Regeling vervallen per 01-01-2022

Standplaatsenbeleid gemeente Leudal (2020)

Geldend van 21-05-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Leudal (2020)

1. Inleiding

Het te koop aanbieden van goederen als vis, kaas, snacks, bloemen, kleding en dergelijke vanaf een standplaats in de openbare ruimte is een niet meer weg te denken activiteit in de gemeente Leudal. Het verlevendigt het straatbeeld, het voorziet in een behoefte en het verschaft werkgelegenheid.

Standplaatsen worden echter niet door iedereen als positief ervaren. Ze kunnen ook problemen veroorzaken.

Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijke ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden. Daarnaast zijn parkeerproblemen niet uit te sluiten.

Indien er veel belangstelling bestaat op dezelfde locatie een standplaatsen in te nemen kan er een concentratie ontstaan van het aantal in te nemen standplaatsen. Dit kan de rust verstoren voor de omwonenden. Omwonenden kunnen ook overlast ondervinden door geluid, stank en de aanwezigheid van zwerfafval. Ook kan het straatbeeld worden verstoord.

Verder is het niet de bedoeling dat de verzorgingsfunctie in de kernen door het verlenen van de standplaatsvergunningen in gevaar komt. De standplaatsen moeten het dorpsbelang en de leefbaarheid dienen.

Waarom nadere beleidsregels?

Om deze problemen te beperken of aan te pakken kan het college naast de regels in de Algemene plaatselijke verordening (APV) ook nadere beleidsregels vaststellen waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het afgeven van een standplaatsvergunning wordt overgegaan. Standplaatsvergunningen dienen voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord of dat er overlast ontstaat.

Voordelen beleidsregels

Het vaststellen van de beleidsregels kent de volgende voordelen:

  • -

    het schept duidelijkheid en zekerheid in de afstemming tussen de ambtelijke en bestuurlijke organisatie;

  • -

    het vergroot de rechtszekerheid. Het beleid is (her-)kenbaar, voorspelbaar en controleerbaar voor burgers;

  • -

    het vergroot de gelijkheid in behandeling;

  • -

    het vermindert het risico van herroeping/vernietiging van beschikkingen in bezwaar/beroep.

Wat regelen de beleidsregels?

Door het standplaatsenbeleid kan het volgende worden geregeld:

  • a.

    de vaststelling van het maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen;

  • b.

    de aanwijzing van locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen;

  • c.

    de aanwijzing van tijdstippen waarop standplaatsen mogen worden ingenomen.

Het standplaatsenbeleid dat in 2012 in werking is getreden is inmiddels toe aan een actualisatie. Door de invoering van de Europese Dienstenrichtlijn (vervolgens: Dienstenrichtlijn) zijn de zogenaamde schaarse besluiten geïntroduceerd. Als gevolg hiervan gelden er hierdoor andere eisen aan de verdeling en geldigheidsduur van vergunningen en wordt gebruik gemaakt van een lotingsysteem bij de afgifte van de standplaatsvergunningen. Verder wordt het mogelijk standplaatsvergunningen in te nemen voor de proefperiode van één maand en zijn de locaties van de standplaatsvergunningen geactualiseerd.

Vervolgens wordt ingegaan op de vormen van ambulante handel (paragraaf 2), het juridisch kader van de standplaatsvergunning (paragraaf 3), de beleidsuitgangspunten bij het verlenen van een incidentele en vaste standplaatsvergunning (paragraaf 4), de kosten bij het innemen van een standplaatsvergunning (paragraaf 5), toezicht en handhaving (paragraaf 6), de hardheidsclausule (paragraaf 7), de overgangsbepaling (paragraaf 8), de inwerkingtreding standplaatsenbeleid en benaming (paragraaf 9).

2. Vormen van ambulante handel

De term ambulante handel is een verzamelnaam van een aantal vormen van handel in de openbare ruimte. Er wordt onderscheid gemaakt in:

-(week)markten ;

- het innemen van een standplaats en

- venten.

Collectes, een openbare inzameling van geld of goederen, vallen hier niet onder.

Weekmarkt

De kernen Heythuysen en Haelen beschikken beide over een weekmarkt. Regelgeving met betrekking tot deze markten is op basis van artikel 160, eerste lid, aanhef onder h, van de Gemeentewet geregeld in de Marktverordening, het Marktreglement en de Verordening marktgelden. Daar deze specifieke regelingen zijn vastgesteld voor de weekmarken en deze ook zijn uitgezonderd op basis van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leudal (vervolgens: APV), worden de weekmarkten in het standplaatsenbeleid buiten beschouwing gelaten.

In de APV is geregeld dat het innemen van een standplaats tijdens een evenement ook niet valt onder het standplaatsenregime (artikel 5:17 lid 2 APV).

Minimarkten met een beperkt aantal standplaatsen

De kleine markten in de overige kernen van de gemeente Leudal zijn geen weekmarkten. Het zijn zogenaamde minimarkten met een beperkt aantal standplaatsen (maximaal 5 standplaatsen).

Er worden voor deze minimarkten afzonderlijke standplaatsvergunningen verleend op grond van de APV. Het college van burgemeester en wethouders stelt voorschriften aan deze vorm van ambulante handel want een standplaats kan overlast veroorzaken, onveilig verkeersgedrag veroorzaken of het straatbeeld ontsieren. Ook kan een standplaats soms het lokaal voorzieningenniveau aantasten.

Venten

Onder venten wordt verstaan de uitoefening van kleinhandel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden, dan wel het huis-aan-huis aanbieden van goederen. Volgens jurisprudentie dient de venter zijn waren voortdurend aan te bieden vanaf een andere plaats. Dit is anders dan het innemen van een standplaats. Dan worden vanaf een vaste plaats goederen ter verkoop aangeboden. Als gevolg van de deregulering van de APV is voor het venten in de gemeente Leudal geen ventvergunning meer vereist. Er is gekozen voor een algemene regel. Het is ingevolge de APV verboden te venten als de openbare orde wordt verstoord, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. Eventuele overlast door het venten kan aangepakt worden door de Buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s).

3. Juridisch kader standplaatsen

3.1 Standplaatsvergunning

Voor het innemen van een standplaats in de gemeente Leudal is een standplaatsvergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 5:18 APV. De vergunning wordt in de praktijk verleend namens het college met toepassing van het bepaalde in de mandaatregeling. Gebruik van de mandaatregeling is alleen mogelijk binnen de kaders van het standplaatsenbeleid. De aangewezen marktmeester draagt zorg voor de coördinatie, advisering en standplaatsvergunningverlening.

Persoonsgebonden vergunning

De standplaatsvergunning is ingevolge artikel 1:5 APV een persoonsgebonden vergunning. Een vergunning wordt persoonlijk genoemd, als die alleen of vooral is verleend vanwege de persoon van de vergunningaanvrager. De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. Een uitzondering wordt gemaakt bij het overlijden van de standplaatsvergunninghouder. Dan kan het recht worden overgedragen aan de partner of een kind, wanneer binnen één maand na het overlijden een verzoek hiertoe wordt ingediend.

Standplaatsvergunning voor drie jaar

In het kader van de deregulering werd de standplaatsvergunning in beginsel voor onbepaalde tijd verleend op grond van artikel 1:7 APV. Indien er toch een termijn aan standplaatsvergunning werd verbonden moest dit met motivering geschieden, in het belang van onder meer de openbare orde, overlast, verkeersveiligheid en milieu. In het standplaatsenbeleid 2012 is expliciet door het college van burgemeester en wethouders besloten dat de standplaatsvergunning in beginsel voor vijf jaar werd verleend met een mogelijkheid tot verlenging.

De standplaatsvergunningen vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn (een richtlijn die er op gericht is dat ondernemers makkelijker hun diensten kunnen aanbieden in Europa) en de Dienstenwet. Volgens deze Dienstenrichtlijn en Dienstenwet worden standplaatsvergunningen gezien als schaarse besluiten/vergunningen. Deze schaarse besluiten/vergunningen mogen niet meer voor onbepaalde tijd of voor vijf jaren worden verleend.

Schaarse besluiten/vergunningen sluiten bij de vergunningverlening namelijk degenen uit aan wie daardoor geen vergunning kan worden verleend. Hierdoor worden de onderlinge kansen van (potentiële) aanvragers om een vergunningplichtige activiteit te verrichten beperkt. Het speelveld van de mededinging komt dan aan de orde.

Volgens de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet mag de looptijd van een vergunning niet meer buitensporig lang zijn. De duur zou volgens de overwegingen in deze Dienstenrichtlijn en Dienstenwet niet langer mogen zijn dan nodig is met het oog op de afschrijving van investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal.

Vandaar dat de termijn van vijf jaar te lang is en de termijn van drie jaar wordt gehanteerd vanaf de vaststelling van het geactualiseerde standplaatsenbeleid. Standplaatsen waarvoor vanaf 1 januari 2017 een standplaatsvergunning wordt verleend, zijn slechts geldig voor drie jaar.

Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Het besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, dat op 1 januari 2018 in werking is getreden is ook van toepassing op de standplaatsvergunningen. De marktondernemers dienen hieraan te voldoen. De brandweer controleert op hetgeen is opgenomen in dit besluit.

3.2 Vaste en incidentele standplaatsvergunningen, proefperiode

Er wordt onderscheid gemaakt in vaste standplaatsvergunningen en incidentele standplaatsvergunningen

Vaste standplaats

Een vaste standplaats is een standplaats die structureel en regelmatig (wekelijks of maandelijks) wordt ingenomen. Een dergelijke standplaatsvergunning wordt voor drie jaar verleend.

Incidentele standplaats

Een incidentele standplaats is een standplaats die incidenteel en tijdelijk, gedurende zeer korte termijn (maximaal zes maanden) wordt ingenomen. Een dergelijke standplaatsvergunning kan niet voor onbepaalde termijn worden verleend gelet op de tijdelijkheid van de inname van de standplaats.

Standplaats inname op particuliere grond

Een standplaats wordt normaal gesproken ingenomen op gemeentegrond. Het is ook mogelijk een standplaats in te nemen op particuliere grond. Ingevolge artikel 5:19 APV is het verboden dat de rechthebbende op een perceel (particuliere) grond toe staat dat daarop zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een standplaats wordt of is ingenomen. Hiervoor blijft een standplaatsvergunning nodig. Met dit verbod is het mogelijk niet alleen maatregelen te nemen tegen degene die zonder vergunning een standplaats inneemt maar ook tegen de eigenaar van de grond die het innemen van een standplaats zonder vergunning toestaat.

Proefperiode na loting

De mogelijkheid bestaat om in overleg met de marktmeester een standplaats in te nemen voor een proefperiode van maximaal één maand. Zo kan de ondernemer zelf ondervinden of de standplaats op de locatie daadwerkelijk bevalt. Dit moet in overleg met de marktmeester gebeuren. De proefperiode kan worden ingenomen als de standplaatsvergunning na loting is toegewezen. Wat onder loting wordt verstaan is te vinden in paragraaf 3.3.

3.3 Toebedelingsprocedure en loting

Volgens Europese en landelijke juridische uitspraken dient de gemeente transparante regels te hebben waaraan de gemeente bij de verdeling van schaarse vergunningen voldoet. Het gaat vooral om transparantieverplichtingen bij de verdeling en verlening van schaarse vergunningen, die waarborgen dat de aanvragers gelijke kansen hebben om mee te dingen naar schaarse vergunningen. Deze vereiste transparantie is nog geen vaste praktijk.

Volgens het standplaatsenbeleid 2012 werd uitgegaan van een verdeelsysteem op grond van aanvraag en op grond van een eventuele wachtlijst.

De vrijgekomen standplaatsen worden openbaar kenbaar gemaakt via een advertentie in het plaatselijke huis-aan-huis blad en in het Gemeenteblad. Liefhebbers voor de standplaats kunnen zich vervolgens inschrijven voor de vrijkomende standplaats(en) voor een nader te bepalen datum, die in de publicatie wordt opgenomen.

Bij meer dan een gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting door aanwezigheid van drie ambtenaren, de standplaats toegewezen.

3.4 Weigeringsgronden

Er zijn verschillende redenen waarom een standplaatsvergunning geweigerd kan worden.

In strijd met geldend bestemmingsplan

De standplaatsvergunning wordt geweigerd door het college van burgemeester en wethouders wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Andere weigeringsgronden

De standplaatsvergunning kan door het college van burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 1:8 en 5:18 APV worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu;

  • e.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

  • f.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Ad. In strijd met het bestemmingsplan

De standplaatsvergunning wordt geweigerd door het college van burgemeester en wethouders wegens strijd met een geldend bestemmingsplan. In de bestemmingsplannen wordt geregeld dat standplaatsen enkel zijn toegestaan binnen bepaalde hoofdbestemmingen, zoals de bestemming Verkeer. Voor de verdere beoordeling of de standplaats past binnen (een dergelijke hoofdbestemming opgenomen in) het bestemmingsplan is in de bestemmingsplannen opgenomen dat de APV en het standplaatsenbeleid het toetsingskader vormen. De uitgangspunten geformuleerd in het standplaatsenbeleid bieden de basis voor de inhoudelijke beoordeling. De aangevraagde standplaats dient dus te passen binnen de kaders van de inhoudelijke beoordeling en binnen het bestemmingsplan.

Ad. a, b, c en d

Openbare orde en openbare veiligheid

De APV is gericht op de huishouding van de gemeente en is van oudsher een openbare orde en overlastverordening. Het begrip “openbare orde” is een open begrip. Een vaak gebezigde definitie luidt: “het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimte”. Dit omvat in ieder geval de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving en kan met name onderwerpen in verband met de menselijke waardigheid, de bescherming van minderjarigen en kwetsbare volwassenen, als ook dierenwelzijn omvatten. Het begrip “openbare veiligheid” omvat ook vraagstukken in verband met de staatsveiligheid.

Overlast

“Overlast” is geen zelfstandige weigeringsgrond. Echter overlast kan via de algemene gronden openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu wel worden aangemerkt als een dergelijke weigeringsgrond. Overlast kan namelijk betrekking hebben op verschillende aspecten, zoals geluidsoverlast, overlast veroorzaakt door stof, afval enzovoorts, dit kan worden geschaard onder milieu of zelfs volksgezondheid. Onder overlast wordt in ieder geval ook begrepen hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW.

Bescherming van het milieu

De standplaatsen kunnen mogelijkerwijs vallen onder het begrip inrichting en daardoor vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit ingevolge de Milieuwetgeving. Hierdoor moet worden voldaan aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Daarnaast is het mogelijk op grond van dit besluit maatwerkvoorschriften te stellen.

Ad.e Redelijke eisen van welstand

De weigeringsgrond “redelijke eisen van welstand” kan gehanteerd worden als een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt (ordening van straathandel).

Ad.f Redelijk voorzieningenniveau

In het verleden is het beschermen van een “redelijk voorzieningenniveau” in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare orde belang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Het gaat hierbij om de primaire levensbehoeften binnen een redelijke afstand beschikbaar moeten blijven. Wil een gemeente op basis van het redelijk verzorgingsniveau een vergunning weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden.

3.5 Intrekkingsgronden

De vaste en incidentele standplaatsvergunning kan worden ingetrokken op grond van artikel 1:6 Algemene plaatselijke verordening:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen (bijvoorbeeld indien de standplaats niet daadwerkelijk wordt ingenomen zonder opgave van geldige reden);

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Ad c. Als de standplaatsvergunninghouder gedurende zes achtereenvolgende dagdelen of gedurende zes dagdelen binnen een tijdvak van drie maanden, geen gebruik heeft gemaakt van de standplaats zonder opgave van een geldige reden kan de standplaatsvergunning ingetrokken worden. Met achtereenvolgende dagdelen wordt bedoeld de achtereenvolgende dagdelen waarvoor de standplaatsvergunning geldig is. De standplaats moet daadwerkelijk worden ingenomen. Ingeval van ziekte of vakantie moet de standplaatsvergunninghouder de marktmeester tijdig voor het tijdstip waarop de standplaats moet worden ingenomen in kennis stellen.

3.6 Vervallen van een standplaatsvergunning

Het recht op het innemen van een standplaats vervalt:

  • a.

    op eigen verzoek;

  • b.

    bij het overlijden van de standplaatsvergunninghouder;

ad b. Bij het overlijden van de standplaatsvergunninghouder kan het recht op de standplaats worden overgedragen aan de partner of een kind, wanneer binnen één maand na het overlijden een verzoek hiertoe wordt ingediend (zie paragraaf 3.1).

4. Beleidsuitgangspuntenverlenen van vaste en incidentele standplaatsvergunningen

· Keuze voor maximaal aantal standplaatsvergunningen

In paragraaf 1 is beschreven welke problemen op het gebied van de openbare orde en veiligheid kunnen ontstaan indien onbeperkt standplaatsvergunningen worden verleend.

Daarnaast vormt de verzorgingsfunctie een belangrijk uitgangspunt voor een standplaatsenbeleid.

De geschetste problemen in paragraaf 1 maken het noodzakelijk om het aantal standplaatsen per kern aan een maximum te verbinden.

Uit jurisprudentie blijkt dat een maximumstelsel een goed toetsingscriterium is bij het beoordelen van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats. Het maximumstelsel betekent per definitie dat een aanvraag wordt geweigerd indien het vastgestelde maximum wordt overschreden.

In geval van bijzondere omstandigheden kan gemotiveerd van het maximumstelsel worden afgeweken (zgn. hardheidsclausule voor uitzonderlijke situatie).

Nader bepaald kan worden waar standplaatsen kunnen worden ingenomen gedurende welke tijdstippen. Hierbij spelen beschreven aspecten als verkeersveiligheid en voorkomen van overlast een rol.

· Tijdsduur vaste standplaats

Een vaste standplaats is een standplaats die structureel, wekelijks of maandelijks wordt ingenomen gedurende minimaal 12 maanden(tot drie jaar) met een vaste frequentie op eenzelfde tijdstip en plaats.

Voor het standplaatsenbeleid van 2012 is door het college van burgemeester en wethouder besloten dat de standplaatsvergunning in beginsel voor vijf jaar wordt verleend met een mogelijkheid tot verlenging. Als gevolg van de Dienstenrichtlijn, de Dienstenwet en jurisprudentie is de verleningsperiode van de schaarse besluiten in 2017 gewijzigd in drie jaar. (Zie paragraaf 3.1).

De vaste standplaats wordt ingenomen voor minimaal één dagdeel per week (een dagdeel is een aaneengesloten periode van maximaal vijf uur, binnen het tijdsbestek van 08:00 uur tot maximaal 22:00 uur) en maximaal één dag (drie dagdelen van vijf uur).

De dagen en tijdstippen waarop de standplaatsen mogen worden ingenomen zijn gerelateerd aan de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening.

· Locaties vaste standplaats en maximum aantal per standplaats

Bij het maximumstelsel in het onderstaande overzicht is rekening gehouden met:

  • -

    de weigeringsgronden conform artikel 1:8 en 5:18 APV;

  • -

    bijzondere omstandigheden (aard en omvang) in de betreffende kernen,

  • -

    de weekmarkten in de kernen Heythuysen en Haelen (op de dagen van de weekmarkten is er geen inname van een vaste of incidentele standplaatsvergunning mogelijk).

Vergunningen voor een vaste standplaats kunnen worden afgegeven voor de onderstaande locaties. Het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen zoals vermeld in de tabel is per locatie bepaald voor maximaal één dagdeel per week.

Per kern wordt maximal een vergunning per exploitant verleend.

Op de overige dagdelen in de week, mogen per dagdeel maximaal twee standplaatsvergunningen worden verleend met uitzondering van de locaties waar het maximale aantal beperkt is tot 1. Daar mag één standplaats worden ingenomen op de overige dagdelen per week.

Kern

Locatie

Maximaal

aantal standplaatsen

Baexem

Mgr. Kriekelsplein

4

Baexem

In de nabijheid Asiel Zoekers Centrum (AZC)

3

Buggenum

Plein tegenover de kerk

4

Ell

Scheijmansplein

4

Grathem

Markt

2 (geen gemeentelijke stroomvoorziening)

Grathem

Nassauplein

1

Haelen, met uitzondering van de donderdagmorgen

Raadhuisplein

2

Haelen, tegenover de kerk, Kerkplein

Tegenover de kerk, Kerkplein

1

Haler

Plein nabij de kerk Isidoorstraat/Speltstraat

4

Heibloem

Isidoorstraat

2

Heythuysen, met uitzondering van vrijdag

Julianaplein

1 (geen verkoop, bestemd voor para-medische zaken)

Heythuysen, met uitzondering van vrijdag

Plein bij de kerk

2

Heythuysen, met uitzondering van vrijdag

Raadhuisplein/Plein voor het gemeentehuis buiten parkeervakken

2

Horn

Van Horneplein

5

Horn

Raadhuisplein

1

Hunsel

Kerkplein

4

Ittervoort

Kermisplein/Dahliaplein

4

Kelpen-Oler

Kerkstraat

4

Neer

Kerkplein/Engelmanstraat

5

Neeritter

Krekelbergplein

4

Nunhem

Kermisplein

2

Roggel

Markt

4

Kermis, evenementen

Bij de kermis en bij evenementen kan door de marktmeester worden besloten dat geen standplaats mag worden ingenomen op de aangewezen locatie. Er kan door de marktmeester worden besloten dat op een andere plaats de standplaats dient te worden ingenomen of dat er geen standplaats wordt ingenomen bij gebrek aan ruimte.

· Locaties incidentele standplaats

Een incidentele standplaats is een standplaats die tijdelijk, gedurende zeer korte termijn en maximaal zes maanden, wordt ingenomen. Een incidentele standplaats kan dus niet voor onbeperkte termijn worden verleend.

Incidentele standplaatsen kunnen naast de bovengenoemde locaties ook worden ingenomen op een andere locaties binnen de gemeente Leudal. De locatie zal in overleg tussen de aanvrager en de marktmeester worden bepaald en worden getoetst op grond van de weigeringsgronden van de standplaatsen. Als een standplaats overigens op particulier terrein ligt is een toestemming van de eigenaar van de grond nodig. Het is overigens niet toegestaan dat ter plaatse op particuliere grond zonder standplaatsvergunning een standplaats wordt ingenomen (artikel 5:19 APV) (zie paragraaf 3.2).

· Tijdsduur incidentele standplaats

Een incidentele standplaats wordt gedurende minimaal 1 dagdeel en maximaal 7 dagen per week, gedurende een maximale periode van zes maanden ingenomen.

Geen verlening standplaats,uitzondering

  • -

    Op de dag dat de weekmarkt plaatsvindt in de kernen Heythuysen (vrijdag) en Haelen (donderdag) wordt geen vaste en geen incidentele standplaatsvergunningen afgegeven in de kern waar de weekmarkt gehouden wordt.

  • -

    Tijdens de kermisdagen in de betreffende kern is het niet toegestaan om in de kern een incidentele standplaats in te nemen en worden geen incidentele standplaatsvergunningen verleend. Een uitzondering kan door de marktmeester worden gemaakt voor het innemen van een incidentele standplaats op het kermisterrein. Dit gebeurd dan in overleg met de kermisstichting.

Afwijkingen locaties en tijdsduur vaste of incidentele standplaats gedurende bijvoorbeeld de sinterklaas- en kerstperiode, schaatsperiode

In specifieke gevallen kan door het college van burgemeester en wethouders gemotiveerd worden afgeweken van de aangegeven locaties, tijdsduur voor een vaste of een incidentele standplaats en het verbod om een incidentele standplaats in te nemen tijdens de weekmarkt.

Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de periode dat kermis gevierd wordt in de betreffende kern; de oliebollenverkoop, poffertjesverkoop in de sinterklaas- en kerstperiode en de verkoop van koek, soep, chocolademelk tijdens schaatsperiodes.

Voor de oliebollenverkoop kan een incidentele standplaatsvergunning worden verleend voor een periode van maximaal drie maanden gedurende maximaal zeven dagen per week.

In alle gevallen waarin de aangewezen locaties door tijdelijke veranderde omstandigheden niet meer voldoen, kan de marktmeester een andere geschikte locatie aanwijzen.

· Uitzonderingen maximumstelsel en locatiekeuze

-Het maximumstelsel en de locatiekeuze is niet van toepassing op standplaatsenvergunningen voor de verkoop van zelf geteelde landbouwprodukten (bv asperges, aardbeien enz.) vanaf het perceel grond waarop ze worden geteeld buiten de bebouwde kom gedurende de periode van april tot september.

-Het maximumstelsel is ook niet van toepassing op standplaatsvergunningen voor politieke partijen, verenigingen voor algemeen belang en instanties voor de gezondheidszorg.

5. Kosten

De kosten voor een standplaatsvergunning worden verdeeld in twee onderdelen.

  • A.

    In eerste instantie betaalt een aanvrager van een standplaatsvergunning legeskosten voor het in behandeling nemen van een standplaatsvergunningaanvraag.

  • B.

    Daarnaast wordt een vergoeding in rekening gebracht voor het elektriciteits-/stroomverbruik indien een standplaatshouder gebruik maakt van een gemeentelijke stroomvoorziening.

Ad A. Legeskosten vaste en incidentele standplaatsvergunning

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een vergunning om in de gemeente Leudal een standplaats in te nemen voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, is de aanvrager leges verschuldigd. Het legestarief wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld en opgenomen in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening.

Er is een verschillend tarief bepaald voor de vaste en incidentele standplaatsvergunning op grond de Tarieventabel (3.2.3) behorende bij de legesverordening. De Tarieventabel wordt overigens jaarlijks bijgesteld.

Bij de bepaling van de bedragen zijn de tijdsbesteding voor de afgifte van de vergunningen én de indirecte kosten bepalend.

Voor de actuele legesbedragen wordt verwezen naar de geldende Legesverordening en Tarieventabel.

· Uitzondering in rekening brengen legeskosten

Instanties voor de gezondheidszorg, verenigingen die het algemeen belang vertegenwoordigen, politieke partijen zijn geen legeskosten verschuldigd voor de standplaatsvergunning.

Ad B. Kosten stroomgebruik vaste en incidentele standplaats

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    klein verbruik ( gebruik van elektriciteit voor verlichting en kassa) en

  • -

    groot verbruik ( gebruik van overige elektriciteit anders dan verlichting en kassa, zoals bakken, braden, koelen enz.).

Voor een vaste standplaats worden de volgende stroomkosten in rekening gebracht:

  • -

    Klein verbruik: € 125,00 per jaar;

  • -

    Groot verbruik: € 312,25 per jaar .

Voor de incidentele standplaats worden de volgende stroomkosten in rekening gebracht, waarbij onderscheid gemaakt in de volgende dagdelen:

* 08:00-13:00 (maximaal 5) uur;

* 13:00-18:00 (maximaal 5) uur;

* 18:00-22:00 (maximaal 5) uur.

  • -

    Klein verbruik: € 2,50 per dagdeel;

  • -

    Groot verbruik: € 6,25 per dagdeel.

De kosten voor het innemen van een incidentele standplaats dienen vooraf gelijktijdig met de legeskosten te worden betaald. De aanvrager dient dus vooraf aan te geven of er gebruik wordt gemaakt van de gemeentelijke stroomvoorziening. Bij het gebruik van een particuliere stroomvoorziening is de standplaatsvergunninghouder hiervoor zelf verantwoordelijk en dienen de veiligheidseisen in acht genomen te worden.

6. Toezicht en Handhaving

Algemeen

Bij het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen worden geconstateerd, waardoor handhaving aan de orde is. Handhaving is het opheffen van een situatie, die in strijd is met wettelijke voorschriften. Als algemene handhavingsstrategie wordt van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) gebruik gemaakt. Dit is een landelijk geldende afwegingsinstrument om handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de Politie op eenzelfde manier te laten optreden bij iedere tijdens het toezicht gedane bevinding.

De handhaver bepaalt aan de hand van de interventiematrix uit het LHS welke maatregel passend is om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken en herhaling te voorkomen.

Bestuurlijke handhaving is in beginsel de aangewezen weg om overtredingen en illegale situaties op te heffen.

In voorkomende gevallen kan, aansluitend bij de LHS, daarnaast gekozen worden voor strafrechtelijke aanpak van overtreders. BOA’s en Politie kunnen bestuurlijk optreden als toezichthouder van de APV. Zij kunnen ook een proces-verbaal opmaken als daartoe aanleiding bestaat.

De LHS gaat eigenlijk altijd uit van bestuurlijke aanpak. Maar wanneer er sprake van fraude, misleiding of calculerend gedrag kan de naast de bestuurlijke weg ook nog een straf worden opgelegd.

Juridisch kader

In artikel 1:6 van de APV is bepaald dat een vergunning kan worden ingetrokken indien voorschriften en beperkingen die aan de vergunning worden verbonden niet worden nagekomen.

Op grond van artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 125 Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen ten aanzien van overtredingen van voorschriften van standplaatsvergunningen.

Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen (artikel 125 Gemeentewet).

De keuze hangt van de overtreding af.

Stappen na overtreding van vergunningvoorschriften (overtreding van artikel 1:4 APV):

  • 1.

    Na de eerste overtreding krijgt de vergunninghouder een schriftelijke waarschuwing.

  • 2.

    Na de tweede overtreding wordt schriftelijk een last onder dwangsom opgelegd om herhaling te voorkomen.

  • 3.

    Na de derde (en iedere daaropvolgende overtreding) wordt een last onder dwangsom verbeurd.

  • 4.

    Indien de vergunninghouder na het verbeuren van de eerste dwangsom nog een overtreding begaat, wordt de vergunning ingetrokken. 

Stappen na overtreding van het verbod om zonder vergunning een standplaats in te nemen al dan niet na intrekking van de vergunning (overtreding van artikel 5:15 APV)

  • 1.

    Een last onder bestuursdwang wordt opgelegd. De last onder bestuursdwang houdt het verwijderen van de standplaats in.

  • 2.

    Wanneer de overtreding niet binnen de gestelde termijn ongedaan wordt gemaakt, verwijderd de gemeente de standplaats. Een redelijke termijn is per direct, omdat een standplaats onmiddellijk te verwijderen is. De kosten voor het verwijderen worden verhaald op de overtreder

7. Uitzonderijke situaties (Hardheidsclausule)

In de praktijk kunnen er zich uitzonderlijke situaties voordoen waarbij de mogelijkheid moet kunnen bestaan om van het standplaatsenbeleid af te wijken.

Het college van burgemeester en wethouders kan hiertoe dan apart besluiten. Een dergelijk besluit dient dan uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

8. Inwerkingtreding Standplaatsenbeleid en benaming

Het geactualiseerde standplaatsenbeleid treedt in werking op 1 januari 2020.

Het beleid wordt geciteerd als: Standplaatsenbeleid gemeente Leudal (2020)

Ondertekening

Heythuysen, 29 oktober 2019
Burgemeester en wethouders van Leudal;
De secretaris, De burgemeester,
H.K.W. Bekkers D.H. Schmalschläger