Regeling vervallen per 08-10-2020

Procedureregeling beoordelen gemeente Leudal

Geldend van 01-01-2016 t/m 07-10-2020

Intitulé

Procedureregeling beoordelen gemeente Leudal

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Medewerker: de medewerker in de zin van artikel 1:1 lid 1 van de CAR;:

    • b.

      Eerste beoordelaar: de direct leidinggevende van de ambtenaar, die namens het bevoegd gezag de beoordeling vaststelt.

    • c.

      Tweede beoordelaar: de direct leidinggevende van de eerste beoordelaar of, als deze geen direct leidinggevende heeft, een nader door het bevoegd gezag aan te wijzen persoon.

    • d.

      Informant: een persoon die een functionele werkrelatie met de medewerker heeft en waardevolle informatie kan verstrekken aan de beoordelaar over het functioneren van de medewerker.

    • e.

      Bevoegd gezag: het college (tenzij plaatselijk door mandaat anders is bepaald).

    • f.

      Beoordelingsperiode: de periode waarover de beoordeling plaatsvindt.

    • g.

      Beoordeling: het oordeel dat de eerste beoordelaar opstelt n.a.v. gemaakte kwantitatieve en kwalitatieve resultaatafspraken met de medewerker, met betrekking tot de vastgestelde beoordelingsperiode.

    • h.

      Beoordelingsformulier: de via een formulier schriftelijk vastgelegde beoordeling.

    • i.

      Beoordelingsgesprek: het jaarlijks terugkerend gesprek waarin de eerste beoordelaar de beoordeling kenbaar maakt aan de medewerker.

    • j.

      Beoordelingscore:

      • -

        Goed: de resultaten van de medewerker overtreffen de gestelde eisen.

      • -

        Voldoende: de resultaten van de medewerker voldoen aan de gestelde eisen.

      • -

        Matig: de resultaten van de medewerker voldoen niet geheel aan de gestelde eisen.

      • -

        Onvoldoende: de resultaten van de medewerker voldoen niet aan de gestelde eisen.

Artikel 2 Beoordeling

  • 1. De medewerker wordt ten minste één keer per jaar beoordeeld, conform de procedure zoals behandeld in artikel 3 tot en met 7 van deze regeling.

    Het beoordelingsgesprek kan pas plaatsvinden wanneer er binnen de beoordelingsperiode een individueel werkplangesprek en een functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden conform de regeling gesprekscyclus.

  • 2. Deze beoordeling vindt bij voorkeur in de laatste maand van de beoordelingsperiode plaats. Indien dit door omstandigheden niet mogelijk is, wordt de beoordeling zo spoedig mogelijk na afloop van de beoordelingsperiode opgesteld.

  • 3. De duur van de beoordelingsperiode is in principe één jaar. Hiervan kan de eerste beoordelaar na overleg met de medewerker afwijken, bijvoorbeeld na indiensttreding, wijziging van de functie of langdurige ziekte van de medewerker.

  • 4. Gedurende de proefperiode van de medewerker, vinden twee beoordelingen plaats:

    • a.

      de eerste beoordeling na het verstrijken van de helft van de proeftijd na aanvang van de functie;

    • b.

      de tweede beoordeling 1 maand voor de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een vaste aanstelling/arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 5. De beoordeling kan leiden tot het nemen van een rechtspositionele maatregel vastgesteld in het Beloningsbeleid gemeente Leudal of CAR/UWO door het bevoegd gezag.

Artikel 3 Opstellen van de voorlopige beoordeling

  • 1. Enige tijd voor het einde van de beoordelingsperiode stelt de eerste beoordelaar een voorlopige beoordeling op. Hij gebruikt daarbij het beoordelingsformulier.

  • 2. De eerste beoordelaar beoordeelt het functioneren van de medewerker aan de hand van de kwalitatieve en kwantitatieve resultaatafspraken die in het individueel werkplan tussen medewerker en leidinggevende zijn gemaakt.

  • 3. De eerste beoordelaar kan gebruik maken van informatie van door hem aan te wijzen informanten. Op het beoordelingsformulier wordt aangegeven bij welke informanten informatie is ingewonnen.

  • 4. De voorlopige beoordeling heeft louter betrekking op resultaatafspraken die in de voor de beoordeling vastgestelde beoordelingsperiode zijn gemaakt.

Artikel 4 Beoordelingsgesprek

  • 1. In onderling overleg stellen de eerste beoordelaar en de medewerker een datum vast voor een beoordelingsgesprek.

  • 2. Minimaal één week voor het beoordelingsgesprek ontvangt de medewerker een afschrift van de voorlopige beoordeling, die door de eerste beoordelaar is opgesteld aan de hand van het beoordelingsformulier.

  • 3. Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de eerste beoordelaar en de medewerker. De medewerker heeft het recht om de informant te vragen bij het beoordelingsgesprek aanwezig te zijn. Tevens kan een medewerker P&O bij het gesprek aanwezig zijn om de procedure te bewaken.

  • 4. De eerste beoordelaar licht in het gesprek zijn voorlopige beoordeling toe.

  • 5. De ambtenaar heeft in het beoordelingsgesprek de gelegenheid om zijn visie op de beoordeling kenbaar te maken.

  • 6. Indien de medewerker van mening is dat essentiële informatie betrokken kan worden van een informant, die nog niet ingeschakeld is door de eerste beoordelaar, kan hij dat in het beoordelingsgesprek aangeven. De eerste beoordelaar zal dan alsnog informatie inwinnen van deze informant. Deze informatie zal meegenomen worden bij het opstellen van de definitieve beoordeling.

  • 7. De medewerker kan in het beoordelingsgesprek aangeven dat hij gebruik wil maken van zijn recht om op het beoordelingsformulier kanttekeningen te plaatsen.

Artikel 5 Definitieve beoordeling

  • 1. Naar aanleiding van het beoordelingsgesprek stelt de eerste beoordelaar binnen twee weken een definitieve beoordeling op. Hij gebruikt daarbij het beoordelingsformulier.

  • 2. Aan de beoordeling dient een eindoordeel te worden verbonden met een duidelijke motivering. Het eindoordeel dient te worden uitgedrukt in een beoordelingsscore (goed, voldoende, matig, onvoldoende).

  • 3. Indien de medewerker dit in het beoordelingsgesprek heeft aangegeven, kan hij op het beoordelingsformulier zijn kanttekeningen plaatsen.

  • 4. De medewerker tekent de beoordeling op het beoordelingsformulier voor gezien en zijn eventuele kanttekeningen voor akkoord.

Artikel 6 Tweede beoordelaar

  • 1. Bij onenigheid tussen medewerker en eerste beoordelaar over de beoordeling kan de medewerker verzoeken om een beoordeling van de tweede beoordelaar.

  • 2. De tweede beoordelaar stelt in overleg met de eerste beoordelaar een nieuwe voorlopige beoordeling op.

  • 3. Op basis van deze nieuwe voorlopige beoordeling vindt opnieuw een gesprek plaats als bedoeld in artikel 4: deze keer in aanwezigheid van de tweede beoordelaar.

  • 4. Op basis van deze nieuwe voorlopige beoordeling wordt een definitieve beoordeling opgesteld als bedoeld in artikel 5: deze keer in aanwezigheid van de tweede beoordelaar.

Artikel 7 Vaststelling door bevoegd gezag

  • 1. De beoordeling wordt door de eerste beoordelaar ter vaststelling voorgelegd aan het bevoegd gezag, binnen vier weken na ondertekening door de medewerker.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt de beoordeling al dan niet gewijzigd vast.

  • 3. De medewerker ontvangt een afschrift van dit besluit. In het besluit wordt gewezen op de bezwaar- en beroepsmogelijkheden die de medewerker heeft.

  • 4. De medewerker die zich niet kan verenigen met een besluit als bedoeld in het tweede lid, kan op grond van de Awb een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het bevoegd gezag.

Artikel 8 Inzage beoordelingsstukken

  • 1. Het beoordelingsformulier en alle andere daarop betrekking hebbende stukken worden strikt vertrouwelijk behandeld en opgeborgen in het persoonsdossier van de medewerker.

  • 2. Inzage in de stukken is slechts toegestaan door de medewerker, de eerste beoordelaar, het bevoegd gezag en de medewerkers P&O. Indien er een tweede beoordelaar betrokken is bij de beoordelingsprocedure dan geldt inzagerecht ook voor hem/haar.

  • 3. De bewaartermijn voor het beoordelingsformulier is vijf jaar, daarna zal dit worden vernietigd. In het persoonsdossier worden dus steeds de laatste vijf beoordelingsformulieren bewaard.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1. In die gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, beslist het bevoegd gezag.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als “Procedureregeling beoordelen gemeente Leudal”.

  • 3. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 4. Op de in het derde lid genoemde datum vervallen:

    • a.

      het “reglement individuele werkplannen en personeelsbeoordeling gemeente Heythuysen” van 21 februari 2000.

    • b.

      de “regeling personeelsbeoordeling gemeente Hunsel” van 27 mei 2003

    • c.

      de “regeling personeelsbeoordeling gemeente Haelen” van 18 april 2005