Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene subsidieverordening gemeente Haelen

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2002

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Haelen

DE RAAD DER GEMEENTE HAELEN;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2001, nr. 12/16;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HAELEN

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit:De activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd. Zo mogelijk worden de prestaties in meetbare termen gedefinieerd.

  • b.

    Activiteitenplan:Een plan dat een overzicht geeft van door de instelling voorgenomen activiteiten, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten, alsmede de relatie van de voorgenomen activiteiten met het gemeentelijk beleid. Burgemeester en wethouders kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inhoud van het activiteitenplan.

  • c.

    Beleidsregel:Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

  • d.

    Bestuursorgaan:Als bestuursorgaan in de zin van deze verordening worden beschouwd de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de krachtens schriftelijk mandaat aangewezen bestuurder of ambtenaar.

  • e.

    Boekjaar:Het kalenderjaar.

  • f.

    College:Het college van burgemeester en wethouders.

  • g.

    Deelverordening:Een verordening of besluit als genoemd in artikel 3.

  • h.

    Huisvestingskosten:De door het college goedgekeurde:

    • -

      huren van gebouwen, lokalen en terreinen, welke gelden als onderkomen / clublokaal van de instelling;

    • -

      kosten van zakelijke rechten, premies van verzekeringen en heffingen, voortvloeiende uit de eigendom en huur van gebouwen, lokalen en terreinen;

    • -

      kosten van water, verwarming en verlichting (energiekosten);

    • -

      kosten van kleine aanschaffingen verband houdende met de instandhouding van het gebouw, lokalen en terreinen tot een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag;

    • -

      kosten van onderhoud van gebouwen en terreinen;

      rente en afschrijvingen (kapitaallasten) van gebouwen, eerste inrichting, verwarmingsinstallatie en buitengewoon onderhoud;

    • -

      overige huisvestingskosten.

  • i.

    Incidentele subsidie:Een eenmalige (waarderings)subsidie die het gemeentebestuur verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of experimenteel karakter of voor een kortlopend project.

  • j.

    Instelling:Elke plaatselijke en/of plaatselijk werkzame organisatie of groepering van personen die zich blijkens haar doelstelling, structuur en werkwijze tot doel stelt het zonder winstoogmerk ten behoeve van de inwoners van de gemeente Haelen vervullen van één of meer activiteiten.

  • k.

    Jaarverslag:Het door de instelling over enig kalenderjaar vastgestelde overzicht van uitgevoerde activiteiten met inbegrip van de daarbij behorende exploitatierekening en balans.

  • l.

    Professionele instelling:De door het college als zodanig aangewezen instelling.

  • m.

    Rechtspersoon:Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en / of materiële aard van (een deel van) de bevolking van Haelen ten doel stelt.

  • n.

    Raad:De gemeenteraad van Haelen.

  • o.

    Reserve:Onder reserves wordt verstaan de algemene en de bestemmingsreserves die blijken uit de balans van de instelling. Het college kan ter zake beleidsregels vaststellen.

  • p.

    Subsidie:De aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • q.

    Subsidiebeschikking:Een schriftelijk besluit tot subsidieverlening waarbij een omschrijving van de te leveren prestaties, de maximale hoogte en eventuele subsidievoorwaarden worden meegedeeld. De mogelijkheid bestaat de subsidiebeschikking uit te werken in een subsidieovereenkomst.

  • r.

    Subsidieovereenkomst/-contract:De overeenkomst die door de instelling en het gemeentebestuur kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidiebeschikking. Daarin worden in elk geval aangegeven:

    • -

      de looptijd van de subsidie;

    • -

      de maximale hoogte van het subsidiebedrag;

    • -

      de te verrichten activiteiten;

    • -

      de doelgroep met betrekking tot de te leveren activiteiten en

    • -

      de wijze waarop deze verantwoord moeten worden.

  • s.

    Subsidieperiode:Het in de subsidiebeschikking en/of de overeenkomst overeengekomen tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt; dit tijdvak kan gelijk zijn aan een kalenderjaar.

  • t.

    Subsidieplafond:Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift of op basis van een incidenteel besluit.

  • u.

    Subsidievaststelling:De beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • v.

    Subsidieverlening:De beschikking waarbij de subsidie wordt verleend zonder dat dit aanspraak geeft op daadwerkelijke betaling van het bedrag. De aanvraag moet worden ingediend vóór de afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • w.

    Waarderingssubsidie:Een subsidie die het gemeentebestuur verstrekt als waardering indien het bepaalde activiteiten van belang acht zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 2.1 Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen tot verlening van een subsidie aan instellingen.

  • 2.2 De raad kan bepalen dat deze verordening tevens in andere gevallen geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 2.3 Bij de toepassing van de procedureregels maakt de gemeente een onderscheid in professionele en niet-professionele instellingen. Dit onderscheid heeft met name betrekking op de zwaarte van de gegevens die moeten worden overgelegd bij de aanvraag voor subsidie en de verplichting (voorwaarden) die de gemeente aan een instelling kan opleggen.

Artikel 3 Deelverordeningen

  • 3.1 Bij een deelverordening of besluit kan de raad regels stellen met betrekking tot de eisen waaraan instellingen moeten voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen alsmede ten aanzien van de grondslag en de wijze van berekening van het subsidie.

  • 3.2 Indien een deelverordening afwijkt van deze verordening, gaat de deelverordening voor.

Artikel 4 Algemeneeisen

  • 4.1 In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door rechtspersonen.

  • 4.2 In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden dan – voor zover mogelijk – overeenkomstige toepassing.

  • 4.3 Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het gemeentebestuur in voldoende mate in het algemeen gemeentelijke belang worden geacht. Door middel van een deelverordening en / of beleidsregels kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria, die voor de verstrekking gelden, worden vastgesteld.

  • 4.4 Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inrichting van de begroting en de exploitatierekening van de instelling.

  • 4.5 Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats, indien de professionele instelling zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan, tenzij de gemeenteraad van oordeel is dat te leveren prestaties dermate van belang zijn dat van deze bepaling kan worden afgeweken.

  • 4.6 Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vijfde lid, worden onder meer verstaan het eigen vermogen en het batig exploitatiesaldo van door het college nader te bepalen gelieerde rechtspersonen of andere donateurs en dergelijke.

  • 4.7 Subsidies kunnen uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van activiteiten waarvan niemand op grond van ras, godsdienst, geslacht, afkomst, seksuele voorkeur of anderszins wordt gediscrimineerd, tenzij dit geschiedt met het doel een bestaande achterstand te verminderen.

  • 4.8. Het gemeentebestuur subsidieert alleen de wachtgeldverplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit een besluit tot vermindering of beëindiging van subsidie ten gevolge van gewijzigd gemeentelijk beleid. Wachtgeldverplichtingen vanwege een arbeidsconflict worden niet gesubsidieerd.

  • 4.9 Het college kan de subsidiabele personeelsformatie van de instelling vaststellen indien subsidiëring uitdrukkelijk (mede) betrekking heeft op de kosten van personeel.

  • 4.10

    • a.

      Bij de beschikking tot verlening van subsidie kan het college onder nader te stellen voorwaarden tot een eveneens door het college te bepalen maximum toestaan dat de subsidieontvanger een reserve, fonds of voorziening vormt.

    • b.

      In afwijking van het onder a bepaalde kan ook bij de vaststelling van het subsidie worden besloten dat mag worden overgegaan tot vorming van een reserve, fonds of voorziening tot een door het college te bepalen maximum, indien daarom door de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling nadrukkelijk wordt verzocht.

  • 4.11

    • a.

      Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve. Het college kan hieromtrent beleidsregels vaststellen.

    • b.

      Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve, vermeldt de subsidieaanvraag de omvang daarvan.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 5.1 Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in: Een aanvraag tot subsidieverlening dient schriftelijk vóór 1 mei, voorafgaand aan het subsidiejaar, te worden ingediend bij het college, tenzij het gaat om incidentele subsidies.

    • a.

      professionele instellingen;

    • b.

      niet-professionele instellingen.

  • 5.2 Verzoeken voor het verlenen van een in incidenteel subsidie dienen te worden ingediend uiterlijk drie maanden voor de aanvang van de activiteit. In bijzondere gevallen kan het college van deze termijn afwijken.

  • 5.3 Bij de indiening van de subsidieaanvraag dient de instelling in ieder geval te overleggen:

    • a.

      het activiteitenplan, tenzij het college anders bepaalt;

    • b.

      de begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van het subsidie niet van belang is. Ook van inkomsten en uitgaven ter zake van nevenactiviteiten (zoals de exploitatie van een accommodatie) worden overeenkomstige gegevens overgelegd;

    • c.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting, inclusief reservevorming;

    • d.

      een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen of andere donateurs en dergelijke, alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen;

    • e.

      een ledenlijst naar de toestand van 1 januari van het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarop het subsidie betrekking heeft.

  • 5.4 Bij een eerste subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 5.1 legt de instelling tevens over:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 5.5 Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in de artikelen 5.3 en 5.4.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6 Het subsidieplafond

  • 6.1 Het college kan jaarlijks de subsidieplafonds vaststellen binnen de financiële kaders die de raad bepaalt.

  • 6.2 Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt, dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Het voorbehoud vervalt, indien het college daarop niet binnen vier weken na vaststelling of ontvangst van het bericht van goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 6.3 Het college maakt het te verwachten subsidieplafond bekend vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Bij die bekendmaking wordt de wijze van verdeling vermeld en wordt gewezen op de mogelijkheid tot verlaging van dat plafond en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen om subsidie.

  • 6.4 Bij de toekenning van subsidies gaat het college uit van de mate waarin de instelling en de door die instelling ingediende activiteiten(plannen) voldoen aan de toekenningscriteria met dien verstande dat de mate waarin deze criteria worden toegepast per beleidsterrein kunnen verschillen.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 7.1 Het college weigert een subsidie voor zover door verstrekking van het subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 7.2 Het college weigert een instelling subsidie indien haar activiteiten naar zijn oordeel niet of niet voldoende:

    • a.

      n het algemeen belang worden geacht; i

    • b.

      zijn gericht op de gemeente Haelen;

    • c.

      anwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Haelen.a

  • 7.3 Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • d.

      de instelling niet in het belang van de plaatselijke gemeenschap werkt of gebruik maakt van middelen die naar het oordeel van het gemeentebestuur in strijd zijn met de wet of het algemeen belang.

  • 7.4 Het college kan een subsidie voorts weigeren indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • c.

      de activiteiten reeds (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander bestuursorgaan.

  • 7.5 Het college weigert een subsidie, indien:

    • a.

      de subsidie naar de mening van het college betrekking heeft op activiteiten waarbij wordt gediscrimineerd op grond van ras, godsdienst, geslacht, afkomst, seksuele voorkeur of anderszins, tenzij dit geschiedt met het doel een bestaande achterstand te verminderen;

    • b.

      de doelstellingen en werkwijze van de organisatie door directe dan wel indirecte binding met andere organisaties, aantoonbare fascistische, racistische en / of discriminerende ideeën en / of doelstellingen nastreeft;

    • c.

      de organisatie wordt bestuurd, dan wel direct of indirect wordt gedomineerd door mensen, die in artikel 7.5, sub a of b genoemde ideeën dan wel doelstellingen nastreven.

Artikel 8 Toetsingscriteria

Als uitgangspunten voor zijn subsidiebeleid worden door het gemeentebestuur de volgende toetsingscriteria gehanteerd:

  • 1.

    het maatschappelijk belang van de instelling voor de gemeenschap of groepen daaruit, alsmede het belang van een gevarieerd verenigingsleven voor het welzijn / welbevinden van de inwoners van de gemeente Haelen;

  • 2.

    de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteiten ligt bij de instellingen;

  • 3.

    instellingen komen als regel alleen dan in aanmerking voor subsidie voor zover zij in redelijkheid niet (geheel) zelf de kosten kunnen opvangen, tenzij het gemeentebestuur van oordeel is dat de te leveren prestaties van dermate belang zijn dat van deze regel wordt afgeweken;

  • 4.

    landelijke, provinciale of regionale instellingen worden alleen dan gesubsidieerd indien er een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente Haelen aanwezig is;

  • 5.

    het streven van het gemeentebestuur is erop gericht voorwaardenscheppend te werken zodat er sprake kan zijn van een gevarieerd, evenwichtig en samenhangend aanbod van activiteiten / voorzieningen. Nieuwe activiteiten worden slechts gehonoreerd indien er naar het oordeel van het gemeentebestuur sprake is van een nog niet bestaande activiteit.

Artikel 9 De subsidiebeschikking

  • 9.1 De beschikking tot subsidieverlening op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het boekjaar genomen. Deze bepaling geldt niet voor incidentele subsidies.

  • 9.2 De beschikking tot subsidieverlening:

    • a.

      bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      vermeldt het bedrag van het subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 9.3 Als het subsidie wordt verleend in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, wordt in de beschikking tot subsidieverlening het tijdvak vermeld waarvoor het subsidie wordt verleend.

Artikel 10 Subsidieovereenkomst

  • 10.1 Ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 10.2 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van het subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten, waarvoor het subsidie is verleend.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11 Verplichtingen

  • 11.1 De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten (prestaties) te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking en – voor zover van toepassing – in de uitwerkingsovereenkomst.

  • 11.2 Het college kan in een beschikking tot subsidieverlening verplichtingen opleggen.

  • 11.3 Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      de voor het vaststellen van de subsidie te verstrekken gegevens en bescheiden;

    • d.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor een derde;

    • e.

      de verwezenlijking van het doel van de subsidie, met dien verstande, dat voor zover de subsidie op een wettelijk voorschrift berust hierin bij of krachtens wettelijk voorschrift moet zijn voorzien;

    • f.

      het in kennis stellen van het gemeentebestuur van het voornemen tot wijziging van de statuten en / of reglementen.

  • 11.4 Voorschriften die verplichtingen inhouden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen aan de beschikking worden verbonden, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald en voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 11.5 De verplichting kan na de subsidieverlening worden uitgewerkt in een overeenkomst voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

  • 11.6 Indien de instelling van de gemeente financiële medewerking krijgt voor de verwerving, verbouwing of exploitatie van een accommodatie verplicht zij zich:

    • a.

      deze accommodatie niet zonder toestemming van het college met hypotheek of andere zakelijke rechten te bezwaren;

    • b.

      voor de vervreemding, ingebruikgeving of verandering van bestemming van de accommodatie voorafgaande toestemming aan het college te vragen;

    • c.

      zelf zorg te dragen voor de verzekering en het onderhoud (indien sprake is van huur, voor zover in de huurovereenkomst vastgelegd;

    • d.

      het bestuursorgaan toegang tot haar activiteiten en accommodatie te verlenen.

  • 11.7 Indien de instelling de accommodatie, als bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet meer overeenkomstig haar toestemming gebruikt, dient de instelling aan de gemeente een bedrag te betalen dat door burgemeester en wethouders in overleg met de instelling wordt vastgesteld.

  • 11.8 De instelling brengt door haar ontvangen erfstellingen, legaten, schenkingen en dergelijke ten bate van de exploitatie van de instelling, tenzij deze uitdrukkelijk voor kapitaalvorming of reserve(fonds)vorming waren bestemd.

  • 11.. Indien een subsidieontvangende instelling bij testamentaire beschikking tot erfgename wordt benoemd, zal deze nalatenschap bij het openvallen daarvan slechts mogen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Blijkt na boedelbeschrijving dat het saldo van de nalatenschap negatief is, is de instelling niet gerechtigd het ontbrekende uit eigen middelen te voldoen.

Artikel 12 Rapportages

  • 12.1 Het college kan instellingen verplichten tot het uitbrengen van één of meer rapportages. Tevens wordt daarbij aangegeven in welke vorm deze rapportages dienen plaats te vinden.

  • 12.2 Deze verplichting geldt niet indien een subsidie is toegekend van minder dan een door het college te bepalen bedrag.

  • 12.3 Deze wijze van rapporteren kan inhouden:

    • a.

      het uitbrengen van verslag omtrent de voortgang van activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en een prognose voor de tweede zes maanden;

    • b.

      het uitbrengen van verslag van de door de instelling in het boekjaar uitgevoerde activiteiten (prestaties);

    • c.

      een financiële en inhoudelijke rapportage die uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het boekjaar dient te worden ingediend;

    • d.

      het college kan met betrekking tot het bepaalde onder b en c richtlijnen vaststellen.

Artikel 13 Accountantsverklaring

Het college wijst de instellingen aan die verplicht zijn uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het afgelopen subsidiejaar een accountantsrapport over te leggen. Dit rapport dient tenminste aan te geven of de verstrekte subsidies niet alleen rechtmatig maar ook doelmatig en doeltreffend zijn gebruikt. Het college kan terzake beleidsregels vaststellen.

Artikel 14 Controle

  • 14.1 Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de rapportages.

  • 14.2 De administratie van de instelling dient zodanig ingericht te zijn dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is. Het college kan terzake beleidsregels vaststellen.

  • 14.3 De instelling is verplicht de door het college aangewezen personen inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 15 De subsidievaststelling

  • 15.1 De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag tot van het subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 15.2 Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 15.3 Het college besluit zo mogelijk bij de subsidieverlening tot vaststelling.

Artikel 16

  • 16.1 Voor zover geen toepassing is gegeven aan het in artikel 15.3 bepaalde stelt het college de subsidie vast na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor het subsidie is verleend.

  • 16.2 Degene aan wie het subsidie is verleend, dient een aanvraag tot vaststelling in.

  • 16.3 De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend voor 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar tenzij bij de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 16.4 Indien de aanvraag niet of niet tijdig is ingediend, kan het subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 17

  • 17.1 De aanvraag tot vaststelling van het subsidie geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening, tenzij het subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 17.2. Voorts wordt bij de aanvraag tot vaststelling rekening en verantwoording afgelegd omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn.

Artikel 18 Lagere vaststelling

Vaststelling van het subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan verlening van de subsidie indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de aanvrager heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • d.

    de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet of niet tijdig is ingediend.

HOOFDSTUK 6 INTREKKING EN WIJZIGING

Artikel 19 Intrekking, wijziging en beëindiging

Het college kan, zolang het subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • e.

    met toepassing van artikel 6 een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 20

  • 20.1 Het college kan een beschikking tot subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan het subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 20.2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop het subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 20.3 De subsidievaststelling kan na verloop van vijf jaar na bekendmaking niet meer worden gewijzigd of ingetrokken.

HOOFDSTUK 7 BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 21 Betaling

  • 21.1 Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald.

  • 21.2 Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 22 Betaling in gedeelten

  • 22.1 Het subsidie kan in gedeelten worden betaald indien dat bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 22.2 Indien het subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan dit in gedeelten worden betaald indien bij de subsidievaststelling is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 23 Voorschotten

  • 23.1 Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 23.2 Bij de subsidievaststelling worden betaalde voorschotten verrekend met het bedrag van de subsidie.

  • 23.3 Het college besluit met betrekking tot de hoogte van bevoorschotting en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld.

  • 23.4 De subsidie in de huurkosten van een accommodatie die van de gemeente wordt gehuurd, kan bij de huurkostennota in mindering worden gebracht. Het subsidierestant wordt dan bij wijze van voorschot deels betaalbaar gesteld op 1 mei voor 40% en op 1 oktober voor 40%.

Artikel 24 Opschorting betalingsplicht

De verplichting tot betaling van het subsidie of een voorschot wordt opgeschort indien het gemeentebestuur het voornemen bekend heeft gemaakt de subsidieverlening of –vaststelling ten nadele van de subsidieontvanger in te trekken of te wijzigen.

Artikel 25 Terugvordering

Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag of voorschot kan worden teruggevorderd tot vijf jaar na de subsidievaststelling, de intrekking of wijziging daarvan.

HOOFDSTUK 8 ONROERENDE ZAKEN

Artikel 26 Onroerende zaken

De instelling is bij vervreemding van onroerende zaken of bij wijziging van de bestemming van deze zaken welke met subsidiegelden tot stand zijn gekomen, aan de gemeente een vergoeding verschuldigd, welke in overleg met de instelling door het college wordt vastgesteld. Het college houdt hierbij rekening met de mate waarin de subsidieverlening door de gemeente heeft bijgedragen tot het verwerven of verbeteren van de eigendommen en met de eventuele bijdragen van andere subsidiegevers en van particulieren.

Artikel 27 Verzekeringen

Een instelling is verplicht ervoor te zorgen dat haar roerende en onroerende zaken afdoende zijn verzekerd. Zij dient voorts een verzekering te hebben afgesloten tot dekking van schade, voortvloeiende uit de wettelijke en contractuele aansprakelijkheid van het bestuur, de beroepskrachten en vrijwilligers.

HOOFDSTUK 9 OPHEFFING INSTELLING

Artikel 28 Opheffing instelling

  • 28.1 Van een besluit tot opheffing van een instelling geeft het bestuur van deze instelling terstond kennis aan het college.

  • 28.2 Aan het met subsidie verworven batig exploitatiesaldo, alsmede aan de met subsidie verworven roerende en onroerende zaken, wordt in overleg met het college een bestemming gegeven.

  • 28.3 Het college kan bepalen dat over het jaar, of een gedeelte daarvan, waarin tot liquidatie wordt overgegaan het voor dat jaar toegekend subsidie naar evenredigheid en redelijkheid wordt teruggevorderd.

  • 28.4 Aan een eventueel batig exploitatiesaldo ten gevolge van subsidieverlening wordt een bestemming gegeven, die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en de werkzaamheid van de instelling. Deze bestemming is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van het college, onverminderd het bepaalde in artikel 11.7.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Ontheffing

Het college kan in bepaalde gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening ontheffing verlenen.

Artikel 30 Bijzondere gevallen / hardheidsclausule

Het college kan van deze verordening afwijken in onvoorziene gevallen en voorzover toepassing gelet op het belang van deze subsidieverordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 31 Overgangsbepaling

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing zoals die in de verordeningen geldend op het moment van subsidieverlening zijn opgenomen. Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld op basis van deze bestaande verordeningen.

Artikel 32 Inwerkingtreding

  • 32.1 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002 en geldt vanaf het subsidiejaar 2002.

  • 32.2 Met ingang van die datum vervallen de Algemene subsidieverordening welzijnswerk gemeente Haelen, alle daarop gebaseerde Deelverordeningen en de op 16 maart 1992 vastgestelde Regelen inzake verstrekking van een geldelijke bijdrage aan plaatselijke verenigingen bij gelegenheid van jubilea, bijzondere prestaties en het beschikbaar stellen van een beker of ander eremetaal.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Haelen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Haelen in zijn vergadering van 3 december 2001.
De Secretaris, De Voorzitter,
wnd.