Handhavingsprotocol peuterspeelzaalwerk

Geldend van 31-12-2009 t/m heden

Intitulé

Handhavingsprotocol peuterspeelzaalwerk

Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. De kwaliteitseisen in deze wet en de beleidsregels kwaliteit kinderopvang zijn in de plaats gekomen van de gemeentelijke Verordening Kinderopvang.

Het peuterspeelzaalwerk valt niet onder de Wet Kinderopvang (artikel 1, tweede lid, onderdeel b). Gemeenten zijn dan ook niet verplicht kwaliteitsregels te stellen voor het peuterspeelzaalwerk. De gemeenten Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert en Venlo van de regio Noord- en Midden-Limburg kiezen er echter wel voor om kwaliteitsregels te stellen voor het peuterspeelzaalwerk. Deze zijn neergelegd in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk.

De voorliggende notitie betreft de prioriteitsstelling handhaving kwaliteit peuterspeelzaalwerk gemeenten Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert en Venlo in de regio Noord- en Midden-Limburg. Deze prioriteitsstelling vindt haar grondslag in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk. De prioriteitsstelling handhaving kwaliteit kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang zijn al eerder opgenomen in het protocol handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang gemeenten regio Noord- en Midden-Limburg. Deze prioriteitsstellingen vinden hun grondslag in de Wet Kinderopvang.

Prioriteitsstelling handhaving kwaliteit peuterspeelzaalwerk in de gemeenten regio Noord- en Midden-Limburg

De kwaliteitsregels voor het peuterspeelzaalwerk, zoals vastgelegd in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk, sluiten aan bij de kwaliteitsregels voor de kinderopvang zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang. In de verordening is gekozen voor algemene kwaliteitsregels die voor alle peuterspeelzalen in de gemeenten gelden, gekoppeld aan een stelsel van melding en registratie. In dit hoofdstuk beschrijven we de prioriteitsstelling handhaving van deze kwaliteitsregels.

Samen met de inspecteurs van de GGD en een afvaardiging van de gemeenten is het volgende model voor prioriteitsstelling handhaving in het peuterspeelzaalwerk opgesteld. In tabel 1, 2 en 3 is het belang laag, gemiddeld of hoog toegekend aan de kwaliteitseisen die in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk vastgelegd zijn.

Deze prioriteitsstelling is bepalend voor de sanctie-instrumenten die ingezet gaan worden. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit (het belang), hoe zwaarder het sanctie-instrument.

Tabel 1: Prioriteitsstelling peuterspeelzaalwerk met ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten' (minimaal niveau):

-onder begeleiding veilig spelen met andere kinderen.

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

Belang

1.Ouders

Overeenkomst houder en ouder

1.1 Schriftelijke overeenkomst tussen houder en ouder

laag

Informatie aan ouders

1.4 Informatie aan ouders over het gevoerde beleid

laag

2.Personeel

Verklaring omtrent gedrag

2.1 Uitvoering regels voor de verklaring omtrent het gedrag

hoog

Beroepskwalificatie

2.2 Passende beroepskwalificatie (CAO Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening)

hoog

3.Veiligheid en gezondheid

Veiligheid

3.1 Risico-inventarisatie veiligheid

hoog

3.2 Beleid veiligheid

hoog

3.3 Uitvoering beleid veiligheid

hoog

Gezondheid

3.4 Risico-inventarisatie gezondheid

hoog

3.5 Beleid gezondheid

hoog

3.6 Uitvoering beleid gezondheid

hoog

4.Accommodatie en inrichting

Binnenspeelruimte

4.1 Voorwaarden binnenspeelruimte

gemiddeld

Buitenspeelruimte

4.2 Bereikbaarheid en afmeting

gemiddeld

5.Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

5.1 Opvang in groepen

laag

5.2 Leidster-kind-ratio ambitieniveau 0

Hoog

6.Pedagogisch beleid en praktijk

Pedagogisch beleid

6.1 Beschrijving pedagogische uitgangspunten

laag

6.2 Relatie pedagogische uitgangspunten met de praktijk

laag

Leidster-kind-interactie

6.3 Overdracht van normen en waarden

laag

Tabel 2: Prioriteitsstelling peuterspeelzaalwerk met ambitieniveau 1: 'spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren':

  • -

    onder begeleiding veilig spelen met andere kinderen;

  • -

    aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling, taalontwikkeling, ontwikkeling van creativiteit, de zintuigen, de motoriek en de cognitieve ontwikkeling;

  • -

    signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden.

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

Belang

1.Ouders

Overeenkomst houder en ouder

1.1 Schriftelijke overeenkomst tussen houder en ouder

laag

Informatie aan ouders

1.4 Informatie aan ouders over het gevoerde beleid

gemiddeld

2.Personeel

Verklaring omtrent gedrag

2.1 Uitvoering regels voor de verklaring omtrent het gedrag

hoog

Beroepskwalificatie

2.2 Passende beroepskwalificatie (CAO Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening)

hoog

Nederlandse taal

2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

laag

3.Veiligheid en gezondheid

Veiligheid

3.1 Risico-inventarisatie veiligheid

hoog

3.2 Beleid veiligheid

hoog

3.3 Uitvoering beleid veiligheid

hoog

Gezondheid

3.4 Risico-inventarisatie gezondheid

hoog

3.5 Beleid gezondheid

hoog

3.6 Uitvoering beleid gezondheid

hoog

4.Accommodatie en inrichting

Binnenruimte

4.1 Voorwaarden binnenruimte

gemiddeld

Buitenruimte

4.2 Bereikbaarheid en afmeting

gemiddeld

5.Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

5.1 Opvang in groepen

gemiddeld

5.2 Leidster-kind-ratio ambitieniveau 1

hoog

6.Pedagogisch beleid en praktijk

Pedagogisch beleid

6.1 Pedagogisch beleidsplan

gemiddeld

6.2 Relatie pedagogisch beleidsplan met de praktijk

gemiddeld

Leidster-kind-interactie

6.3 Sociaal-emotionele veiligheid

gemiddeld

6.4 Persoonlijke competentie

gemiddeld

6.5 Sociale competentie

gemiddeld

6.6 Overdracht van normen en waarden

gemiddeld

Tabel 3: Prioriteitsstelling peuterspeelzaalwerk met ambitieniveau 2: 'spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen':

- onder begeleiding veilig spelen met andere kinderen;

  • -

    aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling, taalontwikkeling, ontwikkeling van creativiteit, de zintuigen, de motoriek en de cognitieve ontwikkeling;

  • -

    signaleren van eventuele ontwikkelingsachterstanden;

  • -

    ondersteunen en stimuleren van sociaal-emotionele ontwikkeling en de taal- en cognitieve ontwikkeling;

  • -

    ondersteunen van ouders met opvoedingsvragen;

  • -

    geven van effectieve aandacht aan peuters met een (dreigende ontwikkelingsachterstand.

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

Belang

1.Ouders

Overeenkomst houder en ouder

1.1 Schriftelijke overeenkomst tussen houder en ouder

laag

Informatie aan ouders

1.4 Informatie aan ouders over het gevoerde beleid

Hoog

2.Personeel

Verklaring omtrent gedrag

2.1 Uitvoering regels voor de verklaring omtrent het gedrag

hoog

Beroepskwalificatie

2.2 Passende beroepskwalificatie (CAO Welzijn en Maatschappelijke dienstverlening)

hoog

Nederlandse taal

2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

laag

3.Veiligheid en gezondheid

Veiligheid

3.1 Risico-inventarisatie veiligheid

hoog

3.2 Beleid veiligheid

hoog

3.3 Uitvoering beleid veiligheid

hoog

Gezondheid

3.4 Risico-inventarisatie gezondheid

hoog

3.5 Beleid gezondheid

hoog

3.6 Uitvoering beleid gezondheid

hoog

4.Accommodatie en inrichting

Binnenruimte

4.1 Voorwaarden binnenruimte

gemiddeld

Buitenruimte

4.2 Bereikbaarheid en afmeting

gemiddeld

5.Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

5.1 Opvang in groepen

hoog

5.2 Leidster-kind-ratio ambitieniveau 2

hoog

6.Pedagogisch beleid en praktijk

Pedagogisch beleid

6.1 Pedagogisch beleidsplan

hoog

6.2 Relatie pedagogisch beleidsplan met de praktijk

hoog

Leidster-kind-interactie

6.3 Sociaal-emotionele veiligheid

hoog

6.4 Persoonlijke competentie

hoog

6.5 Sociale competentie

hoog

6.6 Overdracht van normen en waarden

hoog

Sanctieprotocol

3.2.Sanctieprotocol

Het sanctieprotocol toont het juridische stappenplan indien een peuterspeelzaal bepaalde eisen uit de verordening overtreedt. Het protocol combineert de ernst (hoog/gemiddeld/laag) van een overtreding met een van de sanctiemiddelen. In bijlage 1 wordt dit schematisch uitgewerkt.

Score: hoog/slecht

In geval van een acute situatie wordt een bevel gegeven. Het bevel kan, indien geconstateerde overtredingen niet binnen hersteltermijn opgelost zijn (fase 1), onder andere gecombineerd worden met een exploitatieverbod, dwangsom en bestuursdwang (fase 2). Het bevel kent een wettelijke termijn van 7 dagen, verlenging door het college is mogelijk. Het bevel is een bevoegdheid van de GGD-toezichthouder zelf. In bijlage 2 is een voorbeeld van een bevel opgenomen.

Heeft de ontstane situatie wel hoge prioriteit, maar is de situatie niet acuut gevaarlijk dan wordt een aanwijzing gegeven. De aanwijzing kan alleen door het college worden gegeven. In de aanwijzing wordt gewaarschuwd voor een dwangsom, bestuursdwang, exploitatieverbod of het verwijderen uit het register als men de aanwijzing niet opvolgt. Aangezien het hier om een hoge prioriteit gaat, wordt in principe gekozen voor een dwangsom (artikel 5:32 Algemene Wet Bestuursrecht (AWB)), bestuursdwang (artikel 5:21 AWB) of een exploitatieverbod. Gelet op de hoge prioritering ligt een korte hersteltermijn voor de hand. Eventuele dwangsom en de hoogte daarvan wordt bepaald afhankelijk van de aard van een overtreding en dient in redelijke verhouding te staan tot het geschonden belang. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald door het bestuursorgaan.

Score: hoog/onvoldoende

In geval van een acute situatie wordt een bevel gegeven. Het bevel kan onder andere gecombineerd worden met een exploitatieverbod, dwangsom en bestuursdwang. Het bevel kent een wettelijke termijn van 7 dagen, verlenging door het college is mogelijk.

Het bevel kan door de GGD-toezichthouder zelf worden gegeven. Wanneer het gaat om een score onvoldoende (en dus niet slecht) zal van een acute situatie naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zijn.

Heeft de ontstane situatie wel hoge prioriteit, maar is de situatie niet een direct acuut gevaar dan wordt een aanwijzing gegeven. De aanwijzing behoort tot de bevoegdheden van het college. In de aanwijzing wordt gewaarschuwd voor een dwangsom, bestuursdwang, exploitatieverbod of het verwijderen uit het register als men de aanwijzing niet opvolgt. Aangezien het hier om een hoge prioriteit gaat, wordt in principe gekozen voor een dwangsom of bestuursdwang. Een exploitatieverbod bij een score onvoldoende is veelal een te zware maatregel, maar dit hangt natuurlijk van de omstandigheden af. De gestelde dwangsom ligt in principe lager dan wanneer de score slecht zou zijn geweest. Daarnaast worden er korte hersteltermijnen gehanteerd.

Score: gemiddeld/slecht

Bij een geconstateerde overtreding wordt in principe een aanwijzing gegeven.

De maatregelen zijn gericht op herstel. De aanwijzing gaat gepaard met een dwangsom, bestuursdwang of een verwijdering uit het register. Bij een dwangsom gaat het om lagere bedragen dan wanneer het zou gaan om een zaak die hoge prioriteit heeft. Daarnaast worden er ook langere hersteltermijnen gehanteerd.

Score: gemiddeld/onvoldoende

Bij een geconstateerde overtreding wordt in principe een aanwijzing gegeven. Echter mocht de overtreding relatief beperkt (de overtreding richt zich op bijvoorbeeld 1 aspect) zijn, kan ervoor worden gekozen om een aanwijzing te geven. Daarin kan worden aangegeven dat bij een volgende constatering het bestuursrechtelijke traject zal worden gevolgd.

Score: laag/slecht

Bij zaken die een lage prioriteit hebben, wordt in principe een aanwijzing gegeven.

De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde overtredingen, omdat ze bijvoorbeeld vaak voorkomen maar weliswaar geen prioriteit hebben (al dan niet tijdelijk), wat ‘harder’ aan te pakken door bestuursdwang of een dwangsom op te leggen. In principe liggen de hoogte van de bedragen van een dwangsom lager dan bij die zaken die een middelhoge prioriteit hebben.

Score: laag/onvoldoende

Bij zaken die een lage prioriteit hebben, wordt in principe een aanwijzing gegeven.

De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde overtredingen, omdat ze bijvoorbeeld vaak voorkomen maar weliswaar geen prioriteit hebben (al dan niet tijdelijk), wat ‘harder’ aan te pakken door bestuursdwang of een dwangsom op te leggen. In principe liggen de hoogte van de bedragen van een dwangsom lager dan bij die zaken die een middelhoge prioriteit hebben.

3.2.1. Sanctiemiddelen

Hieronder volgt een uitwerking van de sanctiemiddelen die het college kan inzetten.

  • 1.

    Aanwijzing

    Het college kan schriftelijk een aanwijzing geven als een peuterspeelzaal zich niet houdt aan de voorschriften die opgenomen zijn in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk. Het gaat hierbij om kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 3.

  • 2.

    Bevel

    Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen.

  • 3.

    Verbod om exploitatie voort te zetten

    Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een peuterspeelzaal voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is.

  • 4.

    Verbod om in exploitatie te gaan

    Het college kan de houder verbieden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, als blijkt dat de peuterspeelzaal niet voldoet aan de voorschriften in hoofdstuk 3 van de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk.

  • 5.

    Verwijdering uit het register

    Als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet, kan het college de gegevens van de peuterspeelzaal uit het register verwijderen. Uiteraard zal eerst geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen. Bij verwijdering uit het register moeten de ouders op de hoogte worden gesteld. De verwijdering uit het register moet bekend gemaakt worden via een bekendmaking als bedoeld in artikel 3:42 Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 6.

    Toepassen van bestuursdwang

    Als de aanwijzing of het bevel niet heeft geleid tot opheffing van de overtreding, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. Onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten (5.21 AWB). Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn: een onveilig speeltoestel op de buitenspeelplaats. De gemeente kan besluiten dat dit speeltoestel op kosten van de houder wordt weggehaald, indien de ondernemer dit niet na een aanwijzing doet. Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen. In de plaats van bestuursdwang kan dan een last onder de dwangsom worden opgelegd. De tenuitvoerlegging van de sancties kan worden voorkomen indien door de overtreder binnen een bepaalde termijn (begunstigingstermijn) bepaalde maatregelen worden genomen.

  • 7.

    Opleggen van een dwangsom

    De dwangsom (artikel 125 Gemeentewet; artikel 5:32 AWB) als sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen bijvoorbeeld voor bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet ‘hersteld’ worden. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld waar de dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequentniet wordt voldaan aan de leidster-kind-ratio. Dit gebeurt vaak vanuit kostenoverwegingen van de ondernemer.

    De dwangsom kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Zo kan gekozen worden voor een bedrag ineens, een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd en een bedrag per overtreding van de last. Er is geen algemene richtlijn te geven voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximaal te verbeuren bedrag.Wel dient het bedrag in verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang, de beoogde werking van de dwangsomoplegging en de hoogte van de kosten die het treffen van voorzieningen met zich meebrengt in relatie tot het voordeel dat de overtreder heeft bij voortzetting van de overtreding. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom mag slechts het financiële voordeel meewegen dat de overtreder heeft bij het laten voortbestaan van de onwettige situatie; de dwangsom is niet bedoeld om ‘onterechte’ winst uit het verleden af te romen. De dwangsom wordt opgelegd om af te dwingen dat aan de last wordt voldaan.

  • 8.

    Strafrechtelijke mogelijkhedenBij valsheid in geschrifte, opgave van onware gegevens en schending van de verplichting om gegevens te verstrekken en twee specifieke overtredingen betreffende het openbaar gezag, kan het strafrechtelijke traject gestart worden. Strafrechtelijke vervolging is geen bevoegdheid van het college en de toezichthouder, maar van opsporingsambtenaren die bij besluit van de minister van Financiën, de minister van Justitie en de minister van SZW zijn aangewezen.

3.3. Combinatie van overtredingen

Indien er meerdere lichte overtredingen worden geconstateerd, dan kan gekozen worden voor een zwaardere sanctiestrategie. Maatwerk is hier natuurlijk wel uitgangspunt

3.4. Terugkerende overtredingen

Van recidive spreken we wanneer al eerder een sanctiebesluit tegen de overtreder is genomen of een (strafrechtelijke) veroordeling heeft plaatsgevonden en/of wanneer deze maatregelen betrekking hebben op verschillende locaties van de betreffende houder. Indien er een herhaling van overtredingen wordt geconstateerd, dan wordt gekozen voor een zwaardere sanctiestrategie

3.5. Termijnen

Bij overtredingen met een lage prioriteit bepaalt de GGD de hersteltermijn. Als hersteltermijn wordt een opvolgende reguliere inspectie gehanteerd.

Bij overtredingen met een gemiddeld en hoge prioriteit zal dit gebeuren conform het sanctiebeleid van de gemeente. Dit nader onderzoek zal apart in rekening gebracht worden bij de desbetreffende gemeente.

Het onderstaande dient als richtlijn:

Score hoog/slecht

In het bevel wordt een hersteltermijn gegeven van 7 dagen door de toezichthouder.

Het college kan deze termijn eventueel verlengen met enkele dagen.

Score hoog/onvoldoende

In het bevel wordt een hersteltermijn gegeven van 7 dagen door de toezichthouder.

Het college kan deze termijn eventueel verlengen met enkele dagen. In een aanwijzing kan het college een termijn van 7 dagen tot twee weken aanhouden. Het ligt voor de hand het nader onderzoek tevens binnen die termijnen te laten plaatsvinden.

Score gemiddeld/slecht

Indien er gekozen wordt voor een aanwijzing kan het college een hersteltermijn hanteren van twee tot twaalf weken.

Score gemiddeld/onvoldoende

Indien er gekozen wordt voor een aanwijzing kan het college een termijn hanteren van een maand tot een half jaar.

Score laag/slecht

Indien gekozen wordt voor een aanwijzing is bij overtredingen met een lage prioriteit een langere hersteltermijn aan de orde. Een aanwijzing wordt bij de volgende reguliere inspectie nagegaan.

Score laag/onvoldoende

Indien gekozen wordt voor een aanwijzing is bij overtredingen met een lage prioriteit een langere hersteltermijn aan de orde. Een aanwijzing wordt bij de volgende reguliere inspectie nagegaan.

Bijlage 1 Schema sanctieprotocol

bijlage 1

Bijlage 2 Schriftelijk bevel toezichthouder GGD

bijlage 2

Bijlage 3 Wetten en regels

Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen

Artikel 2: Meldingsplicht

1. Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen de gemeente doet daarvan melding aan het college.

2. De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 19/ artikel 20/ artikel 17 (afhankelijk van de gemeente): Aanwijzing en bevel

1. Het college kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven indien op basis van het inspectierapport blijkt dat deze de voorschriften in deze verordening niet of in onvoldoende maten naleven.

2. In de aanwijzing geeft het college met redenen omkleed aan op welke punten de voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

3. Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen, die door het college verlengd kan worden.

4. De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing onderschijdelijk het bevel gestelde termijn.

Algemene Wet Bestuursrecht

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen over besluiten

Artikel 3:42

1. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de bekendmaking niet elektronisch.3. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.

Hoofdstuk 5.3 Bestuursdwang

Artikel 5:21

Onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

Hoofdstuk 5.4 Dwangsom

Artikel 5:32

1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.

3. Voor het opleggen van een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.

4. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

5. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

Gemeentewet

Artikel 125

1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.

2. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

3. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt evenwel uitgeoefend door de burgemeester, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

4. Een bestuurscommissie, een deelraad, het dagelijks bestuur van een deelgemeente of de voorzitter van het dagelijks bestuur van een deelgemeente waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester zijn overgedragen, bezit de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.