Regeling vervallen per 01-01-2017

Standplaatsenbeleid gemeente Leudal

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Leudal

1. Inleiding

Het te koop aanbieden van goederen als vis, kaas, snacks, bloemen, kleding en dergelijke vanaf een standplaats in de openbare ruimte is een niet meer weg te denken activiteit in de gemeente Leudal. Het verlevendigt het straatbeeld, het voorziet in een behoefte en het verschaft werkgelegenheid.

De term ambulante handel is een verzamelnaam van een aantal vormen van handel in de openbare ruimte. Er valt onderscheid te maken in - (week)markten,- het innemen van een standplaats en - venten. Collectes, een openbare inzameling van geld of goederen, vallen hier niet onder.

De kernen Heythuysen en Haelen beschikken beide over een weekmarkt. Regelgeving met betrekking tot deze markten is op basis van artikel 160, eerste lid, aanhef onder h, van de Gemeentewet geregeld in de Marktverordening, het Marktreglement en de Verordening marktgelden. Daar deze specifieke regelingen zijn vastgesteld voor de weekmarken en deze ook zijn uitgezonderd op basis van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leudal (APV) worden de weekmarkten in deze nota buiten beschouwing gelaten. In de APV is geregeld dat het innemen van een standplaats tijdens een evenement ook niet valt onder het standplaatsenregime (artikel 5:17 lid 2 APV).

De kleine markten in de overige kernen van de gemeente Leudal zijn geen weekmarkten. Het zijn zogenaamde minimarkten met een beperkt aantal standplaatsen. Er worden voor deze minimarkten afzonderlijke standplaatsvergunningen verleend op grond van de APV. De gemeente stelt voorschriften aan deze vorm van ambulante handel want een standplaats kan overlast veroorzaken, onveilig verkeersgedrag veroorzaken of het straatbeeld ontsieren. Ook kan een standplaats soms het lokaal voorzieningenniveau aantasten.

Onder venten wordt verstaan de uitoefening van kleinhandel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden, dan wel het huis-aan-huis aanbieden van goederen. Volgens jurisprudentie dient de venter zijn waren voortdurend aan te bieden vanaf een andere plaats. Dit is anders dan het innemen van een standplaats. Dan worden vanaf een vaste plaats goederen ter verkoop aangeboden. Als gevolg van de deregulering van de APV is voor het venten in de gemeente Leudal geen ventvergunning meer vereist. Er is gekozen voor een algemene regel. Het is ingevolge de APV verboden te venten als de openbare orde wordt verstoord, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Eventuele overlast door het venten kan aangepakt worden door het team Veiligheid, Toezicht en Handhaving.

In de praktijk blijkt dat er behoefte bestaat aan beleid met betrekking tot het verlenen van standplaatsvergunningen. Met name het onbeperkt toestaan van standplaatsvergunningen kan problemen veroorzaken. Vandaar dat deze nota tot stand is gekomen. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het juridisch kader (paragraaf 2), het beleid (paragraaf 3), de inwerking en citeertitel van het standplaatsenbeleid (paragraaf 5 en 6).

2. Juridisch kader standplaatsen

2.1 Standplaatsvergunning

Voor het innemen van een standplaats is in de gemeente Leudal een standplaatsvergunning op grond van artikel 5:18 APV nodig van het college van burgemeester en wethouders. Ingevolge de mandaatregeling wordt de vergunning in de praktijk verleend door de allround medewerkers Frontoffice van het Klant Contact Centrum in overleg met de marktmeester. De marktmeester draagt zorg voor de advisering en de coördinatie.

De standplaatsvergunning is ingevolge artikel 1:6 APV een persoonsgebonden vergunning. De standplaatsvergunning dient om te voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord en overlast wordt tegengegaan. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld: verkeershinder en diverse andere vormen van overlast (bijvoorbeeld geluidsoverlast, stankoverlast, overlast door zwerfafval). Op grond hiervan wordt een vergunningregime noodzakelijk geacht.

In het kader van de deregulering wordt de standplaatsvergunning in beginsel voor onbepaalde tijd verleend op grond van artikel 1:7 APV. Indien er toch een termijn aan standplaatsvergunning verbonden wordt dient dit met motivering te geschieden, in het belang van onder meer de openbare orde, overlast, verkeersveiligheid en milieu. Expliciet is besloten door het college van burgemeester en wethouders dat de standplaatsvergunning in beginsel voor vijf jaar wordt verleend met een mogelijkheid tot verlenging.

Er wordt onderscheid gemaakt in vaste standplaatsvergunningen en incidentele standplaatsvergunningen.

Een vaste standplaatsvergunning is een standplaats die structueel en regelmatig (wekelijks of maandelijks) wordt ingenomen. Een dergelijke standplaats kan voor onbepaalde termijn worden verleend. Zoals hierboven vermeld is door het college van burgemeester en wethouders expliciet besloten dat de standplaatsvergunning in beginsel voor vijf jaar wordt verleend met een mogelijkheid tot verlenging.

Een incidentele standplaats is een standplaats die incidenteel en tijdelijk, gedurende zeer korte termijn wordt ingenomen. Een dergelijke standplaats kan niet voor onbepaalde termijn worden verleend gelet op de tijdelijkheid van de inname van de standplaats.

Ingevolge artikel 5:19 APV is het overigens verboden dat de rechthebbende op een perceel toe staat dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt of is ingenomen.

Hiervoor blijft een standplaatsvergunning nodig.

2.2 Weigeringsgronden

De standplaatsvergunning wordt geweigerd door het college van burgemeester en wethouders wegens strijd met het bestemmingsplan.

De standplaatsvergunning kan door het college van burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 1:8 en 5:18 APV worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu;

  • e.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • f.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Ad. In strijd met het bestemmingsplan

In de APV is geregeld dat het college de standplaatsvergunning weigert wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

De bestemmingsplannen geven in de gemeente Leudal niet de mogelijkheid om standplaatsen in te nemen. Toch gebeurt dit sinds oudsher. Deze werkwijze zal voorlopig worden voortgezet. In de toekomstige bestemmingsplannen voor de kernen zal voor het innemen van een standplaats een regeling worden opgenomen. Uiteraard wordt bij een aanvraag beoordeeld of een standplaatsvergunning zich in redelijkheid verdraagt met de bestemming van de locatie waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft.

Ad. a, b, c en d

De APV is gericht op de huishouding van de gemeente en is van oudsher een openbare orde en overlastverordening. Het begrip “openbare orde” is een open begrip en omvat in ieder geval de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving en kan met name onderwerpen in verband met de menselijke waardigheid, de bescherming van minderjarigen en kwetsbare volwassenen, als ook dierenwelzijn omvatten. Het begrip “openbare veiligheid” omvat ook vraagstukken in verband met de staatsveiligheid.

“Overlast” is geen zelfstandige weigeringsgrond. Echter overlast kan via de algemene gronden openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu wel worden aangemerkt als een dergelijke weigeringsgrond. Overlast kan namelijk betrekking hebben op verschillende aspecten, zoals geluidsoverlast, overlast veroorzaakt door stof, afval enzovoorts, dit kan worden geschaard onder milieu of zelfs volksgezondheid. Onder overlast wordt in ieder geval ook begrepen hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW.

De standplaatsen kunnen mogelijkerwijs vallen onder het begrip inrichting en daardoor vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit ingevolge de Milieuwetgeving. Hierdoor moet worden voldaan aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Daarnaast is het mogelijk op grond van dit besluit maatwerkvoorschriften te stellen.

Ad. e De weigeringsgrond “redelijke eisen van welstand” kan gehanteerd worden als een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt (ordening van straathandel).

Ad. f. In het verleden is het beschermen van een “redelijk voorzieningenniveau” in de gemeenten ten behoeve van de consument als een openbare orde belang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Wil een gemeente op basis hiervan een vergunning weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van een plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden. Een standplaatsvergunning kan ook geweigerd worden op basis van een distributieplanologisch onderzoek (DPO). Hetgeen in bepaalde gevallen in opdracht van de gemeente wordt gemaakt. In een DPO wordt aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aangegeven wat de minimale voorzieningen moeten zijn in de gemeente of in een bepaalde wijk van de gemeente. Hierbij wordt opgemerkt dat nieuwe winkeliers gedurende een aanloopperiode beschermd mogen worden in het belang van het opzetten van voldoende voorzieningenniveau voor de consument.

2.3 Problemen ten aanzien van standplaatsen

Aanvragen om standplaatsvergunningen worden ten opzichte van mogelijke problemen beoordeeld. Op deze problemen wordt vervolgens ingegaan.

Verkeersproblematiek

Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijke ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers (en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden). Daarnaast zijn parkeerproblemen niet uit te sluiten.

Veroorzaken overlast

Indien er veel belangstelling bestaat voor dezelfde locatie kan er een concentratie ontstaan van het aantal in te nemen standplaatsen. Op deze wijze kan overlast ontstaan, door het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan dit leiden tot het verstoren van rust voor omwonenden. Omwonenden kunnen ook overlast ondervinden door geluid, stank en de aanwezigheid van zwerfafval.

Voorkomen marktvorming

Het toestaan van veel standplaatsen op dezelfde locatie kan feitelijk leiden tot (ongewenste) te grote marktvorming.

Verstoring straatbeeld

Het innemen van meerdere standplaatsen op eenzelfde locatie kan leiden tot ernstige verstoring van het straatbeeld.

Verzorgingsfunctie

Het is niet de bedoeling dat de verzorgingsfunctie in de kernen door het verlenen van de standplaatsvergunningen in gevaar komt. De standplaatsen moeten het dorpsbelang en de leefbaarheid dienen. Beoordeling vindt plaats binnen de kaders die hiertoe door de jurisprudentie zijn ontwikkeld (zie ook paragraaf 2.2 onder punt f).

2.4 Voordelen beleidsregels

Aan de hand van voorgaande besproken weigeringsgronden en problemen die kunnen ontstaan als gevolg van het innemen van standplaatsen kan het college beleidsregels vaststellen waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het afgeven van een standplaatsvergunning wordt overgegaan.

Het vaststellen van de beleidsregels kent de volgende voordelen:

  • -

    het werkt als hulpmiddel bij het uitoefen van een bevoegdheid;

  • -

    het schept duidelijkheid en zekerheid in de afstemming tussen de ambtelijke en bestuurlijke organisatie;

  • -

    het vergroot de rechtszekerheid. Het beleid is (her-)kenbaar, voorspelbaar en controleerbaar voor burgers;

  • -

    het vergroot de gelijkheid in behandeling;

  • -

    het vermindert het risico van herroeping/vernietiging van beschikkingen in bezwaar/beroep.

De zaken die het college in het standplaatsenbeleid kan vastleggen betreffen:

  • a.

    de vaststelling van het maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen;

  • b.

    de vaststelling van het aantal af te geven standplaatsvergunningen per branche;

  • c.

    de aanwijzing van locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen;

  • d.

    de aanwijzing van tijdstippen waarop standplaatsen mogen worden ingenomen.

3. Standplaatsenbeleid

3.1 Uitgangspunten verlenen van standplaatsvergunningen

Keuze voor maximaal aantal standplaatsvergunningen

In paragraaf 2.3 APV is beschreven welke problemen op het gebied van de openbare orde en veiligheid kunnen ontstaan indien onbeperkt standplaatsvergunningen worden verleend.

Daarnaast vormt de verzorgingsfunctie een belangrijk uit uitgangspunt voor een standplaatsenbeleid. Standplaatsen moeten het “dorpsbelang” dienen, doordat ze een aanvulling vormen op het winkel- en (droge)horeca-aanbod. Ze voorzien daardoor in een behoefte en leveren daarmee een bijdrage aan de leefbaarheid in de verschillende kernen. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met hetgeen is opgenomen met betrekking tot het redelijk verzorgingsniveau.

De geschetste problemen in paragraaf 2.3 maken het noodzakelijk om het aantal standplaatsen per kern aan een maximum te verbinden.

Uit jurisprudentie blijkt dat een maximumstelsel een goed toetsingscriterium is bij het beoordelen van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats. Het maximumstelsel betekent per definitie dat een aanvraag wordt geweigerd indien het vastgestelde maximum wordt overschreden. In geval van bijzonderde omstandigheden kan en dient gemotiveerd van het maximumstelsel worden afgeweken.(zgn. hardheidsclausule)

Vaststelling locaties en bepaling tijdstippen

Nader bepaald kan worden waar standplaatsen kunnen worden ingenomen gedurende welke tijdstippen. Hierbij spelen beschreven aspecten als verkeersveiligheid en voorkomen van overlast een rol.

Tijdsduur vaste standplaats

Standplaatsen kunnen gedurende een vaste dan wel incidentele tijdsperiode worden ingenomen. Een vaste standplaats is een standplaats die structureel, wekelijks of maandelijks wordt ingenomen gedurende minimaal 12 maanden (tot onbepaalde tijd) met een vaste frequentie op eenzelfde tijdstip en plaats. Besloten is door het college van burgemeester en wethouders dat de standplaatsvergunning in beginsel voor vijf jaar wordt verleend met een mogelijkheid tot verlenging.

De vaste standplaats wordt ingenomen voor minimaal één dagdeel per week (een dagdeel is een aaneengesloten periode van maximaal vijf uur, binnen het tijdsbestek van 08:00 uur tot maximaal 22:00 uur) en maximaal één dag.

De dagen en tijdstippen waarop de standplaatsen mogen worden ingenomen zijn gerelateerd aan de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening. Op een koopzondag kan een vaste of incidentele standplaats worden ingenomen binnen de tijdsperiode van 13:00 uur tot 18:00 uur.

Locaties vaste standplaats en maximum aantal per standplaats

Bij het maximumstelsel in het onderstaande overzicht is rekening gehouden met:

  • -

    bijzondere omstandigheden (aard en omvang) in de betreffende kernen,

  • -

    de weekmarkten in de kernen Heythuysen en Haelen (op de dagen van de weekmarkten is er geen inname van een vaste of incidentele standplaatsvergunning mogelijk),

  • -

    en de bescherming van het consumentenbelang.

In dit beleid wordt als uitgangspunt gekozen de huidige verleende vergunningen en locaties. Bij de aangewezen locaties is rekening gehouden met de verkeersvrijheid en –veiligheid, het veroorzaken van overlast, voorkoming van te grote marktvorming, verzorgingsfunctie en het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Vergunningen voor een vaste standplaats kunnen worden afgegeven voor de onderstaande locaties. Het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen per locatie is bepaald voor maximaal één dagdeel per week.

Op de overige dagdelen, mogen per dagdeel maximaal twee standplaatsvergunningen worden verleend met uitzondering van de locaties waar het maximale aantal beperkt is tot 1. Als het maximum vaste standplaatsen niet gehaald kan zomogelijk een incidentele standplaatsvergunning worden ingenomen.

Kern

Locatie

Maximaal aantal standplaatsen

Baexem

Mgr. Kierkelsplein

4

Buggenum

Dorpstraat tegenover de kerk

4

Ell

Scheijmansplein

4

Grathem

Markt

Nassauplein

2 (geen gemeentelijke stroomvoorziening)

3

Haelen, met uitzondering

van de donderdagmorgen

Raadhuisplein

De Giesel 38

2

1

Haler

Plein nabij de kerk Isidoorstraat/Speltstraat

4

Heibloem

Pater van Donstraat

2

Heythuysen, met uitzondering van vrijdag

Julianaplein

Plein bij de kerk

Raadhuisplein/

Plein voor het gemeentehuis

buiten parkeervakken

1 (geen verkoop, bestemd voor para-medische zaken)

2

1

Horn

Van Horneplein

Raadhuisplein

4

1 (geen gemeentelijke stroomvoorziening)

Hunsel

Kerkplein

4

Ittervoort

Kermisplein/

Dahliaplein

4

Kelpen-Oler

Kerkstraat

4

Neer

Kerkplein/Engelmanstraat

5

Neeritter

Krekelbergplein

4

Nunhem

Kermisplein

2 ( geen gemeentelijke stroomvoorziening)

Roggel

Markt

5

Geen vaste en geen incidentele standplaats mag worden ingenomen op de dagen gedurende de weekmarkten te Haelen en Heythuysen.

Bij de opbouw van de kermis kan door de marktmeester worden besloten dat geen standplaats mag worden ingenomen of op een andere plaats de standplaats dient te worden ingenomen.

In de kernen Buggenum, Haler, Nunhem zijn de afgelopen jaren geen locaties voor het innemen van standplaatsvergunningen vastgesteld omdat hiertoe geen aanvragen werden ingediend. In het bijgaande overzicht zijn standplaatslocaties opgenomen om inname van de standplaatsen in deze kernen te bevorderen en daarmee ook de leefbaarheid in de dorpen te stimuleren.

Incidentele standplaats

Een incidentele standplaats is een standplaats die tijdelijk, gedurende zeer korte termijn en maximaal drie maanden, wordt ingenomen. Een incidentele standplaats kan dus niet voor onbepaalde termijn worden verleend.

Incidentele standplaatsen kunnen naast de boven genoemde locaties ook worden ingenomen op een andere locatie binnen de gemeente Leudal. De locatie zal in overleg tussen de aanvrager en de gemeente worden bepaald en wordt getoetst op grond van de weigeringsgronden van de standplaatsen. Als een standplaats overigens op particulier terrein ligt is een toestemming van de eigenaar van de grond nodig. Het is overigens niet toegestaan dat ter plaatse zonder standplaatsvergunning een standplaats wordt ingenomen (artikel 5:19 APV).

Tijdsduur incidentele standplaats

Een incidentele standplaats wordt gedurende minimaal 1 dagdeel en maximaal 6 en zomogelijk 7 dagen (niet noodzakelijk achtereenvolgend) gedurende een maximale periode van drie maanden ingenomen.

Geen verlening standplaats, uitzondering

  • -

    Op de dag dat de weekmarkt plaatsvindt in de kernen Heythuysen (vrijdag) en Haelen (donderdag) wordt geen vaste en incidentele standplaatsvergunningen afgegeven in de kern waar de weekmarkt gehouden wordt.

  • -

    Tijdens de kermisdagen in de betreffende kern is het niet toegestaan om in de kern een incidentele standplaats in te nemen en worden geen incidentele standplaatsvergunningen verleend. Een uitzondering kan door de marktmeester worden gemaakt voor het innemen van een incidentele standplaats op het kermisterrein.

Afwijkingen locaties en tijdsduur vaste of incidentele standplaats

In specifieke gevallen kan door het college en/of de marktmeester gemotiveerd worden afgeweken van de aangegeven locaties, tijdsduur voor een vaste of een incidentele standplaats en het verbod om een incidentele standplaats in te nemen tijdens de weekmarkt. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld aan de periode dat kermis gevierd wordt in de betreffende kern; de oliebollenverkoop, poffertjesverkoop in de sinterklaas- en kerstperiode en de verkoop van koek, soep, chocolademelk tijdens schaatsperiodes. Voor de oliebollenverkoop kan een incidentele standplaatsvergunning worden verleend voor een periode van maximaal drie maanden gedurende maximaal zes en/of zomogelijk zeven dagen per week.

Overigens indien de eerder aangewezen locaties door blijvende veranderde omstandigheden niet meer voldoen, kunnen burgemeester en wethouders een nieuwe geschikte locatie aanwijzen.

Indien de aangewezen locaties door tijdelijke veranderde omstandigheden niet meer voldoen, kan de marktmeester een andere geschikte locatie aanwijzen.

Uitzondering maximumstelsel en locatiekeuze

Het maximumstelsel en de locatiekeuze is niet van toepassing op standplaatsenvergunningen voor de verkoop van zelf geteelde landbouwprodukten (bv asperges, aardbeien enz.) vanaf het perceel grond waarop ze worden geteeld buiten de bebouwde kom gedurende de periode van april tot september.

Het maximumstelsel is ook niet van toepassing op standplaatsvergunningen voor politieke partijen, verenigingen voor algemeen belang en instanties voor de gezondheidszorg.

Overgangsbepaling

De op het moment van inwerkingtreding van dit beleid van kracht zijnde standplaatsvergunningen worden geacht te zijn verleend met inachtneming van het vastgestelde beleid. Indien in een kern op het moment van de inwerkingtreding van het beleid meer standplaatsvergunningen zijn verleend, dan het maximale aantal, wordt wanneer van een standplaatsvergunning geen gebruik meer wordt gemaakt geen nieuwe standplaatsvergunning meer verleend indien het vastgestelde maximum wordt overschreden.

3.2 Intrekkingsgronden vaste en incidentele standplaatsvergunning

De vaste en incidentele standplaatsvergunning kan worden ingetrokken op grond van artikel 1:6 Algemene plaatselijke verordening:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

3.3 Kosten vaste of incidentele standplaatsvergunning

De kosten voor een standplaatsvergunning worden verdeeld in twee onderdelen. In eerste instantie betaalt een aanvrager van een standplaatsvergunning legeskosten voor het in behandeling nemen van een standplaatsvergunningaanvraag. Daarnaast wordt een vergoeding gevraagd voor het elektriciteits/stroomverbruik indien een standplaatshouder gebruik maakt van een gemeentelijke stroomvoorziening.

Legeskosten vaste en incidentele standplaatsvergunning

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een vergunning om in de gemeente Leudal een standplaats in te nemen voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, is de aanvrager leges verschuldigd. Het legestarief wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld en opgenomen in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening.

Er is een verschillend tarief bepaald voor de vaste en incidentele standplaatsvergunning op grond de Tarieventabel (3.2.3) behorende bij de legesverordening. De Tarieventabel wordt overigens jaarlijks bijgesteld.

Het tarief bedraagt voor 2011 voor het in behandeling nemen van een standplaatsvergunning op grond van artikel 5:18 APV:

a.

Indien de vergunning een geldigheidsduur heeft van een of meer dagen,

per aanvraag, per kern, per dag (incidentele aanvraag)

€ 18,75

b.

Indien de vergunning een geldigheidsduur heeft van een week, per aanvraag, per kern, per week (incidentele aanvraag)

€ 37,50

c.

Indien de aanvraag een geldigheidsduur heeft van een maand, per aanvraag, per kern, per maand(incidentele aanvraag)

€ 62,50

d.

Indien de vergunning een onbeperkte geldigheidsduur heeft van meer dan 3 maanden en maximaal 5 jaar;

1.per kern

2.voor meerdere kernen, per kern

€ 190,00

€ 162,50

e.

Het maximaal op basis van het onder d sub 2 in rekening te brengen tarief bedraagt

€1.950,00

Voor 2012 en mogelijkerwijs ook de daaropvolgende jaren zullen en kunnen deze kosten opnieuw worden vastgesteld. Bij de bepaling van de nieuwe bedragen zijn de tijdsbesteding voor de afgifte van de vergunningen én de indirecte kosten bepalend.

Voor de actuele legesbedragen wordt verwezen naar de geldende Legesverordening en Tarieventabel.

Uitzondering in rekening brengen legeskosten

Voorgesteld wordt in de Tarieventabel op te nemen dat instanties voor de gezondheidszorg, verenigingen die het algemeen belang vertegenwoordigen, politieke partijen geen legeskosten verschuldigd zijn voor de standplaatsvergunning. Voor de actuele stand van zaken wordt verwezen naar de geldende Tarieventabel.

Vergoeding stroomgebruik vaste en incidentele standplaats

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    klein verbruik ( gebruik van elektriciteit voor verlichting en kassa) en

  • -

    groot verbruik ( gebruik van overige elektriciteit anders dan verlichting en kassa, zoals bakken, braden, koelen enz.).

Voor een vaste standplaats worden de volgende stroomkosten in rekening gebracht:

  • -

    Klein verbruik: € 100,00 per jaar;

  • -

    Groot verbruik: € 250,00 per jaar .

Voor de incidentele standplaats worden de volgende stroomkosten in rekening gebracht, waarbij onderscheid gemaakt in de volgende dagdelen:

* 08:00-13:00 (maximaal 5) uur;

* 13:00-18:00 (maximaal 5) uur;

* 18:00-22:00 (maximaal 5) uur.

  • -

    Klein verbruik: € 2,00 per dagdeel;

  • -

    Groot verbruik: € 5,00 per dagdeel.

De kosten voor het innemen van een incidentele standplaats dienen vooraf gelijktijdig met de legeskosten te worden betaald. De aanvrager dient dus vooraf aan te geven of er gebruik wordt gemaakt van de gemeentelijke stroomvoorziening.

3.4 Toezicht en Handhaving

Ten behoeve van de handhaving van standplaatsvergunningen door de gemeente wordt gewerkt met het volgende stappenplan.

Het stappenplan bestaat uit drie elementen, te weten:

  • a.

    controle en informeel overleg;

  • b.

    hercontrole en waarschuwing;

  • c.

    hercontrole en oplegging en uitvoering bestuursrechtelijke beschikking.

Afhankelijk van de ernst van de overtreding (veiligheidsoogpunt) en de urgentie van de situatie te beëindigen of het ontbreken van de noodzak van de drie stappen te volgen, wordt per casus door het team Veiligheid, Toezicht en Handhaving nader beslist met hoeveel stappen in een bepaalde situatie wordt gewerkt.

Overtreding

Maatregelen

Marktmeester/

Toezichthouder/buitengewoon opsporingsambtenaar

college

Inname standplaats zonder vergunning

Na eerste constatering wordt de standplaatshouder aangezegd om onmiddellijk de inname de standplaats en de exploitatie te beëindigen tot de standplaatsvergunning is verleend. (Er dient een standplaatsvergunning te worden aangevraagd).

Na tweede constatering wordt de standplaatshouder aangeschreven om onmiddellijk de inname en de exploitatie van de standplaats te beëindigen tot de standplaatsvergunning is verleend. (Er dient een standplaatsvergunning te worden aangevraagd).

Tegelijkertijd wordt de procedure gestart tot het opleggen van een preventieve dwangsom. Bij iedere volgende overtreding, binnen een termijn van drie jaar, kan de dwangsom onmiddellijk verbeurd worden verklaard.

Mondelinge waarschuwing

Schriftelijke waarschuwing

Oplegging preventieve dwangsom

Verbeurd verklaring preventieve dwangsom

Niet naleven van de voorschriften van de standplaats-vergunning

Na eerste constatering volgt een aanzegging waarbij op de overtreding wordt gewezen.

Na tweede constatering volgt een aanschrijving waarbij op de overtreding wordt gewezen.

Tegelijkertijd wordt de procedure gestart tot het opleggen van een preventieve dwangsom.

Bij iedere volgende overtreding, binnen een termijn van drie jaar, kan de dwangsom onmiddellijk verbeurd worden verklaard.

Na vier overtredingen wordt het besluit tot dwangsom ingetrokken en wordt door middel van een nieuw besluit de vergunning ingetrokken.

Mondelinge waarschuwing

Schriftelijke waarschuwing

Preventieve dwangsom

Onmiddellijk verbeurd verklaren dwangsom

Besluit tot dwangsom ingetrokken en vergunning ingetrokken

Naast de bestuursrechtelijke handhaving kan ook strafrechtelijke handhaving door de politie plaatsvinden.

4. Hardheidsclausule

Het college van burgmeester en wethouders kan in uitzonderlijke situaties besluiten van de beleidsregels zoals opgenomen in het standplaatsenbeleid af te wijken. Het betreffende besluit dient te worden gemotiveerd.

5. Inwerkingtreding beleid

Overgangsbepaling

De op het moment van inwerkingtreding van dit beleid van kracht zijnde standplaatsvergunningen worden geacht te zijn verleend met inachtneming van het vastgestelde beleid. Indien in een kern op het moment van de inwerkingtreding van het beleid meer standplaatsvergunningen zijn verleend, dan het maximale aantal, wordt wanneer van een standplaatsvergunning geen gebruik meer wordt gemaakt geen nieuwe standplaatsvergunning meer verleend indien het vastgestelde maximum wordt overschreden.

Inwerkingtreding

Het beleid treedt in werking op 1 januari 2012.

6. Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als: Standplaatsenbeleid gemeente Leudal.

Ondertekening

Heythuysen, 15 november 2011
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
De secretaris, De burgemeester,
mr. A.J.A. Rikken A.H.M. Verhoeven MPM