Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting aardgas buitengebied I

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-1985

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting aardgas buitengebied I

Artikel 1 Voorwerp der belasting

  • 1. Terzake van onroerende zaken, dat zijn gebaat door aanleg van aardgas in gedeelte buitengebied te Hunsel, welke voorziening is tot stand gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur, wordt een jaarlijkse directe belasting geheven.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde onroerende zaak is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart gearceerde gebied dat is gebaat door deze voorziening.

  • 3. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder onroerende zaak aangemerkt elk bouwsel, getimmerde en elke constructie van min of meer duurzame aard, dat of die naar karakter en/of wettelijke bestemming dient of dienen kan tot bewaring van goederen of tot het beschutten van personen en/of zaken tegen invloeden van buiten.

  • 4. Een onroerende zaak als bedoeld in het eerste lid is gebaat wanneer het is aangesloten of redelijkerwijs kan worden aangesloten op het aardgas buitengebied I in de gemeente Hunsel.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar krachtens zakelijk recht het genot heeft van een in artikel 1 bedoelde onroerende zaak.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt, degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale leggers bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

Artikel 3 Tijdsduur van de heffing

De belasting wordt behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 5, tweede lid, geheven over een termijn van dertig jaren.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per gebouwd object per jaar € 59,45.

  • 2. Op een bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar in te dienen schriftelijk verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot de nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen welke geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar waarin het verzoek wordt gedaan – voor elk van die nog niet aangevangen belastingjaren.

  • 3. De contante waarde bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rentevoet van 8% per jaar.

Artikel 6 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van:

  • 1.

    de gebouwde objecten, waarvan de gemeente of enig ander publiekrechtelijk lichaam de genothebbende is en welke uitsluitend voor de publieke dienst worden gebezigd;

  • 2.

    de gebouwde objecten, uitsluitend dienende tot uitoefening van de openbare eredienst.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,00, doch minder is dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De aanslagen die na afloop van het belastingjaar worden opgelegd moeten binnen één maand na dagtekening worden betaald.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8a Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 9 Inwerkingtreding, citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking m.i.v. de dag volgende op die waarop de Koninklijke goedkeuring schriftelijk ter kennis van burgemeester en wethouders wordt gebracht, met dien verstande dat deze voor het eerst wordt toegepast over het belastingjaar 1985.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als: “Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting aardgas buitengebied I”.