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking of mee te werken aan de transactie of overheidsopdracht. Het bestuursorgaan kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen onder voorwaarden, te weigeren en/of in te trekken.

Beginselen van behoorlijk bestuur

Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het bestuursorgaan dient eerst te bekijken of bestaande weigerings- c.g. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken. Dit betekent dat alvorens er een advies wordt aangevraagd aan het LBB, eerst onderzocht moet worden of niet met minder ingrijpende middelen kan worden volstaan.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt ook tot uitdrukking gebracht door de selectieve en risico gestuurde wijze van toetsen. Door het instellen van grensbedragen, het selecteren van risicocategorieën en het creeren van uitzonderingen worden niet alle aanvragers en/of vergunninghouders aan de Bibob-toets onderworpen. De weigering dan wel intrekking van de vergunning dient tevens evenredig te zijn met de mate van gevaar.