Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene subsidieverordening gemeente Hunsel 2003

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 20-03-2003

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Hunsel 2003

DE RAAD DER GEMEENTE HUNSEL;

Gezien het voorstel van het college van 7 januari 2003

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de hierna volgende “Algemene subsidieverordening gemeente Hunsel 2003

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Hunsel;

  • b.

    raad: de raad van de gemeente Hunsel;

  • c.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    instelling: een organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de Hunselse bevolking;

  • e.

    beroepskracht: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk wetboek of op basis van een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek belast is met de uitvoering van de activiteiten van een instelling.

Artikel 2: Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die de gemeente verleent.

Artikel 3: Subsidiebasis

Subsidie wordt verstrekt op grond van een door de raad vastgestelde verordening of, indien geen verordening van toepassing is, door middel van een afzonderlijk besluit waarbij ten minste wordt bepaald:

  • a.

    voor welke activiteiten subsidie mogelijk is;

  • b.

    welke voorwaarden en verplichtingen aan de subsidieverstrekking te verbinden zijn.

Artikel 4: Subsidieplafond – Bevoegdheid tot uitvoering van deze verordening

  • 1. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling het subsidieplafond vast voor de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. Het college maakt tijdig bekend, op welke wijze de per activiteit beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en de in artikel 3 bedoelde verordeningen en afzonderlijke besluiten, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden. Uitvoering houdt mede in het nemen van beslissingen op aanvraag.

  • 4. Het college stelt de gesubsidieerde instellingen jaarlijks voor 1 maart schriftelijk in kennis van de begrotingsrichtlijnen voor het daarop volgende begrotingsjaar.

Artikel 5: Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De raad of het college kunnen in bijzondere gevallen subsidie verlenen aan instellingen die geen volledige rechtsbevoegdheid bezitten of aan natuurlijke personen.

  • 3. De instelling dient volgens haar statuten haar zetel te hebben in de gemeente Hunsel.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen toestaan, dat van het bepaalde in het derde lid wordt afgeweken, mits de activiteiten van de instelling in overwegende mate ten goede komen aan Hunselse ingezetenen, dan wel dat de subsidieaanvraag is beperkt tot de activiteiten die in overwegende mate ten goede komen aan Hunselse ingezetenen.

Artikel 6: Democratisering

  • 1. De instelling dient op zodanige wijze georganiseerd te zijn, dat haar personeel en vrijwilligers in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de instelling.

  • 2. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 7: Rechten van de mens

  • 1. Behoudens voor zover sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit dienen de activiteiten van de instelling open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 2. De activiteiten van de instelling mogen in geen enkel opzicht strijdig zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens en het kind.

Artikel 8: Gronden om subsidie te weigeren

De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden indien gegrond redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Hoofdstuk II: Behandeling van subsidieaanvragen

Paragraaf 1: aanvragen van instellingen met een of meer beroepskrachten

Artikel 9: Reikwijdte van deze paragraaf

Deze paragraaf is van toepassing op instellingen met een of meer beroepskrachten, waarbij de subsidie mede betrekking heeft op de arbeidskosten van die beroepskrachten.

Artikel 10: Subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend te worden bij het college.

  • 2 Bij de indiening van een aanvraag dient een instelling in ieder geval te overleggen:

    • a

      een activiteitenplan;

    • b

      een gespecificeerde begroting van baten en lasten waarin de instelling aangeeft wat zij denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten;

    • c

      een beschrijving van de samenhang met de activiteiten van andere instellingen en de samenwerking met andere instellingen of aanzetten daartoe.

  • 3 Bij een eerste aanvraag legt de instelling tevens over:

    • a

      een afschrift van haar statuten;

    • b

      een opgave van haar bestuurssamenstelling;

    • c

      een beschrijving van haar organisatievorm, voor zover niet al in haar statuten is opgenomen;

    • d

      een overzicht van haar financiële toestand op het moment van de aanvraag.

  • 4 Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor het verstrekken van de informatie bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11: Toetsing

  • 1 Het college toetst de aanvraag aan:

    • a

      deze verordening;

    • b

      het door de raad vastgestelde beleid.

  • 2 Indien een instelling voor het eerst een aanvraag indient en het college bij de toetsing daarvan van oordeel is dat hij deze niet moeten honoreren, bericht hij dit binnen vier maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 12: Overleg

  • 1 Tenzij toepassing is gegeven aan artikel 11, lid 2, treedt het college in overleg met de instelling om tot overeenstemming te komen over de van de instelling te verlangen activiteiten en prestaties en de door de gemeente ter beschikking te stellen middelen.

  • 2 Leidt dit tot overeenstemming, dan stelt het college de raad voor te besluiten tot subsidieverstrekking overeenkomstig de resultaten van het overleg.

  • 3 Leidt dit niet tot overeenstemming, dan maakt het college in het voorstel aan de raad om al dan niet tot subsidieverstrekking over te gaan in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de instelling. Zij geven daarbij aan waarom zij die opvatting niet delen.

Artikel 13: Meerjarige subsidie

  • 1 De raad kan voor een langere periode dan een jaar, doch ten hoogste voor vier jaren, subsidie verstrekken.

  • 2 Een door de raad krachtens artikel 12, lid 2 of lid 3 genomen besluit dat geldt voor een periode van meer dan een jaar, kan in de loop van de periode gewijzigd worden in de gevallen, genoemd in artikel 4:50, lid 1, van de wet met inachtneming van het gestelde in artikel 4:50, lid 2 en artikel 4:51 van de wet.

Artikel 14: Subsidieverplichtingen

De raad of het college kunnen met inachtneming van artikel 4:37 van de wet bij de subsidieverstrekking verplichtingen opleggen. In ieder geval geven zij zo concreet mogelijk aan, welke prestaties de instelling met de ter beschikking gestelde subsidie dient te verrichten.

Artikel 15: Subsidieverlening

  • 1 Het college deelt de beslissing op de aanvraag als bedoeld in artikel 10 uiterlijk vier weken nadat deze genomen is mee aan de instelling.

  • 2 Hij geeft daarbij aan, welk bedrag voor welke activiteit beschikbaar wordt gesteld, voor welke periode het bedrag is bedoeld, op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan en – ingeval van subsidie voor een periode, langer dan een jaar – op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 3 Het college is bevoegd om aan de subsidieverlening nadere verplichtingen te verbinden, indien hij dit voor een doelmatige of rechtmatige besteding van de subsidie nodig acht.

Artikel 16: Prestaties

De instelling is gehouden de prestaties te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking dan wel in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 17: Aanpassing subsidiebedrag tijdens meerjarenperiode

Indien de raad met gebruikmaking van artikel 13, eerste lid, de subsidie heeft verleend voor een periode van meer dan een jaar, past het college het subsidiebedrag jaarlijks aan overeenkomstig de van toepassing zijnde begrotingsrichtlijnen. Hij gaat daarbij voor de personeelskosten uit van het loongevoelige deel zoals dat in de beschikking als bedoeld in artikel 15 is vastgelegd.

Artikel 18: Jaarlijks verslag

  • 1 De instelling zendt jaarlijks voor 1 mei een verslag over het daaraan voorafgaande jaar aan het college, bestaande uit een financieel en een inhoudelijk verslag, alsmede het rapport van een accountant voor zover het college krachtens artikel 32 heeft bepaald dat de instelling de controle van haar financieel verslag aan een accountant moet opdragen.

  • 2 Het financieel verslag bevat:

    • a

      een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingedeeld als de bij de subsidieaanvraag overgelegde begroting;

    • b

      een balans per 31 december van dat jaar;

    • c

      een toelichting.

  • 3 Het inhoudelijk verslag bevat een overzicht van de verrichte activiteiten; hierin maakt de instelling in ieder geval kwantitatieve vergelijkingen met vroegere jaren; voorts geeft zij aan, welke verwachtingen zij heeft over toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 19: Verslag over meerjarenperiode – aanvraag voor nieuwe periode

  • 1 Voor 1 april van het laatste jaar van de in de subsidiebeschikking aangegeven periode zendt de instelling aan het college een subsidieaanvraag die moet voldoen aan de bepalingen van artikel 10, lid 2.

  • 2 De aanvraag is vergezeld van en gerelateerd aan een evaluatieverslag over de afgelopen periode, dat in ieder geval bevat:

    • a

      een verantwoording van de inzet van middelen, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht;

    • b

      een verantwoording van het feitelijk resultaat van de activiteiten in relatie tot het beoogde resultaat.

Artikel 20: vaststelling van de subsidie

Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het in artikel 18 bedoelde verslag de subsidie vast. De beschikking tot subsidievaststelling geeft onmiddellijk aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Paragraaf 2: aanvragen van instellingen zonder beroepskrachten

Artikel 21: Reikwijdte van deze paragraaf

Deze paragraaf is van toepassing op instellingen zonder beroepskrachten en op instellingen met een of meer beroepskrachten, waarbij de subsidie geen betrekking heeft op de arbeidskosten van die beroepskrachten.

Artikel 22: Subsidieaanvraag

  • 1 Een instelling die in aanmerking wenst te komen voor een periodieke subsidie zendt jaarlijks voor 1 juni aan het college een aanvraag voor het daaropvolgende jaar.

  • 2 Indien de activiteiten van een instelling afwijken van de activiteiten in het lopende jaar, bestaat de aanvraag uit een staat van wijzigingen ten opzichte van het aanvaarde activiteitenplan. Indien de afwijking financiële gevolgen heeft, verstrekt de instelling een gespecificeerde begroting van baten en lasten, voorzien van een toelichting, waarin zij de afwijkingen duidelijk aangeeft.

  • 3 Indien een instelling subsidie aanvraagt, bestaat de aanvraag tenminste uit:

    • a

      een overzicht van haar financiële toestand op het moment van de aanvraag;

    • b

      een gespecificeerde begroting van baten en lasten, voorzien van een toelichting;

    • c

      een activiteitenplan, zo mogelijk uitgedrukt in meetbare prestaties.

  • 4 Indien een instelling voor de eerste maal subsidie aanvraagt, bestaat de aanvraag, naast de in het vorige lid genoemde gegevens, ook uit:

    • a

      een afschrift van haar statuten;

    • b

      een opgave van haar bestuurssamenstelling.

  • 5 Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor het verstrekken van de informatie als bedoeld in de vorige leden.

Artikel 23: Toetsing

  • 1 Het college toetst de aanvraag aan:

    • a

      deze verordening;

    • b

      de van toepassing zijnde verordening of een eventueel van toepassing zijnd besluit, bedoeld in artikel 3;

    • c

      het door de raad vastgestelde beleid;

    • d

      de begrotingsrichtlijnen;

    • e

      de vastgestelde subsidies over de voorafgaande jaren;

    • f

      de door de raad beschikbaar gestelde financiële middelen.

  • 2 Bij de toetsing van een eerste aanvraag zijn de punten d en e van het vorige lid niet van toepassing.

  • 3 Indien het college op basis van de in lid 1 van dit artikel vermelde toetsing tot de slotsom komt, dat hij het verzoek niet of niet geheel dienen te honoreren, berichten hij dit aan de instelling voor 1 november, voorafgaande aan het desbetreffende begrotingsjaar.

Artikel 24: Subsidiebeschikking

Het gestelde in de artikelen 14 en 15 – met uitzondering van de wijze van jaarlijkse indexering en het gestelde betreffende de prestaties – is op deze paragraaf van toepassing.

Artikel 25: Financieel en inhoudelijk jaarverslag

  • 1 De instelling zendt jaarlijks voor 1 mei een financieel en inhoudelijk verslag over het daaraan voorafgaande jaar aan het college.

  • 2 Het financieel verslag bevat:

    • a

      een rekening van baten en lasten die op dezelfde wijze moet zijn ingedeeld als de bij de subsidieaanvraag overgelegde begroting;

    • b

      een balans per 31 december van dat jaar;

    • c

      een toelichting.

  • 3 Het inhoudelijk verslag bevat een overzicht van de verrichte activiteiten met een beschrijving van het verkregen resultaat, gerelateerd aan het beoogde resultaat.

Artikel 26: vaststelling van subsidie

Het college stelt binnen drie maanden na ontvangst van het in artikel 25 bedoelde verslag de subsidie vast. De beschikking tot subsidievaststelling geeft onmiddellijk aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Paragraaf 3: aanvragen van subsidie ten behoeve van eenmalige activiteiten

Artikel 27: Procedure behandeling aanvraag

  • 1 Indien een instelling ten behoeve van een eenmalige activiteit voor een subsidie in aanmerking wenst te komen dient zij hiertoe uiterlijk één maand voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt een schriftelijke aanvraag in bij het college. De aanvraag gaat vergezeld van een gespecificeerde begroting met toelichting en een beschrijving van de geplande activiteit.

  • 2 Het college toetst de aanvraag aan:

    • a

      deze verordening;

    • b

      de van toepassing zijnde verordening of het van toepassing zijnde besluit, bedoeld in artikel 3;

    • c

      het door de raad vastgestelde beleid;

    • d

      de door de raad beschikbaar gestelde financiële middelen.

  • 3 De vaststelling van de subsidie vindt plaats met inachtneming van artikel 4:43 van de wet.

  • 4 Het college kan eisen dat de instelling na afloop van de gesubsidieerde activiteit binnen een door hem te bepalen termijn een exploitatierekening – al dan niet voorzien van een verklaring als bedoeld in artikel 32 – alsmede een verslag over de activiteit indient.

  • 5 Voldoet de instelling niet aan de in het vorige lid genoemde verplichting of blijkt zij de activiteit niet uitgevoerd te hebben op de wijze zoals bij de aanvraag beschreven dan kan het college overgaan tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de subsidie.

  • 6 Indien het college van een instelling op grond van lid 4 geëist heeft, dat zij een exploitatierekening en een verslag indient, is artikel 26 van dienovereenkomstige toepassing.

Hoofdstuk III: Intrekken en wijzigen subsidie – vergoeding vermogensvorming

Artikel 28: Intrekken, verlagen en wijzigen van subsidie

  • 1 Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, lid 1 en artikel 4:50, lid 1, van de wet of:

    • a

      de instelling feitelijk niet of onvoldoende overeenkomstig haar doelstelling werkzaam is;

    • b

      de instelling een financieel wanbeleid voert;

    • c

      de instelling een zodanig beleid voert, dat het niet halen van het beoogde resultaat aan haar moet worden toegerekend;

    • d

      de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

    • e

      bij de instelling conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

    • f

      aan de instelling surseance van betaling is verleend;

    • g

      de instelling in staat van faillissement is verklaard.

  • 2 Het college kan een subsidie lager dan het verleende subsidiebedrag vaststellen in de gevallen, genoemd in artikel 4:46, lid 2, van de wet.

  • 3 Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen in de gevallen, genoemd in artikel 4:49, lid 1, van de wet.

Artikel 29: Vergoeding voor met subsidie verworven eigendommen

1Indien subsidie is verleend voor het verwerven van eigendommen, is de instelling bij beëindiging van de subsidie, bij liquidatie en vervreemding van die eigendommen of bij wijziging van de bestemming van die eigendommen, aan de gemeente een vergoeding verschuldigd, die het college na overleg met de instelling vaststelt.

Het college houdt hierbij rekening met de mate, waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het verwerven van die eigendommen, en met de bijdrage van andere subsidiënten en van particulieren.

  • 2

    Onder directe of indirecte subsidie voor het verwerven van eigendommen wordt tevens verstaan de bekostiging door de gemeente van bouw, her- en verbouw, uitbreiding van en te treffen groot onderhoud aan accommodaties, alsmede eerste inrichting en eerste inventarisaanschaf voor die gebouwen.

  • 3

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel.

Hoofdstuk IV Administratieve eisen en voorschriften

Artikel 30: Aanvulling subsidieaanvraag

Het college kan overlegging eisen van andere bescheiden dan bedoeld in de artikelen 10 en 21 dan wel nadere informatie verlangen, indien hij dit noodzakelijk acht voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 31: Verrekening voorschotten

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2. Het bedrag van de uit te betalen voorschotten kan, na voorafgaande bekendmaking aan de instelling, door het college worden verminderd met de opeisbare schulden van de instelling aan de gemeente, tenzij er een geschil is ten aanzien van deze schuld.

  • 3. Indien het definitief vastgestelde subsidiebedrag over enig subsidiejaar lager is dan het totaal van de over dat jaar verstrekte voorschotten, kan het college het verschil aanmerken als voorschot op het subsidie over het daarop volgende subsidiejaar.

Artikel 32: Verplichte melding van wijzigingen

Een instelling dient het college zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van:

  • a.

    wijziging van haar statuten onder toezending van een afschrift van de notariële akte, waarin de wijziging is opgenomen;

  • b.

    wijziging van haar bestuurssamenstelling voor zover deze betrekking heeft op bestuursleden die bevoegd zijn om zelfstandig of samen met anderen de instelling in en buiten rechte te vertegenwoordigen;

  • c.

    besluiten of procedures die gericht zijn op beëindiging van de activiteiten van de instelling dan wel ontbinding van de instelling.

Artikel 33: Accountantsverklaring

Het college kan bepalen dat een instelling de controle van haar financieel verslag opdraagt aan een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die het financieel verslag voorziet van een verklaring als bedoeld in de Wet op de Registeraccountants.

Artikel 34: Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen binnen de beschikbare financiële middelen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken.

Hoofdstuk V: Slotbepalingen

Artikel 35: Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 20 maart 2003.

  • 2. De Subsidieverordening Welzijn gemeente Hunsel wordt ingetrokken.

  • 3. Subsidies verleend op grond van de Subsidieverordening Welzijn gemeente Hunsel en betrekking hebben op de subsidiejaren tot en met 2003 worden beoordeeld ten behoeve van de vaststelling van de subsidie op de grondslagen vermeld in de Subsidieverordening Welzijn gemeente Hunsel.

Artikel 36: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Algemene subsidieverordening gemeente Hunsel 2003”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hunsel d.d. 28 januari 2003.
DE RAAD VOORNOEMD,
J.H.M.O. Truijen, voorzitter
Drs. W.A.L.M. Cornelissen, secretaris