Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening spaarloonregeling

Geldend van 08-04-1994 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1994

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van burgemeester en wethouders d.d 29 maart 1994;

met instemming van de commissie voor georganiseerd overleg;

gelet op artikel 125, lid 2, van de Ambtenarenwet 1929;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING "Spaarloonregeling".

Artikel 1.

Voor toepassing van deze verordening wordt verstaan onder belanghebbende:

  • a.

    de ambtenaar in de zin van artikel A 1 van het Algemeen Ambtenarenreglement met een vaste aanstelling;

  • b.

    de werknemer met wie krachtens besluit van burgemeester en wethouders een bijzondere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar burgerlijk recht is aangegaan.

  • c.

    De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten met een tijdelijke aanstelling op grond van artikel 2:4, lid 2, van de CAR.

Artikel 2.

Voor toepassing van deze verordening wordt onder brutoloon verstaan:

  • a.

    bezoldiging in de zin van de "Bezoldigingsverordening 1980";

  • b.

    bezoldiging in de zin van artikel 3, lid 6, van het Rechtspositiereglement ambtenaren Centrum voor Kunstzinnige Vorming "De Kubus".

Artikel 3.

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    spaarloonrekening: de door de werkgever bij een spaarinstelling op naam van de werknemer te openen rekening;

  • b.

    spaarinstelling: spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid;

  • c.

    spaarloon: een gedeelte van het brutoloon, maximaal het bedrag genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 4.

  • 1. Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende wordt bij de uitbetaling van zijn brutoloon een op hele guldens afgerond bedrag ingehouden.

  • 2. De inhouding kan maandelijks of eenmaal per jaar worden uitgevoerd.

  • 3. De inhouding gaat uiterlijk in bij de uitbetaling van het brutoloon over de tweede maand volgende op die waarin het verzoek is ingediend.

  • 4. Het spaarloon wordt gestort op een spaarloonrekening

Artikel 5.

  • 1. Het verzoek, bedoeld in artikel 4, lid 1, dient door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanmeldingsformulier te geschieden.

  • 2. Wijzigingen van het bedrag bedoeld in artikel 4, lid 1, beëindiging van de inhouding, dienen te geschieden door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 3. Verzoeken tot wijziging kunnen slechts eenmaal per jaar worden ingediend. De wijziging gaat uiterlijk in bij de uitbetaling van het brutoloon over de tweede maand volgende op die waarin het verzoek tot wijziging is binnengekomen.

Artikel 6.

  • 1. Het spaarloon mag door de belanghebbende niet worden vervreemd of bezwaard.

  • 2. Het spaarloon komt niet eerder ter beschikking van de belanghebbende, dan nadat het gedurende ten minste vier jaren op een spaarloonrekening heeft gestaan, tenzij het spaarloon wordt opgenomen terzake van de verwerving van diens eigen woning als hoofdverblijf of bij beëindiging van het dienstverband.

  • 3. Ingeval dat het spaarloon door de belanghebbende wordt opgenomen bij beëindiging van het dienstverband, wordt over elke volle maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen premie geheven terzake van een evenredig deel van het spaarloon.

  • 4. In geval van overlijden van de belanghebbende eindigt de deelname van de spaarloonregeling. Het gehele tegoed van de spaarloonregeling wordt ter beschikking gesteld aan de erfgenamen van de belanghebbende. Voor elke volle maand gedurende welke het spaarloon binnen een termijn van vier jaren is opgenomen wordt een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon.

Artikel 7.

  • 1. Het aan de belanghebbende toekomende spaarloon mag worden omgezet in effecten.

  • 2. Het in de aankoop begrepen bedrag aan spaarloon wordt gelijkgesteld met het spaarloon, zolang de effecten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de belanghebbende.

  • 3. De aankoop en verkoop dient te geschieden door bemiddeling van de werkgever of van een spaarinstelling.

  • 4. De bewaring dient te geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever, danwel door of onder verantwoordelijkheid van een spaarinstelling.

  • 5. Bij verkoop van de effecten wordt het onder lid 2 genoemde bedrag, voorzover dit onverwijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, gelijkgesteld met het spaarloon.

Artikel 8.

  • 1. Het aan de belanghebbende toekomende spaarloon mag worden aangewend ter voldoening van ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies.

  • 2. Met betrekking tot ten laste van de spaarloonrekening voldane premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, onder 1, 3, 4 of 5, en vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, mag het daarin begrepen bedrag aan ingehouden spaargelden worden gelijkgesteld met de ingehouden spaargelden op de spaarloonrekening, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de belanghebbende of dat van zijn echtgenoot, mits de termijnen voor lijfrente, behoudens het geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan.

  • 3. Met betrekking tot ten laste van de spaarloonrekening voldane premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd mag het daarin begrepen bedrag aan ingehouden spaargelden worden gelijkgesteld met ingehouden spaargelden op de spaarloonrekening, zolang de polis onbezwaard onderdeel uitmaakt van het vermogen van de belanghebbende of dat van zijn echtgenoot, danwel, ingeval de belanghebbende ongehuwd is, de partner met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

  • 4. De in het derde lid bedoelde overeenkomst van levensverzekering moet:

    • a.

      voldoen aan artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf en zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

    • b.

      door de belanghebbende of zijn echtgenoot danwel, ingeval de belanghebbende ongehuwd is, door de partner met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, zijn gesloten, hetzij op het leven van de belanghebbende, hetzij op dat van zijn echtgenoot of partner, danwel de kinderen voor wie de belanghebbende, zijn echtgenoot of partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

    • c.

      voorzover het tijdstip van de uitkering wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste vier jaren.

  • 5. Voor toepassing van dit artikel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggingen bij een instelling als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub 2, waartoe de belanghebbende of zijn echtgenoot danwel, ingeval de belanghebbende ongehuwd is, de partner met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht. Het derde en vierde lid van dit artikel vinden overeenkomstig toepassing.

  • 6. Rechtstreekse betalingen van premies voor levensverzekeringen als bedoeld in het tweede en derde lid en van inleggingen voor een spaarovereenkomst als bedoeld in het vijfde lid, door de belanghebbende, mogen voor toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met ten laste van de spaarrekening voldane premies.

Artikel 9.

Het tegoed op een spaarloonrekening mag uitsluitend bestaan uit:

  • a.

    spaarloon;

  • b.

    op het tegoed gekweekte inkomsten.

Artikel 10.

Het verloop van het tegoed op een spaarloonrekening moet voor iedere werknemer per kalenderjaar waarin hij overeenkomstig de spaarloonregeling heeft gespaard, afzonderlijk worden geadministreerd voor zoveel betreft:

  • a.

    spaarloon;

  • b.

    op het tegoed gekweekte inkomsten over de periode waarin het spaarloon ingevolge de spaarloonregeling niet ter beschikking komt van de belanghebbende.

Artikel 11.

  • 1. Ingeval het spaarloon door de belanghebbende of zijn erfgenamen is opgenomen bij beëindiging van de dienstbetrekking van de belanghebbende, daaronder begrepen het overlijden van de belanghebbende, wordt voor toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen voor elke volle maand gedurende welke het spaarloon binnen een termijn van vier jaren is opgenomen een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon.

  • 2. Spaarloon waarover door een belanghebbende in strijd met de spaarloonregeling wordt beschikt, wordt voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde loon wordt geacht te zijn genoten ten tijde van het beschikken.

Artikel 12.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van heden en werkt terug tot 1 januari 1994.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Spaarloonregeling".

    Lelystad, 7 april 1994.

De secretaris, De raad van de gemeente Lelystad,