Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsnota Stoken vuur in de open lucht

Geldend van 19-11-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsnota Stoken vuur in de open lucht

1 INLEIDING

1.1 Algemeen.

Op basis van de bestaande Beleidsnota Stoken vuur in de open lucht is een nieuwe Beleidsnota Stoken vuur in de open lucht voor de gemeente Leudal opgesteld. Deze beleidsnota vervangt de huidige beleidsnota. In tegenstelling tot de “oude” beleidsnota zijn in de nieuwe beleidsnota aanpassingen gedaan naar aanleiding van ambtelijke evaluatiebijeenkomsten en een informatiebijeenkomst met buurtverenigingen van de diverse kernen die Sint Maartenfeesten organiseren.

1.2 Wetgeving

In het verleden was het op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) mogelijk om van het verbod om in de open lucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben (stookverbod) ontheffing te verlenen (artikel 5.5.1 van de APV ). Deze ontheffingen werden meestal afgegeven voor vreugdevuren, ter bestrijding van ziekten en onderhoud van erfbeplanting of andere kleine landschapselementen. Onder meer ter voorkoming van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu door rook, roet, stof, walm of stank kon een verzoek om ontheffing geweigerd worden.

In mei 2003 is de Wet milieubeheer gewijzigd en is het verbod voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen in deze wet (artikel 10.2, lid 1) opgenomen. Voorts is in artikel 10.63, lid 2 de mogelijkheid opgenomen om ontheffing te verlenen van het hierboven omschreven verbod.

Door de wijziging van de Wet milieubeheer en de APV dienen voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen in de meeste gevallen bij de gemeente twee ontheffingen te worden aangevraagd. Eén op grond van artikel 5.5.1 van de APV en één op grond van artikel 10.63, lid 2 van de Wet milieubeheer.

Het verzoek om ontheffing op grond van de APV kan geweigerd worden in het belang van de openbare orde en veiligheid, ter bescherming van de woon- en leefomgeving en ter bescherming van flora en fauna. Op basis van de APV geldt er een algemene vrijstelling voor verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke, sfeervuren (zoals terrashaarden, vuurkorven en dergelijke) of vuur voor koken, bakken en braden, indien dit geen gevaar oplevert voor de omgeving.

Het verzoek om ontheffing op grond van de Wet milieubeheer kan geweigerd worden ter bescherming van het milieu.

Daar in de APV en de Wet milieubeheer verschillende weigeringgronden zijn opgenomen, kan het voorkomen dat een verzoek om ontheffing op grond van de APV gehonoreerd kan worden, terwijl hetzelfde verzoek op grond van de Wet milieubeheer geweigerd moet worden (of omgekeerd).

Gelet op bovenstaande is de besluitvorming (inclusief procedures en voorschriften) betreffende verzoeken tot ontheffing van het stookverbod op elkaar afgestemd en worden de twee ontheffingen in één besluit genomen.

2.ONTHEFFINGEN

Door te spreken van een ontheffing wordt aangegeven dat alleen in bepaalde gevallen een uitzondering op het algemene stookverbod kan worden gemaakt. Zoals al eerder is aangegeven, zullen in de meeste gevallen twee ontheffingen moeten worden aangevraagd: één op grond van de APV en één op grond van de Wet milieubeheer.

In de toelichting op artikel 10.63, lid 2 van de Wet milieubeheer wordt er vanuit gegaan dat gemeenten terughoudend zullen zijn bij het verlenen van een dergelijke ontheffing. Uitgangspunt moet zijn dat eerst onderzocht wordt of er hoogwaardiger verwerkingsmethoden, zoals versnipperen of composteren, mogelijk zijn. De ontheffing is volgens de toelichting bij eerdergenoemd artikel onder andere bedoeld voor het verbranden van afval dat vrijkomt bij het onderhoud van cultuurlandschappen. Volgens de minister van VROM kunnen ontheffingen van het stookverbod worden verleend voor vreugdevuren, snoeihout, fruitsnoeihout, aardappelloof en in het kader van ziektebestrijding. De minister heeft aangegeven dat het in zijn algemeenheid hout betreft dat van bomen of struiken wordt afgehaald om het natuurlijke proces om welke reden dan ook te bevorderen.

Bij de activiteiten waarvoor op basis van de APV een algemene vrijstelling geldt (verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke, sfeervuren (zoals terrashaarden en vuurkorven) of vuur voor koken, bakken en braden, indien dit geen gevaar oplevert voor de omgeving) is sprake van kleinschalig huishoudelijk gebruik. Door dit kleinschalig karakter zijn de risico’s voor de omgeving zo klein dat het niet nodig wordt geacht hiervoor nadere voorschriften op te stellen. Het is daarom niet noodzakelijk om hiervoor een ontheffing van het stookverbod zoals bedoeld in de Wet milieubeheer aan te vragen en te verlenen. Voorts kan in de onderstaande gevallen overwogen worden een ontheffing van het stookverbod af te geven, mits (door het stellen van voorschriften) voldoende tegemoet wordt gekomen aan het milieubelang (op grond van Wet milieubeheer) en het belang van de openbare orde en veiligheid, de bescherming van de woon- en leefomgeving en de bescherming van flora en fauna (op grond van APV).

2.1 Snoeihout ontstaan als gevolg van het onderhoud van erfbeplantingen of andere kleine landschapselementen gelegen in het buitengebied van de gemeente Leudal.

Binnen de gemeente Leudal worden, voor een bepaalde periode, ontheffingen verleend voor het verbranden van snoeihout in het buitengebied. In de kernen (binnen bebouwde kom) van de gemeente is het verboden afval te verbranden.

Ontheffingen worden verleend voor een periode van 2 maanden, dus voor februari/maart of voor oktober/november (zie hieronder). In dit tijdvak mag degene waaraan de ontheffing verleend is eenmaal een periode van maximaal één week aangeven waarin gestookt wordt. Voorafgaand aan het stoken dient de periode aan team Frontoffice Bouwen, Wonen en Milieu gemeld te worden. Ontheffingen verlenen voor bijvoorbeeld één dag is niet wenselijk omdat de weersomstandigheden dan ook net goed moeten zijn. Ontheffingen dienen te worden aangevraagd op een daartoe vastgesteld formulier (zie bijlage 1).

Ontheffingen worden verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    het stoken mag uitsluitend plaatsvinden in de maanden februari, maart, oktober en november;

  • -

    het stoken dient plaats te vinden op werkdagen van 9.00 tot 18.00 uur;

  • -

    voordat men gaat stoken dient dit minimaal 12 uur vooraf gemeld te worden bij het team handhaving.

  • -

    het stoken mag uitsluitend plaatsvinden op een terrein gelegen in het buitengebied (zie onder definities wat onder buitengebied wordt verstaan);

  • -

    het te stoken materiaal mag uitsluitend bestaan uit snoeihout ontstaan als gevolg van het onderhoud van erfbeplantingen of andere kleine landschapselementen gelegen in het buitengebied van de gemeente Leudal;

  • -

    aanvrager heeft verklaard dat aan het voorschrift met betrekking tot de afstanden wordt voldaan.

OPMERKING

Zie uitzonderingen ten aanzien van door besmettelijke ziekten aangetast takkenhout, snoei- of oogstafval.

2.2 Kamp- en vreugdevuren/festiviteiten van culturele aard

Binnen de gemeente Leudal is het een traditie om met St. Maarten op meerdere locaties een groot vuur te branden. Dit wordt meestal door verenigingen georganiseerd. Daarnaast zijn er jaarlijks enkele aanvragen door verenigingen/stichtingen voor het houden van een kampvuur.

Ontheffingen worden verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    er moet sprake zijn van een kamp- of vreugdevuur (zie onder definities wat hieronder wordt verstaan);

  • -

    aanvrager heeft verklaard dat aan het voorschrift met betrekking tot de afstanden wordt voldaan.

  • -

    organisatie van St. Maartensfeesten alleen door buurtvereniging of samenwerkende buurtverenigingen.

Ontheffingen dienen te worden aangevraagd op een daartoe vastgesteld formulier (zie bijlage 1). Omdat het vooral bij kampvuren voor zal komen dat deze niet eenmalig gestookt worden kan voor ten hoogste de duur van één jaar een ontheffing worden verleend (bij ontheffingverlening wordt altijd uitgegaan van een kalenderjaar, 1 januari t/m 31 december: een ontheffing eindigt altijd na 31 december).

Voor vreugdevuren geldt dat slechts eenmalig ontheffing zal worden verleend. Op het aanvraagformulier dient de datum en het precieze tijdstip (hooguit enkele uren) aangegeven te worden waarvoor ontheffing zal worden verleend.

2.3 Ontheffingsprocedure

Ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer

Op grond van artikel 10.64 lid 3 Wet milieubeheer is de uitgebreide voorbereidingsprocedure niet van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63 lid 2 Wm. Het in acht nemen van de minimale eisen van de Algemene wet bestuursrecht biedt voldoende waarborg voor de verschillende belangen. Gelet hierop kan voor een ontheffing op grond van de Wet milieubeheer dezelfde procedure gevolgd worden als voor een ontheffing op grond van artikel 5.5.1 APV.(zie hierna).

Sub-paragraaf

Ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 APV

In de APV is opgenomen dat binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag om ontheffing een besluit moet worden genomen. De beslissing kan voor hoogstens 8 weken verdaagd worden. Indien een aanvraag om ontheffing minder dan 3 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager nodig heeft, wordt ingediend, kan besloten worden om de aanvraag niet te behandelen. In het geval advisering van brandweer, politie of andere instantie noodzakelijk is, kan eerdergenoemde termijn van 3 weken verlengd worden tot ten hoogste 8 weken.

In de APV wordt geen procedure voorgeschreven. De volgende procedure zal worden gevolgd (als gevolg van de Awb):

Indienen schriftelijke of elektronische aanvraag

Beoordelen aanvraag

Eventueel horen bij afwijzende beschikking

Toezending ontheffing aan aanvrager

2.4 Ontheffingsvoorschriften ten aanzien van snoeihout ontstaan als gevolg van het onderhoud van erfbeplantingen of andere kleine landschapselementen gelegen in het buitengebied van de gemeente Leudal.

Voor het stoken van snoeihout is zowel een ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer als een ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 van de APV vereist.

Ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer

Hieraan kunnen voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu worden verbonden. Om tegemoet te komen aan de genoemde milieuhygiënische effecten, lucht-, water- en bodemverontreiniging en overlast door rook, roet en stank dienen de volgende voorschriften aan de ontheffing te worden verbonden:

  • -

    het stoken mag geen gevaar of hinder opleveren voor de omgeving, indien tijdens het stoken blijkt dat het verkeer dan wel bewoners in de omgeving last hebben van hinderlijke rookgassen, dan moet het stoken onmiddellijk worden gestaakt;

  • -

    na afloop van het stoken moeten de vuurresten volledig worden gedoofd en moeten de verbrandingsresten zo spoedig mogelijk, echter ten laatste binnen 1 week, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd en afgevoerd; gewezen wordt hierbij op artikel 13 van de Wet bodembescherming, het stoken mag geen bodemverontreiniging veroorzaken;

  • -

    het snoeihout moet droog zijn of de kans gehad hebben om te drogen (1 á 2 maanden);

  • -

    er moet zorg worden gedragen voor een goede verbranding van het snoeihout, zodat de rookontwikkeling zo gering mogelijk is; het stoken mag niet plaatsvinden als sprake is van een door berichtgeving via radio en/of TV kenbaar gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentraties luchtverontreiniging.

Ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 APV

Aanvullend op een ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer dient altijd een ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 van de APV te worden verleend. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorschriften in het belang van de openbare orde en veiligheid, ter bescherming van de woon- en leefomgeving en ter bescherming van de flora en de fauna worden verbonden. Aan de ontheffing dienen de volgende voorschriften te worden verbonden:

  • -

    voorafgaand aan het stoken dient een periode van maximaal één week waarin gestookt wordt aan het team Frontoffice Bouwen, Wonen en Milieu te worden gemeld;

  • -

    voordat men gaat stoken dient de aanvrager dit minimaal 12 uur vooraf te melden bij het team handhaving;

  • -

    het vuur moet onder toezicht staan van minstens één meerderjarig persoon die de ontheffing op verzoek aan de controlerende instanties (politie, brandweer, gemeente) dient te tonen;

  • -

    het stoken moet plaatsvinden op een afstand van:

    • *

      meer dan 30 meter van een gebouw, een opstapeling van oogstproducten, een erfbeplanting, hoogspanningsleidingen;

    • *

      meer dan 100 meter van een bos-, heide of duinterrein en veengrond;

    • *

      meer dan 50 meter van een openbare weg;

    • *

      meer dan 100 meter van brandgevoelige objecten bijvoorbeeld tankstations;

    • *

      of op een door de brandweer goedgekeurde plaats;

  • -

    in de nabijheid van de stookplaats moet voor onmiddellijk gebruik tenminste beschikbaar en bereikbaar zijn:

    • *

      meerdere schoppen;

    • *

      twee met water gevulde emmers van minimaal 10 liter;

  • -

    er moet zodanig worden gestookt dat geen vliegvuur ontstaat, bij windkracht 6 of meer mag het stoken geen doorgang vinden;

  • -

    de brandstapel mag een maximale omvang van 5 m3 hebben;

  • -

    het stoken mag niet plaatsvinden op feestdagen en in de weekends;

  • -

    het stoken mag niet aanvangen vóór 9.00 uur en dient beëindigd te worden vóór 18.00 uur.

2.5 Ontheffingsvoorschriften kamp- en vreugdevuren

Voor kamp- en vreugdevuren is zowel een ontheffing al gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer als een ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 van de APV vereist.

Voor kamp-en vreugdevuren mag snoeihout en schoon afvalhout zoals pallets worden gebruikt, uitgezonderd spaanplaat of geverfd, geïmpregneerd, verduurzaamd of verlijmd hout.

Ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer

Hieraan kunnen voorschriften die nodig zijn ter bescherming van het milieu worden verbonden. Om tegemoet te komen aan de genoemde milieuhygiënische effecten, lucht-, water- en bodemverontreiniging en overlast door rook, roet en stank dienen de volgende voorschriften aan de ontheffing te worden verbonden:

  • -

    het stoken mag geen gevaar of hinder opleveren voor de omgeving, indien tijdens het stoken blijkt dat het verkeer dan wel bewoners in de omgeving last hebben van hinderlijke rookgassen, dan moet het stoken onmiddellijk worden gestaakt;

  • -

    na afloop van het stoken moeten de vuurresten volledig worden gedoofd en moeten de verbrandingsresten zo spoedig mogelijk, echter ten laatste binnen 1 week, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd en afgevoerd; gewezen wordt hierbij op artikel 13 van de Wet bodembescherming, het stoken mag geen bodemverontreiniging veroorzaken;

  • -

    het snoeihout moet droog zijn of de kans gehad hebben om te drogen (1 á 2 maanden);

  • -

    er moet zorg worden gedragen voor een goede verbranding van het snoeihout, zodat de rookontwikkeling zo gering mogelijk is; het stoken mag niet plaatsvinden als sprake is van een door berichtgeving via radio en/of TV kenbaar gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentraties luchtverontreiniging.

Ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 APV

Aanvullend op een ontheffing als gevolg van artikel 10.63 Wet milieubeheer dient altijd een ontheffing als gevolg van artikel 5.5.1 van de APV te worden verleend. Aan een dergelijke ontheffing kunnen voorschriften in het belang van de openbare orde en veiligheid, ter bescherming van de woon- en leefomgeving en ter bescherming van de flora en de fauna worden verbonden. Aan de ontheffing dienen de volgende voorschriften te worden verbonden: (voorafgaand aan het stoken dient een periode van maximaal één week waarin gestookt wordt aan team Milieu te worden gemeld);

  • -

    Kampvuur: het vuur moet onder toezicht staan van minstens één meerderjarig persoon die de ontheffing op verzoek aan de controlerende instanties dient te tonen;

  • -

    St. Maartensvuur: het stookterrein dient onder voortdurend toezicht te staan van twee meerderjarige personen. Deze personen dienen zorg te dragen voor een goed brandend vuur, zodat zomin mogelijk rookontwikkeling plaatsvindt. Deze toezichthouders dienen telefonisch (mobiel) bereikbaar te zijn;

  • -

    toezichthouders(s) dienen zorg te dragen dat de aanwezige personen een voldoende veilige afstand tot de brandstapel in acht te nemen;

  • -

    stookterrein dient goed bereikbaar te zijn voor hulpverlenende instanties;

  • -

    het stoken moet plaatsvinden op een afstand van:

    • *

      meer dan 30 meter van een gebouw, een opstapeling van oogstproducten, een erfbeplanting, hoogspanningsleidingen;

    • *

      meer dan 100 meter van een bos-, heide of duinterrein en veengrond;

    • *

      meer dan 50 meter van een openbare weg;

    • *

      meer dan 100 meter van brandgevoelige objecten zoals bijvoorbeeld tankstations;

  • of op een door de brandweer goedgekeurde plaats;

  • -

    in de nabijheid van de stookplaats moet voor onmiddellijk gebruik tenminste beschikbaar en bereikbaar zijn:

    • *

      minimaal één blusmiddel(geen CO2) en één blusdeken. Brandblusser dient jaarlijks gekeurd te zijn en dient een inhoud van minimaal 6 kg te hebben.

    • *

      meerdere schoppen;

    • *

      twee met water gevulde emmers van minimaal 10 liter;

  • -

    er moet zodanig worden gestookt dat geen vliegvuur ontstaat, bij windkracht 6 of meer mag het stoken geen doorgang vinden;

  • -

    de brandstapel voor kampvuren mag een maximale omvang van 1 m3 hebben;

  • -

    de stookplaats voor St. Maartensvuren mag maximaal 7 bij 5 meter zijn (dit is ongeveer 100-125 m3);

  • -

    St. Maartensvuur: het aanvoeren van snoeiafval en/of pallets voor de brandstapel door verenigingen mag niet eerder dan één week voor de dag dat 's avonds gestookt wordt plaatsvinden. Dit dient te gebeuren onder toezicht van leden van de buurtvereniging of van de eigenaar van de grond waarop de brandstapel wordt aangelegd;

  • -

    Voor het ontbranden van de brandstapel dient men gebruik te maken van pallets en pakken stro. Het is niet toegestaan brandbare vloeistoffen te gebruiken.

  • -

    het stoken dient plaats te vinden op het aangevraagde tijdstip;

  • -

    uiterlijk om 24.00 uur dient het vuur gedoofd te zijn.

3.UITZONDERINGEN

Inrichtingen ingevolge de Wet milieubeheer

Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer ziet alleen toe op het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Dit betekent dat, indien er sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer het verbrandingsverbod hierop niet van toepassing is. Hiervoor geldt namelijk een ander wettelijk regiem. De verbranding van afvalstoffen binnen een inrichting dient enerzijds te worden geregeld in de milieuvergunning of wordt anderzijds geregeld in een van de zogenaamde artikel 8.40-Besluiten, waarin algemene milieuregels zijn opgenomen voor homogene bedrijfscategorieën.

Ook het bij artikel 5.5.1 van de APV opgenomen verbod om in de open lucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Wanneer in milieuvergunningen of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) niets geregeld is ten aanzien van stoken van vuur dan wel het verbranden van afvalstoffen wordt uitgegaan van het verbod opgenomen in de APV (met ontheffingsmogelijkheid). Wanneer de Wet milieubeheer niets regelt kan namelijk op basis van de zinsnede "...of anderszins vuur te stoken" van artikel 5.5.1 van de APV stoken binnen inrichtingen nog verboden worden. Bij het verlenen van een ontheffing dienen hiervoor de voorschriften verbonden te worden die normaal aan een ontheffing ingevolge artikel 5.5.1 APV verbonden worden en daarnaast de voorschriften verbonden te worden die normaal aan een ontheffing ingevolge artikel 10.63 van de Wet milieubeheer verbonden worden.

Een voorschrift dat meestal aan milieuvergunningen wordt verbonden is: "Afvalstoffen mogen niet worden verbrand behoudens in die gevallen waar volgens een gemeentelijke verordening verbranden van uit de inrichting afkomstige afvalstoffen is toegestaan". In dit geval dient eveneens de hierboven beschreven

werkwijze gevolgd te worden.

Vuurkorven e.d.

Verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke, sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven en dergelijke of vuur voor koken, bakken en braden is niet verboden en er hoeft dus ook geen ontheffing voor te worden aangevraagd. Het mag echter geen gevaar, overlast of hinder opleveren voor de omgeving. Tevens mogen er geen afvalstoffen worden verbrand.

Demonstraties brandweer

Naast de twee genoemde ontheffingsmogelijkheden, te weten stoken van snoeihout in het buitengebied en kamp- en vreugdevuren, kan de brandweer incidenteel ontheffing krijgen, bijvoorbeeld ten behoeve van oefeningen en het geven van demonstraties. Hierbij mogen geen afvalstoffen worden verbrand. Derhalve zal ook alleen een ontheffing ingevolge artikel 5.5.1 van de APV worden verleend.

Door besmettelijke ziekten aangetast takkenhout, snoei- of oogstafval

Met betrekking tot het verbranden van door besmettelijke ziekten aangetast takkenhout, snoei- of oogstafval is een praktische insteek met betrekking tot de te volgen procedure wenselijk en noodzakelijk. Afhankelijk van de gebleken urgentie (schriftelijke verklaring of mondeling advies van de Plantenziektenkundige Dienst) kan per omgaande een ontheffing, ingevolge artikel 10.63 Wet milieubeheer en 5.5.1 van de APV, voor het verbranden van het aangetaste takkenhout, snoei- of oogstafval worden afgegeven. De twee vastgestelde periodes zijn dan niet van toepassing.

4.REGISTRATIE, AFHANDELING EN HANDHAVING

Alle verzoeken om ontheffing worden door het team frontoffice bouwen, wonen en milieu in ontvangst genomen en afgehandeld. Medewerkers team frontoffice zijn hiertoe gemandateerd.

Door de frontoffice medewerkers wordt bezien op grond van welke regelgeving (Wet milieubeheer en/of APV) het verzoek moet worden afgehandeld.

In het geval positief beschikt is op het verzoek, wordt door de frontoffice medewerker een afschrift van de verleende ontheffingen toegezonden aan het team handhaving.

Indien bij het toetsen van de aanvraag blijkt dat niet kan worden voldaan aan de standvoorschriften of dit door de behandelend ambtenaar noodzakelijk wordt geacht, wordt bij de afhandeling van het verzoek tot ontheffing advies ingewonnen bij de brandweer en/of team milieu.

De BOA's van de afdeling veiligheid en handhaving controleren voorafgaand aan het stoken of de vuurstapel conform de voorschriften, verbonden aan de ontheffing, is opgebouwd. Tevens wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of de brandplaats na het stoken conform eerdergenoemde voorschriften is opgeruimd. Van de bevindingen wordt een verslag gemaakt.

5.LEGES

Voor een ontheffing op grond van artikel 10.63, tweede lid, Wet milieubeheer kunnen geen leges worden geheven (artikel 15.34a Wet milieubeheer). Voor een ontheffing op grond van artikel 5.5.1 van de APV is het wel mogelijk om leges te heffen.

In de tarieventabel behorende bij de legesverordening is een algemeen tarief opgenomen van € 13,= voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing.

6.DEFENTITIES

Buitengebied

Bij het verlenen van ontheffingen wordt onder buitengebied in principe het op de kaart behorende bij het bestemmingsplan buitengebied verstaan.

Erfbeplantingen

Onder erfbeplanting verstaan we groenstroken, houtsingels, bomen, heggen en hoogstamboomgaarden op of rond het erf of huisperceel.

Kampvuur

Onder kampvuur wordt verstaan een vuur op kampen van scouting of vuren op kampeerterreinen die vallen onder de Wet op de Openluchtrecreatie en waarvoor een ontheffing dan wel vergunning ingevolge die wet is vereist.

Vreugdevuur

Bij vreugdevuren kan voor de gemeente Leudal met name gedacht worden aan St. Maartensvuren. Het vuur moet in ieder geval in verband gebracht kunnen worden met een (landelijke/regionale) viering waarbij het gebruikelijk is vuren te stoken.

7.PROCEDURE TOTSTANDKOMING ONTHEFFINGENBELEID

In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een besluit inhoudende een beleidsregel moet worden bekendgemaakt. De in deze nota uitgewerkte regels voor het verlenen van ontheffingen voor het verbranden van afvalstoffen in de openlucht zijn beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en zullen middels publicatie in ’De Streekbode' bekend worden gemaakt.

Bijlage 1 Aanvraag stookontheffing

AANVRAAG STOOKONTHEFFING

o.g.v. art. 10.2 jo. 10.63 lid 2 van de Wet milieubeheer

en/of

artikel 5.5.1 lid 2 van de APV Gemeente Leudal

Opmerking:

Stookontheffing wordt alleen verleend mits voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsnota Stoken vuur in de open lucht, vastgesteld op 19 februari 2008; aan het stoken worden voorschriften verbonden w.o. stookperiode: voorjaar (februari en maart) en najaar (oktober en november); aan het in behandeling nemen van de aanvraag zijn leges verbonden.

Aanvrager :

Adres :

Postcode :

Woonplaats:

Telefoon :

Fax

E-mail :

vraagt ontheffing in verband met het aanleggen van een vuur in de open lucht voor het verbranden van (keuze maken a.u.b.):

----m 3 snoeihout (max. 10 m3)

----m3 snoeihout/onbehandeld hout t.b.v. vreugdevuur (kampvuur max. 1 m 3, vreugdevuren o.a. St. Maarten stookplaats max. 7 m bij 5 m.).

Aantal Bezoekers:

_______ m3 ziek snoeihout / loofresten te weten:

----- advies van plantenziektenkundige dienst toevoegen)

Afstanden tot:

-dichtstbijzijnde gebouw : _______________ meter

-dichtstbijzijnde verharde weg : _______________ meter

-dichtstbijzijnde bos- of houtopstand : _______________ meter

-dichtstbijzijnde brandgevoelig object (o.a. tankstations) : _

______________ meter

Stooklocatie (adres) : _______________________________ te __________________

Wanneer het perceel onbebouwd is of niet voorzien is van een huisnummer, moeten de kadastrale gegevens van het perceel waar gestookt zal worden hieronder worden vermeld:

Kadastrale gemeente , sectie________ nummer(s) ______________

Periode wanneer gestookt zal worden: _________________________ 200__

Naam van de meerderjarige(n) die toezicht zal/zullen uitoefenen:

Datum: ______________________2008 Handtekening aanvrager(s):

Dit aanvraagformulier a.u.b. indienen bij gemeente Leudal, team frontoffice bouwen, wonen en milieu, Dorpstraat 1, 6093 EA Heythuysen, faxnr. 0475-859922