Regeling vervallen per 01-12-2020

Nadere regels kamperen

Geldend van 05-06-2008 t/m 30-11-2020

Intitulé

Nadere regels kamperen

Afschaffing van de Wet op de Openluchtrecreatie

Hoewel de naam anders doet vermoeden, heeft de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR),voornamelijk betrekking op kamperen. Met ingang van 1 januari 2008 is deze wet ingetrokken. Daarmee vervalt de basis voor vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen op het gebied van kamperen. Dit heeft tot gevolg dat gemeenten op een andere wijze voorschriften zullen moeten stellen en dat ook de controle op de naleving van de voorschriften op een andere manier zal plaatsvinden. Gemeenten zijn dus vanaf dat moment zelf verantwoordelijk voor het vormgeven van het lokale kampeerbeleid.

De intrekking van de WOR past binnen het streven van het kabinet om de bureaucratie en regel-zucht te verminderen (regeerakkoord: “Meedoen, meer werk, minder regels”). De minister heeft de gemeenten gevraagd om de minimale noodzakelijke aandachtspunten rondom kamperen te regelen middels een algemene plaatselijke verordening en/of via een bestemmingsplanherziening.

Nog geen toeristisch-recreatief beleid

Om te kunnen bepalen welke voorschriften in de bestaande instrumenten als het bestemmingsplan en de APV opgenomen moeten worden, is echter duidelijkheid gewenst over het te voeren toeristisch-recreatieve beleid. Gemeenten grijpen de intrekking van de WOR daarom vaak aan om beleidskeuzen te actualiseren en/of nieuwe beleidsuitgangspunten te formuleren. Het kampeerbeleid is in de regel dan ook niet een op zichzelf staand beleid, maar vormt een integraal onderdeel van het toeristisch-recreatief beleid.

Vanwege de gemeentelijke herindeling heeft de gemeente Leudal echter momenteel nog géén toeristisch-recreatief beleid geformuleerd, dat als basis moet dienen voor het bestemmingsplan. Daarnaast heeft ook de provincie ondanks de lange periode waarin de afschaffing van de WOR bij haar bekend was nog steeds géén provinciale richtlijnen dan wel beleidsregels hierover vastgesteld, waardoor ook op regionaal niveau nog geen afstemming heeft plaatsgevonden.

Aangezien de bepalingen in de WOR en de op basis van deze wet verstrekte vergunningen met ingang van 1 januari 2008 géén rechtskracht meer hebben en de gemeente Leudal er tevens voor moet waken dat er straks binnen de gemeentegrenzen ongewenste situaties ontstaan, is zij genoodzaakt om vooruitlopend op het toeristisch-recreatief beleid zaken afdoende te regelen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en/of het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is voortzetting van het huidige beleid van de WOR dat als basis (0-punt) dient voor het toekomstig gemeentelijk kampeerbeleid

Het kamperen buiten kampeerterreinen

Omdat met het intrekken van de WOR het verbod op het kamperen buiten kampeerterreinen komt te vervallen, zal de gemeente Leudal zelf een regeling moeten treffen om enerzijds te voorkomen dat op allerlei plaatsen, waar de gemeente dat niet wenselijk vindt, gekampeerd kan worden en anderzijds locaties aan te geven waar – in afwijking van dat algemene verbod – kamperen buiten een kampeerterrein wél is toegestaan. Een regeling in de APV is daarvoor het meest geschikte juridische instrument.

Immers (een verbod op) het kamperen buiten kampeerterreinen kan niet uitsluitend in een bestemmingsplan worden geregeld. Het vaak incidentele karakter van kamperen buiten kampeer-terreinen, maakt een expliciete bestemming van locaties, waar deze kampeervorm is toegestaan feitelijk onmogelijk. De APV biedt tevens de bevoegdheid aan het college om ontheffing van het kampeerverbod te kunnen verstrekken.

Een locatie in de gemeente Leudal waar onder de huidige WOR-regeling reeds kamperen buiten kampeerterreinen wordt toegestaan is op de parkeerplaats bij de jachthaven in Neer. Op deze locatie is een vijftal zogenaamde Gereguleerde Overnachtings Plaatsen (GOP’s) aangewezen voor campers. binnen de huidige WOR-regeling wordt de mogelijkheid geboden om het aantal GOP’s uit te breiden tot 8. Om ervoor te zorgen dat de GOP’s straks hun rechtskracht niet verliezen, wordt voorgesteld om voor deze plaatsen ontheffing te verlenen na vaststelling APV.

Kleinschalig kamperen

Onder kleinschalig kamperen wordt verstaan het kamperen bij de boer. Voor deze vorm van kamperen, betekent de afschaffing van de WOR dat als er géén aanvullende gemeentelijke regelgeving plaatsvindt , bestaande kleinschalige terreinen flink kunnen worden uitgebreid.

Op dit punt ontstaan er binnen de gemeente Leudal mogelijk problemen omdat de afzonderlijke bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten nog niet zijn geharmoniseerd en alle vier de bestemmingsplannen wél kleinschalige vormen van kamperen toestaan op basis van de WOR.

Er kan in zekere zin een vacuüm ontstaan: bij de bestaande kleinschalige terreinen is het aantal kampeerplaatsen niet langer geregeld, evenmin als de tijdsperiode waarin kamperen wordt toegestaan.

Opgemerkt wordt dat in alle vier de afzonderlijke bestemmingsplannen bij kleinschalig kamperen maximaal 15 kampeerplaatsen worden toegekend. De bestemmingsplannen bieden daarmee in principe voldoende houvast om wildgroei van kampeerplaatsen bij bestaande kleinschalige terreinen tegen te gaan. Met betrekking tot handhaving is het echter duidelijker en effectiever als uw college nà vaststelling van de APV de bestaande kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente Leudal aanwijst conform artikel 4.5.3 en ook de vestiging van nieuwe kleinschalige kampeerterreinen regelt conform een aanwijzing op grond van 4.5.3.

Criteria voor de aanwijzing van kleinschalige kampeerterreinen als kampeerplaatsen

Aanwijzing van nieuwe kleinschalige kampeerterreinen als kampeerplaats kan onder de volgende criteria geschieden:

  • 1.

    Het college is bevoegd een kleinschalig kampeerterrein als kampeerplaats aan te wijzen voor het toelaten van maximaal 15 kampeermiddelen binnen de bestemming “Agrarisch bouwblok”

  • 2.

    De aanwijzing geschiedt onder de volgende criteria:

    • a.

      De kampeeractiviteiten dienen binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;

    • b.

      Een goede landschappelijke inpassing van de kampeerplaatsen moet gewaarborgd zijn, waartoe een inpassingsplan ter goedkeuring aan het college dient te worden voorgelegd

    • c.

      Het recreatief gebruik mag geen onevenredige schade toebrengen aan de waarden van de omliggende gronden en de belangen van de omliggende bedrijfsfuncties

    • d.

      De totale oppervlakte van het betreffende perceel dient groter te zijn dan 0,5 hectare

  • 3.

    Er wordt geen vrijstelling verleend voor het plaatsen van stacaravans

  • 4.

    Er wordt geen vrijstelling verleend voor kleinschalig kamperen bij burgers

  • 5.

    Het kamperen is mogelijk van 15 maart t/m 31 oktober. Daarbuiten is het kampeerterrein leeg

Deze criteria dienen vastgesteld en bekend gemaakt te worden als nadere regels als bedoeld in artikel 4.5.3 derde lid na vaststelling van de APV.

Reguliere kampeerterreinen

Voor reguliere kampeerterreinen heeft de afschaffing van de WOR in de eerste plaats als effect dat de plicht om een vergunning aan te vragen voor het “houden van een kampeerterrein” komt te vervallen. De ligging en de omvang van de reguliere kampeerterreinen zijn echter vastgelegd in de afzonderlijke bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer. Ongebreidelde uitbreiding is hiermee uitgesloten. Hiervoor hoeft derhalve voorlopig niets extra’s te worden geregeld in de APV dan wel het bestemmingsplan.

Het voorbereidingsbesluit als sturingsinstrument

Om te voorkomen dat zich op de diverse (reguliere) kampeerterreinen binnen de gemeente Leudal ontwikkelingen voordoen die passen binnen de vigerende bestemmingsplannen, maar mogelijk op termijn strijdig zijn met het nog te formuleren toeristisch-recreatieve beleidskader, zou de gemeente Leudal ervoor kunnen kiezen om de raad een voorbereidingsbesluit te laten nemen. Met dit sturings-instrument kan worden voorkomen dat campinghouders ongewenste aanpassingen doorvoeren . Mogelijke aanvragen tot aanpassing of wijziging binnen de sector worden als het ware bevroren in afwachting van nieuw te implementeren regelgeving c.q. bestemmingsplan.

Volgens team RO gaat een dergelijk besluit echter te ver. De afzonderlijke bestemmingsplannen bieden voldoende (aanvullende) richtlijnen op grond waarvan een uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen bij bestaande kampeerterreinen niet zondermeer wordt toegelaten. Daarnaast geldt de beschermende werking van een voorbereidingsbesluit slechts voor 1 jaar. Het inzetten van een dergelijk zwaar sturingsinstrument heeft derhalve weinig zin.

Hoe om te gaan met nieuwe aanvragen?

Aanvragen voor kleinschalig kamperen en kamperen buiten kampeerterreinen kunnen in de toekomst onder voorwaarden gewoon worden gehonoreerd. Aanvragen voor het vestigen of uitbreiden van reguliere kampeerterreinen zijn daarentegen in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente zou middels een artikel 19 procedure vrijstelling kunnen verlenen. Ditzelfde geldt voor een aanvraag om uitbreiding van het aantal staanplaatsen bij kleinschalige kampeerterreinen. In afwachting van het nieuwe kampeerbeleid is het aantal staanplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen vooralsnog vastgesteld op een maximum van 15 staanplaatsen. Een verzoek om meer staanplaatsen bij kleinschalige kampeerterreinen is derhalve strijdig met het bestemmingsplan. Ook hier zou een vrijstellingsprocedure uitkomst bieden.

Echter in het kader van het ontwikkelen van integraal beleid, waarbij toeristisch-recreatieve ontwikkelingsgebieden worden aangewezen die op termijn hun vertaling krijgen in het nieuwe bestemmingsplan, is het meer dan wenselijk om in beide gevallen te wachten tot het nieuwe kampeerbeleid is vastgesteld door de raad. Dit kan enige tijd duur, mede omdat hierover overeenstemming moet zijn bereikt met de regio en de provincie dit regionale kampeerbeleid vervolgens moet goedkeuren. Dit laat onverlet indien daar gegronde redenen voor zijn om niet te wachten op vaststelling van het nieuwe kampeerbeleid, maar via een artikel 19 procedure “maatwerk” te leveren.