Regeling vervallen per 19-12-2019

Beheersverordening grondbedrijf 2010 van de gemeente Lelystad

Geldend van 03-03-2011 t/m 18-12-2019

Intitulé

Beheersverordening grondbedrijf 2010 van de gemeente Lelystad

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 7 december 2010;

overwegende dat:

  • -

    ter uitvoering van art. 10 van het Organisatiebesluit gemeente Lelystad in aanvulling op de Financiële verordening gemeente Lelystad, nadere regels gesteld worden ten aanzien van het beheer en de organisatie van het grondbedrijf.

  • -

    de Beheersverordening grondbedrijf 1990 in overeenstemming dient te worden gebracht met de Gemeentewet en dient te worden afgestemd op de Kadernota grondbeleid Lelystad 2010 en de overige regelgeving.

B E S L U I T:

  • 1.

    In te trekken:

    • -

      de Beheersverordening grondbedrijf 1990

    • -

      de Instructie voor de directeur van het grondbedrijf ingaande 1-1-1990

    • -

      de Instructie voor de administrateur van het grondbedrijf ingaande 1-1-1990

  • 2.

    Vast te stellen de navolgende Beheersverordening grondbedrijf 2010 van de gemeente Lelystad.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE EN BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt (in alfabetische volgorde) verstaan onder:

.

·A- staat

Een gebiedsspecifieke begroting van verwervings- en andere boekwaarden, zonder kostprijsberekening.

·B – staat of Grondexploitatie:

De door de gemeenteraad vastgestelde begroting van het geheel van activiteiten en werkzaamheden rond de planvoorbereiding, de verwerving, de uitgifte van gronden alsmede het tijdelijke beheer, en het bouw- en woonrijp maken, opgesteld op kostprijsbasis, naar het systeem van eindwaardeberekening;

·Budgethouderschap

Het mandaat om binnen de vastgestelde financiële kaders van een grondexploitatie of ander budget financiële verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen

·Kwaliteit:

De in de exploitatie en het projectdocument omschreven eisen en randvoorwaarden aan een project inzake het kostenniveau van de uitvoering en de afzetbaarheid van het project op de markt.

·Project:

De projectmatige uitvoering van een onderdeel van de grondexploitatie, een publiek private samenwerking, dan wel een bijdrage in een particulier initiatief met inachtneming van de daarvoor geldende eisen en randvoorwaarden.

·Startdocument of projectplan:

Een voorstel voor een uit te voeren project, met een beschrijving van het planproces, de inhoud van het project, de kwaliteit en de verwachte kosten en opbrengsten.

·Plansaldo:

Het financiële resultaat van een grondexploitatie op eindwaardeberekening.

·Risicovoorziening:

Geld dat opzij gezet wordt om de risico’s van exploitaties op te vangen.

·Voorbereidingskrediet

Een door de gemeenteraad beschikbaar gesteld krediet dat bestemd is om te worden aangewend voor het ontwikkelen van een grondexploitatie.

Artikel 2 Werkingsgebied.

  • 1. Deze beheersverordening is van overeenkomstige toepassing op exploitatieplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2. De door de raad vastgestelde grondexploitaties gelden ten aanzien van kwaliteit en kosten als taakstellend voor de gehele organisatie.

Artikel 3 Grondbedrijf

Het grondbedrijf is het verbijzonderde deel van de gemeentelijke organisatie als bedoeld in artikel 10 van het Organisatiebesluit gemeente Lelystad. Het grondbedrijf is ingesteld om ambtelijk uitvoering te geven aan het bij en krachtens het door de raad in de Kadernota grondbeleid 2010 vastgestelde grondbeleid.

HOOFDSTUK 2 INTERNE ORGANISATIE

Artikel 4 Inbedding in de organisatie

  • 1. Aan het hoofd van het grondbedrijf staat een directeur

  • 2. De directeur grondbedrijf is geen lid van de concerndirectie, maar heeft wel de bevoegdheid om het gemeentebestuur eigenstandig (gevraagd en ongevraagd) te adviseren over zaken het grondbeleid betreffende.

  • 3. Indien de directeur van het grondbedrijf van de in het tweede lid van dit artikel genoemde bevoegdheid gebruik maakt, wordt dit terstond met opgave van redenen gemeld aan de concerndirectie.

  • 4. Het hoofd van de afdeling EVO is tevens directeur van het grondbedrijf,en benoemd door het college.

  • 5. Het grondbedrijf heeft een eigen administratie, die wordt geconsolideerd binnen de concernadministratie.

Artikel 5 Taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De directeur is als integraal manager belast met de leiding van het grondbedrijf.

  • 2. De directeur Grondbedrijf is belast met de ambtelijke beleidsadvisering omtrent het opstellen en het uitwerken van de beleidskaders voor het grondbeleid.

  • 3. De directeur grondbedrijf vertegenwoordigt het grondbedrijf binnen en buiten de organisatie.

  • 4. De directeur grondbedrijf wordt bijgestaan door de administrateur grondbedrijf, benoemd door het college.

  • 5. De directeur grondbedrijf draagt zorg voort:

    • a)

      Een doelmatige en doeltreffende ambtelijke uitvoering van het grondbeleid binnen de bestuurlijk vastgestelde kaders.

    • b)

      Een goede functiescheiding is tussen de medewerkers die werkzaam zijn ten behoeve van het grondbedrijf;

    • c)

      Een regelmatige en doelmatige interne controle .

  • 6. De administrateur grondbedrijf is verantwoordelijk is voor de juistheid, de volledigheid, en de rechtmatigheid van de administratie van het grondbedrijf.

  • 7. De administrateur grondbedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a)

      De werkprocessen binnen de administratie transparant verlopen;

    • b)

      De taken en werkzaamheden binnen de administratie doelmatig, rechtmatig en efficiënt worden georganiseerd en uitgevoerd;

    • c)

      Er geen inlichtingen worden verstrekt over de boekhouding en daarbij behorende bescheiden, met uitzondering van de gemeentelijke functionarissen en organen die uit hoofde van hun functie gerechtigd zijn toegang te hebben tot deze informatie.

    • d)

      De administrateur staat in een functionele relatie tot de concerncontroller voor wat betreft de rechtmatigheid, volledigheid en juistheid van de administratie.

  • 8. De functies van directeur grondbedrijf en administrateur grondbedrijf zijn onderling onverenigbaar.

  • 9. De directeur en administrateur van het grondbedrijf melden significante afwijkingen van de vastgestelde beleidskaders inclusief grondexploitaties aan de directie. Wanneer de directie naar hun oordeel niet of niet tijdig adequate (bijsturings-)maatregelen neemt, zijn de directeur en de administrateur gezamenlijk zowel als hoofdelijk gehouden het college over de betreffende afwijkingen te informeren.

  • 10. De kassiersfunctie van het grondbedrijf maakt onderdeel uit van de taken en verantwoor- delijkheden van de gemeentelijke kassier.

Artikel 6 De concerncontroller

    • 1.

      De in artikel 9 van het Organisatiebesluit van de gemeente Lelystad genoemde taken en bevoegdheden van de concerncontroller zijn tevens onverkort van toepassing voor het Grondbedrijf:

    • 2.

      De concerncontroller adviseert gevraagd en ongevraagd de directie en kan tevens

      eigenstandig de bestuursorganen college en burgemeester (gevraagd en ongevraagd) adviseren.

    • 3.

      Indien de concerncontroller het bestuur adviseert of gaat adviseren over zaken die het grondbedrijf betreffen, meldt de concerncontroller dit,alsmede het onderwerp waarop het advies betrekking heeft, terstond aan de directie en de directeur Grondbedrijf

      De concerncontroller heeft in ieder geval als taken:

  • a.

    het voorbereiden van en adviseren over kaders en richtlijnen aangaande de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de bedrijfsvoering;

  • b.

    het voorbereiden van en adviseren over kaders en richtlijnen aangaande de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de bedrijfsvoering;

  • c.

    het op concernniveau geven van adviezen aan de algemeen directeur, directie en de overige concernonderdelen met betrekking tot de sturing van de organisatie;

    Daarnaast ziet de concerncontroller in het bijzonder toe op:

  • a.

    de beleidsintegratie van het grondbeleid in het totaal van het gemeentelijk beleid

  • b.

    de effecten van het middelenbeslag en het risicoprofiel van het grondbedrijf op de

  • c.

    concernbegroting.

    • 4.

      De concerncontroller heeft de bevoegdheid om te allen tijde en onaangekondigd tussentijdse controle uit te oefenen op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestede middelen.

    • 5.

      De directeur grondbedrijf en de administrateur grondbedrijf verstrekken hem voor het onder het lid 7 bedoelde onderzoek alle benodigde informatie, en verlenen inzage in alle administratieve bescheiden van het grondbedrijf.

HOOFDSTUK 3 GEBIEDSONTWIKKELINGEN

Artikel 7 Financiële kaders

  • 1. De gemeenteraad stelt de voor de uitvoering van het grondbeleid financiële kaders vast in:

    a)Grondexploitaties (B complexen)

  • b. Specifieke voorbereidings- of aanvullende kredieten.

  • 1. 1 In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders voor de voorbereiding van een grondexploitatie een krediet ter beschikking stellen van maximaal € 100.000 per exploitatiegebied, mits de verantwoording van de bestede middelen achteraf plaatsvindt in de, op basis daarvan tot stand gekomen en door de raad goedgekeurde, grondexploitatie.

    • 2.1.

      Het is burgemeester en wethouders niet toegestaan meerdere exploitatiegebieden als bedoeld in lid 1.1. in afzonderlijke A-complexen te verantwoorden indien deze gebieden feitelijk deel uitmaken van een groter bij elkaar behorend gebied.

    • 2.2

      In afwijking van het 1e lid kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van verantwoording in A-complexen in de volgende situaties:

      • a)

        Het tijdelijk beheer van gemeentelijk onroerend goed dat in de toekomst pas voor gebiedsontwikkeling in aanmerking komt. Tot het tijdelijk beheer worden niet verstaan uitgaven ter voorbereiding van een grondexploitatie zoals bedoeld onder lid 1.1..

      • b)

        Het tijdelijk beheer en de afwerking van restdelen van relatief beperkte omvang uit een grondexploitatie, die de afsluiting van de totale grondexploitatie belemmeren.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen uitgaven doen ten laste van grondexploitaties binnen de financiële kaders van de betreffende begrotingshoofdstukken, en met inachtneming van de bij die exploitaties behorende tijdsfasering.

  • 4. Ten aanzien van de verkoop van gronden binnen de betreffende exploitatiegebieden en de daarbij te hanteren grondprijzen zijn de grondexploitaties eveneens kaderstellend

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen onder nader te stellen voorwaarden het doen van uitgaven en het verkopen van gronden mandateren aan de directeur grondbedrijf alsmede diens plaatsvervanger.

  • 6. Mutaties in de waardering van activa, reserves en voorzieningen worden jaarlijks verwerkt en verantwoord overeenkomstig de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de Financiële verordening gemeente Lelystad.

  • 7. De financiering van het grondbedrijf vindt plaats als onderdeel van de concernfinanciën en de daarop toepasselijke regels van treasury.

Artikel 8 Budgethouderschap en budgetbeheer.

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 is de directeur grondbedrijf de ambtelijk budgethouder en draagt daarmee de ambtelijke eindverantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de bestede middelen.

  • 2. Het budgetouderschap bevat tevens het mandaat tot het voldoen van de reguliere belastingaanslagen van de omzetbelasting (BTW)

  • 3. Het college kan de directeur grondbedrijf machtigen om voor concreet te omschrijven prestaties deelbudgetten af te zonderen en te verstrekken aan een budgetbeheerder (projectleider).

  • 4. De budgetbeheerder legt over de doelmatigheid en rechtmatigheid van de bestede middelen, alsmede het daarmee bereikte resultaat verantwoording af aan de directeur grondbedrijf.

  • 5. Opdrachten tot aanbestedingen, leveringen en verstrekken van diensten, worden pas verstrekt na verkregen goedkeuring van de administrateur grondbedrijf en de directeur grondbedrijf gezamenlijk.

  • 6. Betalingen vinden slechts plaats na vooraf verkregen goedkeuring van de administrateur grondbedrijf, de directeur grondbedrijf.

  • 7. Het bepaalde in het vierde en vijfde van dit artikel is voor de verrekening van bestede uren van de eigen ambtelijke organisatie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Grondexploitaties

  • 1.

    De directeur grondbedrijf is belast met de ambtelijke beleidsadvisering omtrent het opstellen, actualiseren en herzien van grondexploitaties.

  • 2.

    Bij elke grondexploitatie wordt een risicoanalyse opgesteld en actueel gehouden waarin de kansen en de risico’s bij de betreffende grondexploitatie in beeld worden gebracht en zo mogelijk worden gekwantificeerd.

  • 3.

    Jaarlijks worden de grondexploitaties geactualiseerd.

  • 4.

    Minimaal eens in de drie jaar worden de grondexploitaties herzien.

  • 5.

    Een grondexploitatie wordt eveneens herzien wanneer omstandigheden zich wijzigen en/of één of meer budgetten naar eindwaarde berekend niet meer toereikend lijken te zijn.

HOOFDSTUK 4 BEGROTING, REKENING EN MEERJARENPERSPECTIEF GRONDBELEID

Artikel 10 Begroting en rekening

  • 1. De begroting van het grondbedrijf maakt onderdeel uit van de gemeentelijke begroting en loopt mee in het schema van de begrotingscyclus;

  • 2. De rekening van het grondbedrijf maakt onderdeel uit van de gemeentelijke rekening en loopt mee in het schema van de jaarrekeningcyclus.

Artikel 11 Meerjaren Perspectief Grondbeleid

  • 1.

    De directeur Grondbedrijf is belast met de ambtelijke beleidsadvisering omtrent het opstellen van het jaarlijkse Meerjaren Perspectief Grondbeleid.

  • 2.

    In het Meerjaren Perspectief Grondbeleid worden de geactualiseerde resultaten van alle grondexploitaties verzameld, en gespiegeld aan de voor deze gebiedsontwikkelingen gestelde beleidsdoelen.

  • 3.

    In het MPG wordt op basis van de bij alle grondexploitaties aanwezige risicoanalyses, ingegaan op het totaal van de aanwezige en noodzakelijke risicovoorzieningen en wordt een totaalrapportage gegeven van het weerstandsvermogen van het grondbedrijf..

  • 4.

    Het Meerjarenperspectief Grondbeleid wordt opgesteld op basis van de cijfers van de laatst opgestelde jaarrekening.

  • 5.

    Het concept van het Meerjarenperspectief Grondbeleid wordt aansluitend aan de voorlopige vaststelling van de jaarrekening aan het college aangeboden.

  • 6.

    De gemeenteraad stelt het Meerjarenperspectief Grondbeleid definitief vast.

HOOFDSTUK 5 VASTGOEDBEHEER

Artikel 12 Indeling eigendommen in hoofdgroepen

  • 1. Gronden, met inbegrip van de daarmee verbonden werken in de zin van de Woningwet, worden administratief ingedeeld in de hoofdgroepen:

    • a)

      (Nog) niet in exploitatie genomen gronden;

    • b)

      In exploitatie genomen gronden;

    • c)

      Erfpachtgronden;

    • d)

      Anderszins uitgegeven gronden.

  • 2. De hoofdgroepen kunnen naar behoefte administratief worden onderverdeeld in samenhangende eenheden, zoals complexen.

Artikel 13 De waardering en afschrijving van eigendommen.

De inbreng, waardering en afschrijving van eigendommen vindt plaats met inachtneming van artikel 10 van de Financiële verordening gemeente Lelystad. Eigendommen worden afgewaardeerd wanneer hun boekwaarde de marktwaarde overtreft.

Artikel 14 De verwerving van eigendommen.

  • 1. De verwerving van eigendommen geschiedt met inachtneming van de kadernota grondbeleid Lelystad 2010.

  • 2. De inbreng van gronden geschiedt tot maximaal de marktwaarde volgens de residuele berekening.

Artikel 15 Tijdelijk beheer

  • 1. De verworven gronden die nog niet direct worden betrokken bij gebiedsontwikkelingen dan wel om andere redenen voorlopig nog niet voor definitieve uitgifte in aanmerking komen, worden tijdelijk verhuurd of verpacht.

  • 2. De opbrengsten uit tijdelijke verhuur of verpachting worden verrekend met de boekwaarde en de rente over deze gronden.

Artikel 16 Subsidies.

  • 1. Voor zover subsidiebijdragen in een grondexploitatie zijn begroot, dienen deze zo vroegtijdig mogelijk in de exploitatie te worden ingebracht.

  • 2. Niet in de grondexploitatie voorziene subsidies komen ten gunste van het exploitatieresultaat.

  • 3. In afwijking van art. 2 worden subsidies voor kwaliteitsverhoging aangewend voor de daarmee gepaarde extra kosten indien het college daar vooraf mee heeft ingestemd.

Artikel 17 Uitgifte in het algemeen

  • 1. Het college stelt regels vast omtrent de te volgen procedure bij de optieverlening, uitgifte (met inbegrip erfpacht) en verkoop van gronden, alsmede voor het in gebruik geven op andere wijze. Deze regels worden in een mandaatbesluit en register opgenomen..

  • 2. Met inachtneming van de in de betreffende grondexploitatie gestelde kaders, stelt het college de verkoopprijzen en de prijzen van anderszins in gebruik te geven gronden vast, dan wel de bandbreedte waarbinnen gronduitgifte mag plaatsvinden.

  • 3. De in lid 2 bedoelde prijzen zijn niet openbaar en hebben een strikt vertrouwelijk karakter.

Artikel 18 Uitname van gronden voor maatschappelijke doeleinden

  • 1.

    De gronden bestemd voor openbaar gebied, worden zonder verrekening uit het grondbedrijf genomen zodra de definitieve bestemming is gerealiseerd.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 ontvangt het grondbedrijf de in de exploitatieberekening opgenomen vergoeding voor:

    a)Ten laste van de exploitatie gemaakte kosten die hun grondslag vinden buiten het

plangebied.

  • b)Gronden waarvan de beoogde bestemming na het afsluiten van de exploitatie gerealiseerd wordt.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde uitnamen worden verantwoord als verkopen en leveringen.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Slotbepalingen

  • 1.

    De bijlagen bij deze regeling maken integraal onderdeel uit van deze regeling.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als de “Beheersverordening grondbedrijf 2010” en treedt in werking op de eerste dag van de maand na vaststelling door de gemeenteraad.

Lelystad, 11 januari 2011.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,