Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening afvalstoffenheffing 2021

Geldend van 29-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2021

De gemeenteraad van gemeente Leudal

Gezien het voorstel van het college d.d. 10 november 2020

Gelet op 15.33 van de Wet milieubeheer

Besluit vast te stellen de volgende verordening

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2021 met bijbehorende Tarieventabel 2021

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening wordt een afvalstoffenheffing geheven.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

  • *

    “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

  • *

    Minicontainer: een door of namens het college van burgemeester en wethouders ter beschikking gestelde voorziening ten behoeve van de opslag van afvalstoffen niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet milieubeheer, met een inhoud van 240 liter of minder.

  • *

    Verzamelcontainer: een door of namens het college van burgemeester en wethouders ter beschikking gestelde voorziening bij o.a. hoogbouw, appartementen en seniorenhofjes ten behoeve van de opslag van afvalstoffen niet zijnde gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet milieubeheer, met een inhoud vanaf 300 liter.

  • *

    Gft-afval: groente-, fruit- en tuinafval

  • *

    Restafval: huishoudelijke afvalstoffen niet-zijnde gft-afval.

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met in achtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2. Het aantal minicontainers, onderverdeeld naar de verschillende volumina zoals in de tarieventabel is aangegeven en naar rest- en gft-afval, zomede de afzonderlijke frequentie voor beide fracties, dat periodiek ter lediging wordt aangeboden door een gebruiker van een perceel als bedoeld in artikel 5, wordt aangemerkt als maatstaf van de heffing van de in artikel 3 genoemde belasting.

  • 3. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een minicontainer, onderverdeeld naar de verschillende volumina en afvalfracties ter lediging wordt aangeboden en daarbij door de op het inzamelvoertuig aangebrachte registratieapparatuur wordt geregistreerd.

  • 4. Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door een technische storing de minicontainerherkenningsapparatuur of de minicontainerregistratieapparatuur op het inzamelvoertuig of de middelen waarmee de gegevens van de geledigde minicontainers worden opgeslagen niet naar behoren functioneren, wordt overgeschakeld op handmatige registratie van aangeboden en geledigde minicontainers aan de hand van de op de minicontainers aangebrachte visuele herkenningsmiddelen.

  • 5. Voor percelen die zijn aangewezen op het gebruik van verzamelcontainers wordt in afwijking van het in de overige leden van dit artikel gestelde, een vast bedrag in rekening gebracht dat is vermeld in Hoofdstuk 1 lid 2 van de tarieventabel.

  • 6. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt, wordt het in lid 3 bedoelde aantal keren dat een container ter inzameling wordt aangeboden naar tijdsgelang berekend.

  • 7. Indien de belastingplichtige om medische redenen genoodzaakt is om de in hoofdstuk 1, lid 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel vermelde aanbiedfrequentie van de restcontainer te overschrijden, wordt de in hoofdstuk 1, lid 4 vermelde belasting voor de restcontainer niet in rekening gebracht. Voor het aantonen van deze medische redenen is belastingplichtige verplicht om een daartoe van gemeentewege te verstrekken aanvraagformulier in te vullen en in te dienen..

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, leden 1, 2 en 3 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting in hoofdstuk 1. lid 4 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingjaar.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of wijzigt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 6. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt worden de in hoofdstuk 1 lid 1 van de tarieventabel vermelde aantallen dat een minicontainer per afvalsoort binnen het basisbelastingbedrag wordt geledigd bepaald op zoveel twaalfde gedeelten van het jaar als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 7. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt worden de in hoofdstuk 1 lid 1 van de tarieventabel vermelde aantallen malen dat een minicontainer per afvalsoort binnen het basisbelastingbedrag wordt geledigd bepaald op zoveel twaalfde gedeelten van het jaar als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, volle kalendermaanden zijn verstreken.

  • 8. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van bezittingen, werken of inrichtingen.

  • 9. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 10. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geldt in geval dat het totaalbedrag van de op èèn aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar èèn aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel mogelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking en Waterschappen (BsGW).

  • 4. In afwijking van artikel9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden betaald bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorafgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Er wordt geen kwijtschelding verleend voor aanslagen die worden opgelegd op basis van hoofdstuk 1, lid 4 van de Tarieventabel (ledigingen boven de 14 maal voor restafval.

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1. De “Verordening Afvalstoffenheffing 2020” en “de daarbij behorende tarieventabel 2020” wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2021”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Leudal van 22 december 2020.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEUDAL
De griffier,De burgemeester,
drs. W.A.L.M. Cornelissen D.H. Schmalsläger

Bijlage Tarieventabel afvalstoffenheffing 2021 behorende bij de “Verordening afvalstoffenheffing 2021” d.d. 15 december 2020

Hoofdstuk 1 Maatstaf en tarief afvalstoffenheffing

  • 1.

    Het basisbelastingbedrag per perceel per belastingjaar bedraagt € 160,79. Dit basisbelastingbedrag per perceel per belastingjaar geldt bij een 140-liter minicontainer met een 40-liter binnenbak c.q. de emmer met een inhoud van 25 liter voor het gft-afval en een 140-liter minicontainer met een 60-liter binnenbak voor het restafval waarbij het gft-afval 26 maal en het restafval 14 maal in het belastingjaar wordt ingezameld. Het basisbelastingbedrag geldt tevens indien bij een perceel geen containers zijn geplaatst.

  • 2.

    Het belastingbedrag voor verzamelcontainers als genoemd in artikel 5, lid 5 bedraagt € 160,79 .

  • 3.

    Het basisbelastingbedrag als genoemd onder lid 1 wordt afhankelijk van het minicontainervolume per perceel en per soort afval vermeerderd volgens onderstaande systematiek:

Volume in liters 

gft-afval in euro’s

Restafval in euro’s

240

 

94,93

140

4,96

41,97

80

1,98

10,49

60

0,99

 

40

 

 

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 3 bedraagt de belasting per extra lediging, indien het aantal ledigingen voor restafval uitstijgt boven 14 maal per belastingjaar, dan wel het aantal maal dat conform artikel 8, vijfde en zesde lid van de verordening voor zover het restafval betreft is bepaald:

Volume in liters 

restafval in euro’s 

 

240

7,90

 

140

4,62

 

80

2,63

 

60

1,99

 

40

n.v.t.

 

Hoofdstuk 2 Overige tarieven afvalstoffenheffing

  • 2.1

    Voor het omwisselen van een minicontainer is een bedrag verschuldigd van € 35,-. Dit bedrag wordt niet in rekening gebracht indien er sprake is van:

    - Een verhuizing. Bij een verhuizing heeft de nieuwe belastingplichtige het recht binnen 6 maanden na aanvang van de belastingplicht kosteloos van minicontainervolume(s) te veranderen.

    - Een belastingplichtige die de restcontainer omwisselt naar een kleiner volume.

  • 2.2

    Voor de levering van een extra GFT minicontainer bedraagt het tarief eveneens € 35,-.

  • 2.3

    Vanaf 1 januari 2016 bestaat de mogelijkheid om een extra GFT minicontainer (140 liter) te ontvangen. Voorwaarde is wel dat de aanvrager al beschikt over een 140 liter GFT minicontainer. Het tarief voor deze extra container bedraagt € 19,56 per jaar

 

Behorende bij raadsbesluit van15 december 2020.

 

De griffier van Leudal,