Regeling vervallen per 01-01-2009

Verordening reinigingsheffingen 2007

Geldend van 31-12-2006 t/m 31-12-2008

Intitulé

Verordening reinigingsheffingen 2007

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Minicontainer: een door of namens het college van burgemeester en wethouders ter beschikking gestelde voorziening ten behoeve van de opslag van afvalstoffen niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet milieubeheer, met een inhoud van 240 liter of minder.

  • b.

    Verzamelcontainer: een door of namens het college van burgemeester en ter beschikking gestelde voorziening bij o.a. hoogbouw, appartementen en seniorenhofjes ten behoeve van de opslag van afvalstoffen niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet milieubeheer, met een inhoud van 750 of 1000 liter.

  • c.

    Gft-afval: groente-, fruit- en tuinafval

  • d.

    Restafval: huishoudelijke afvalstoffen niet-zijnde gft-afval.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel met in achtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het aantal minicontainers, onderverdeeld naar de verschillende volumina zoals in de tarieventabel is aangegeven en naar rest- en gft-afval, zomede de afzonderlijke frequentie voor beide fracties, dat periodiek ter lediging wordt aangeboden door een gebruiker van een perceel als bedoeld in artikel 4, wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in artikel 3 genoemde belasting.

  • 3. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een minicontainer, onderverdeeld naar de verschillende volumina en afvalfracties ter lediging wordt aangeboden en daarbij door de op het inzamelvoertuig aangebrachte registratieapparatuur wordt geregistreerd.

  • 4. Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door een technische storing de minicontainerherkennings-apparatuur of de minicontainerregistratie-apparatuur op het inzamelvoertuig of de middelen waarmee de gegevens van de geledigde minicontainers worden opgeslagen niet naar behoren functioneren, wordt overgeschakeld op handmatige registratie van aangeboden en geledigde minicontainers aan de hand van de op de minicontainers aangebrachte visuele herkenningsmiddelen.

  • 5. Voor percelen die aangewezen zijn op het gebruik van verzamelcontainers,zoals bedoeld in artikel 4.2.3.5. van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Hunsel, wordt in afwijking van het in de overige leden van dit artikel gestelde, een vast basisbedrag in rekening gebracht dat is vermeld in Hoofdstuk 1 lid 2 van de tarieventabel.

  • 6. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt, wordt het in lid 3 bedoelde aantal keren dat een container ter inzameling wordt aangeboden naar tijdsgelang berekend.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van gedagtekende bon, nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of wijzigt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt worden de in hoofdstuk 1 lid 1 van de tarieventabel vermelde aantallen dat een minicontainer per afvalsoort binnen het basisbelastingbedrag wordt geledigd bepaald op zoveel twaalfde gedeelten van het jaar als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt worden de in hoofdstuk 1 lid 1 van de tarieventabel vermelde aantallen malen dat een minicontainer per afvalsoort binnen het basisbelastingbedrag wordt geledigd bepaald op zoveel twaalfde gedeelten van het jaar als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, volle kalendermaanden zijn verstreken.

  • 7. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen , bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op die welke in de dagtekening is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. Bij automatische incasso moeten de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 7, 2e lid moet worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de bon, nota of ander schriftuur op het tijdstip van de uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de bon, nota of ander schriftuur; binnen 30 dagen na de dagtekening.

  • 4. De aanslagen die na afloop van het belastingjaar worden opgelegd moeten binnen één maand na dagtekening worden betaald.

Artikel 10 Kwijtschelding

Er wordt geen kwijtschelding verleend voor aanslagen die worden opgelegd op basis van lid 4 van hoofdstuk 1 van de Tarieventabel (ledigingen boven de 14 maal voor restafval en 18 maal voor gftafval).

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende bon, nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar weer gebruikt maakt van de artikel 12 bedoelde diensten.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 18 Termijnen van betaling

  • 1. De op grond van artikel 16, eerste lid, verschuldigde rechten moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. Bij automatische incasso moeten de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De op grond van artikel 16, tweede lid geheven rechten moeten worden betaald:

    • a.

      ingeval van uitreiking van de bon, nota of andere schriftuur: op het tijdstip van de uitreiking;

    • b.

      ingeval van toezending van de bon, nota of andere schriftuur: binnen 30 dagen na de dagtekening.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 19 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belasting en de rechten.

Artikel 20 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1994, 762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 21 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 22 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op grond van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op één aanslagbiljet cq kennisgeving vermelde aanslagen cq gevorderde bedragen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van € 23,- niet te boven gaat.

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 31 december 2006

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2007".