Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro

Geldend van 20-02-2009 t/m heden

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2008;

Gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

Besluit:

vast te stellen de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Artikel 6 Wro: artikel 6 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • b.

    Aanvrager: degene die een aanvraag indient om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro.

  • c.

    Adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening.

  • d.

    Adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van deze verordening.

  • e.

    Derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 6.4a Wro die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel om ontheffing te verlenen en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn/haar rekening komt die schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt.

  • f.

    Deskundige: iemand die beschikt over aantoonbare kennis en deskundigheid om in staat te worden geacht te adviseren over planschadeverzoeken. Waar deskundige staat kan ook deskundigen worden gelezen.

  • g.

    Besluit: Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

  • h.

    College: het college van burgemeester en wethouders; gemeente: gemeente Leidschendam-Voorburg.

  • i.

    Drempelbedrag: het te heffen recht als bedoeld in artikel 6.4.

  • j.

    Planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening.

  • k.

    Planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening.

  • l.

    Wet: Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Artikel 2 Indienen aanvraag en mededelen ontvangst

  • 1. ndien een belanghebbende meent, dat het bepaalde in artikel 6.1 Wro op hem/haar van toepassing is, kan hij/zij schriftelijk een gemotiveerde aanvraag om toekenning van schadevergoeding indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van het bij deze procedureregeling behorende aanvraagformulier.

  • 3. Door de aanvrager dienen ten minste de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • -

      dagtekening;

    • -

      naam, adres en woonplaats van de aanvrager;

    • -

      indien een gemachtigde is aangewezen, dient een schriftelijke machtiging te worden overgelegd;

    • -

      adres en kadastrale gegevens (sectie en nummer) van het betreffende eigendom;

    • -

      omschrijving van het betreffende eigendom;

    • -

      reden verzoek om schadevergoeding;

    • -

      de aard en omvang van de schade en zo mogelijk een specificatie van het bedrag van de schade.

  • 4. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager (mededeling). Van de aanvraag wordt zonodig een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 5. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van 300 euro verschuldigd is (artikel 6.4).Tevens deelt het college mee dat het verschuldigde bedrag binnen 4 weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort. Het college deelt hem/haar tevens mede dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

Artikel 3 Besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag

Het college neemt een aanvraag niet in behandeling indien:

  • 1.

    deze niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 6.1, lid 4 of 5 door aanvrager is ingediend;

  • 2.

    de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht);

  • 3.

    indien het drempelbedrag van 300 euro niet binnen vier weken na verzending van de mededeling (artikel 6.4, lid 2) is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest;

  • 4.

    indien de gestelde schade met toepassing van artikel 6.2 en 6.3 Wro kennelijk voor rekening van de aanvrager moet blijven.

Artikel 4 Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, wordt binnen 4 weken na ontvangst van de aanvraag aan aanvrager bekend gemaakt, onderscheidenlijk binnen 8 weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen (artikel 6.1.3.1 Bro).

  • 2. De termijn van 8 weken kan een keer met ten hoogste 4 weken worden verlengd.

Artikel 5 Opdrachtverstrekking

Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 en 4 van deze verordening, verstrekt het college binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 Bro opdracht aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen

Artikel 6 Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid, wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 7 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen;

  • 2. een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd en niet onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad;

  • 3. een adviseur mag niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering verstrekt, zoals bedoeld in artikel 2, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoelt in artikel 6.4 a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 9 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, ter beschikking, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden.

  • 2. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden ais bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager uit voor de plaatsopneming.

  • 4. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 5. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 6. Alvorens een advies uit te brengen, zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente. De gemeente zal daarna het concept naar aanvrager en/of belanghebbende(n) toezenden.

  • 7. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 11. Het college is bevoegd een second opinion aan te vragen. Dat betekent wel dat de procedure opnieuw wordt gestart.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 17 december 2008.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 februari 2009
De griffier, mr. G.A. van Egmond
De voorzitter, drs. J.W. van der Sluijs

Toelichting

Toelichting

Algemene toelichting

Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening ('vVro) kan aan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden ais gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.

Op grond van Artikel 6.1.3.3 Bro is bepaald dat bij gemeentelijke verordening regels worden gegeven over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komen.

Korte inhoud van de artikelen zoals opgenomen in Afdeling 6.1 Wro Tegemoetkoming in schade.

Afdeling 6.1 van de Wro bevat bepalingen over de tegemoetkoming in schade.

Artikel 6.1 Wro

lid 1: het college is bevoegd een tegemoetkoming in planschade toe te kennen;

lid 2: welke oorzaken kunnen leiden tot een aanvraag tegemoetkoming planschade;

lid 3: de aanvraag moet gemotiveerd zijn en een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde tegemoetkoming bevatten;

lid 4: het tijdstip is bepaald waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend.

In artikel 6.2 Wro

is uitgewerkt welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven.

In artikel 6.3 Wro

is gesteld welke zaken het college bij hun beslissing op de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade in ieder geval moeten betrekken.

In artikel 6.4

is bepaald dat het college van de indiener van een aanvraag een recht heffen.

In artikel 6.5

is bepaald welke kosten ook moeten worden vergoed indien het college besluit over te gaan tot een tegemoetkoming in planschade.

In artikel 6.6

is bepaald dat indien provinciale staten of Onze minister de veroorzaker is van planschade de aanvraag weliswaar bij het college moet worden ingediend, maar dat de aanvraag onverwijld wordt doorgezonden naar het desbetreffende bestuursorgaan dat op de aanvraag beslist.

In artikel 6.7

is bepaald dat het bestuur, in deze de raad, regels kan stellen omtrent de inrichting en behandeling van het verzoek toto tegemoetkoming planschade. Tevens kan de raad nadere eisen stellen aan de motivering e n de wijze van beoordeling van een aanvraag.

Korte inhoud van de artikelen zoals opgenomen in Afdeling 6.1 Bro Tegemoetkoming in schade.

In het Bro zijn in afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen van een aanvraag opgenomen, alsmede een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur.

Artikel 6.1.2.1 en 6.1.2.2 betreffen de indieningsvereisten mbt de aanvraag.

Artikel 6.1.3.1.betreft de behandeling van de aanvraag

Artikel 6.1.3.2 het college is verplicht een adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing;

Artikel 6.1.3.3 voorgeschreven is dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt.

Artikel 6.1.3.4 hierin is bepaald welke zaken in het onderzoek moet worden betrokken

Artikel 6.1.3.5 inlichtingen inwinnen bij derden. Indien dit kosten met zich meebrengt, hiertoe eerst een verzoek indienen bij het college.

Artikel 6.1.3.6 beslistermijnen

Artikel 6.1.3.7 toekenden voorschot

Artikel 6.1.3.8 bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven omtrent de behandeling en beoordeling van de aanvraag.

Welke procedureregeling is wanneer van toepassing.

I.

De procedureregeling planschadevergoeding 2005 is nog van toepassing op de volgende situaties:

Planologische maatregel onherroepelijk VOOR 1 september 2005.

  • A.

    op een aanvraag ingediend vóór 1 september 2005 in het geval dat de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 is de WRO van vóór 1 september 2005 van toepassing;

  • B.

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 is de WRO van toepassing (maar is geen verjaringstermijn van toepassing);

  • C.

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005 is de WRO van toepassing (maar is geen verjaringstermijn van toepassing).

Planologische maatregel onherroepelijk op of na 1 september 2005 en vóór 1 juli 2008.

  • D.

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 en vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden, is de WRO van toepassing (met inbegrip van de verjaringstermijn );

II.

De procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 is van toepassing in de volgende situaties:

  • ·

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005 maar vóór 1 juli 2008 van kracht is geworden, is de Wro van toepassing (met inbegrip van de verjaringstermijn, maar er is geen sprake van het forfait normaal maatschappelijk risico);

  • ·

    op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010 in het geval de planologische maatregel van kracht is geworden op of na 1 juli 2008, is de Wro onverkort van toepassing;

  • ·

    op een aanvraag ingediend op of na 1 september 2010 is de 'Wro in alle gevallen onverkort van toepassing.

Uit vorenstaande blijkt dat ook met de inwerkingtreding van de verordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex. artikel 6.1 Wro de oude planschaderegeling nog niet worden ingetrokken door de raad.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro en voor zover dit noodzakelijk werd geacht, is een aanvulling gegeven. Voor een juiste interpretatie van de verordening is naast raadpleging van artikel 1 kennisneming van de algemene bepalingen in artikel 6.1.1.1 Bro van belang.

Artikel 2 Indienen aanvraag

De aanvraag moet schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend opdat het college zal kunnen beoordelen of de aanvraag verband houdt met een van de in artikel 6.1, lid 2 Wro genoemde planologische maatregelen, een en ander met het oog op mogelijke toepassing van artikel 4.

In lid 2 van dit artikel is gesteld dat het aanvragen van een tegemoetkoming in planschade dient te gebeuren middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Er wordt alleen gevraagd naar informatie die bij de aanvrager bekend mag worden verondersteld.

In lid 4 van dit artikel is opgenomen dat het college de datum van ontvangst van de aanvraag aantekent op het formulier. Deze datum is belangrijk in verband met de genoemde termijnen in deze procedureregeling.

In lid 5 is opgenomen dat het college de aanvrager erop wijst dat deze voor behandeling van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is van 300 euro en dat dit bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling moet zijn gestort. Tevens deelt het college hem mee dat er teruggaaf van dit bedrag wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist. Het voorgaande is vastgelegd in artikel 6.4 Wro.

Artikel 3 Besluit tot het niet in behandeling verklaren van de aanvrager

Het bepaalde in dit artikel is vastgelegd in afdeling 6.1

Op grond van dit artikel kan het college een aanvraag zonder een uitputtend onafhankelijk onderzoek weigeren.

Artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro geeft het college de bevoegdheid een aanvraag binnen vier, dan wel acht weken, indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Een dergelijke weigering zal in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn te achten ter voorkoming van onnodig werk en onnodige kosten.

Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro heeft betrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht waarbij een onvolledige aanvraag verder buiten behandeling moet worden gelaten.

Volgens artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro moet het besluit tot het niet in behandeling nemen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. Voor zover de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, krijgt het college acht weken de tijd na het tijdstip waarop de termijn om de aanvraag aan te vullen is verstreken, om het besluit tot niet verdere behandeling van de aanvraag bekend te maken. De laatstgenoemde beslistermijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Indien de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten, is de verordening niet toepasselijk, tenzij de termijnen bedoeld in artikel 6.1.3.1 Bro worden overschreden. In het laatste geval dienen niettemin één of meerdere adviseurs te worden aangewezen en dient een opdracht te worden verstrekt. De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en er geen verzoeken tot wraking zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over een ingediend verzoek tot wraking.

Op grond van jurisprudentie is het in principe verplicht een onafhankelijk deskundig advies in te winnen over planschadeverzoeken. De rechter heeft hiertoe besloten omdat de schadeveroorzakende instantie, in dit geval dus de gemeente, tevens de planschadeverzoeken beoordeelt.

Het onafhankelijke advies kan achterwege blijven indien het verzoek om planschadevergoeding kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is, dan wel indien op eenvoudige wijze, zonder diepgaand onderzoek, kan worden vastgesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen.

Het betreft bv. die gevallen waarin een aanvraag is gebaseerd op nog niet onherroepelijk geworden planologische maatregelen, of op niet-gemeentelijke planologische maatregelen of als er geen planologische wijziging heeft plaatsgevonden.

Artikel 5 Opdrachtverstrekking

Het college dient binnen twaalf weken een opdracht te verstrekken aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6 Adviseur of adviescommissie

Het college schakelt één of meerdere adviseurs gezamenlijk in voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worden ingeschakeld.

Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten. Een adviesbureau dat gespecialiseerd is in planschade kan derhalve worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.

Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is, staat de verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur/vaste adviescommissie).

Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Het college zal de tweede en/of derde adviseur dan vervolgens moeten aanwijzen;

bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is er sprake van een adviescommissie (artikel 3, vijfde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4 Bro genoemde zaken te betrekken.

Artikel 6.1.3.5, eerste lid, Bro bepaalt dat de adviseur of de adviescommissie zich door derden kan laten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het college vereist.

Artikel 7 Deskundigheid en onafhankelijkheid

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over

de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Om de deskundigheid van de adviseurs te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot aanwijzing van een persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, tweede of derde lid, genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.

In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1 onder c, Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van

het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts bepaalt artikel 4, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskundigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. In het bijzonder kan worden gedacht aan personen behorende tot de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van planologische maatregelen.

Artikel 8 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op de hoogte moeten worden gebracht van de aanwijzing van een adviseur of adviescommissie. De aanwijzing van een adviseur dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. In het geval meerdere adviseurs worden aangewezen, worden deze aanwijzingen gezamenlijk schriftelijk bekend gemaakt. Indien de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of andere

belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van één of meerdere adviseurs is er de mogelijkheid om één of meerdere adviseurs te wraken. Op verzoek van de aanvrager, eventuele andere betrokken

bestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro kunnen één of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Genoemde partijen worden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Het college moet binnen twee weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking beslissen.

Artikel 9 Werkwijze adviseur of adviescommissie

Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.

In het tweede en derde lid is bepaald dat vanuit de gemeente bijstand wordt verleend aan de

adviseur of adviescommissie, door alle van belang zijnde informatie met betrekking tot de aanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden alle bescheiden die naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag aan hen ter beschikking gesteld.

Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens debezichtiging, de taxatie en de hoorzitting. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd. Het is mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of taxatie. Volgens artikel 6.1.3.5, tweede lid, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van de aanvraag blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

Het conceptadvies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro te worden toegezonden. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd (zevende lid).

Het achtste lid bepaalt at de gemeente, de aanvrager, eventuele andere bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het conceptadvies te reageren.

Het negende en het tiende lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van het advies aan het college.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • ·

    De verordening treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad;

  • ·

    Deze verordening wordt aangehaald als "Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ex artikel 6.1 Wro".