Regeling vervallen per 18-04-2013

Algemene Subsidieverordening Leusden 2011

Geldend van 10-02-2011 t/m 17-04-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Leusden 2011

De Raad van de Gemeente Leusden,

Gelezen het voorstel van het college d.d. 9 november 2010, nummer 149978

Gelet op

Titel 4.2 Subsidies van de Algemene Wet Bestuursrecht

Artikel 17 lid 1 van de Financiële verordening gemeente Leusden;

Besluit

Vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Leusden 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • b.

    Prestatiesubsidie: een in beginsel structurele subsidie als bijdrage in de kosten van activiteiten, waarbij deze zo veel mogelijk worden uitgedrukt in concrete, meetbare prestaties en/of resultaten, vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en waarbij de subsidie zo veel mogelijk wordt bepaald aan de hand van kostprijzen.

  • c.

    Grondslagsubsidie: een in beginsel structurele subsidie als bijdrage in de kosten van activiteiten, waarbij de gemeente niet wil sturen op de aard en omvang van die activiteiten en waarbij de subsidie wordt bepaald aan de hand van in beleid en/of beleidsregels bepaalde grondslagen.

  • d.

    Projectsubsidie: een in beginsel incidentele subsidie als bijdrage in de kosten van activiteiten, waarbij deze worden uitgedrukt in concrete, meetbare prestaties en/of resultaten, vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en waarbij de subsidie zo veel mogelijk wordt bepaald aan de hand van kostprijzen. De subsidie is bedoeld voor nieuw beleid in de vorm van projecten.

  • e.

    Waarderingssubsidie: een in beginsel incidentele subsidie als bijdrage in de kosten van activiteiten, waarbij de gemeente niet wil sturen op de aard en omvang.

  • f.

    Subsidieaanvraag: een schriftelijke aanvraag tot subsidieverlening.

  • g.

    Activiteitenplan: een door een subsidieaanvrager voor de volgende subsidieperiode gegeven beschrijving van de beleidsuitgangspunten van de instelling en de in relatie hiermee te verrichten activiteit(en), te behalen prestatie(s) en beoogde effect(en). De subsidieaanvrager die een prestatiesubsidie aanvraagt vermeldt daarin ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op de door de gemeente vastgestelde doelen.

  • h.

    Begroting: een door een subsidieaanvrager voor de volgende subsidieperiode opgestelde begroting waarin een relatie wordt gelegd tussen de in het activiteitenplan genoemde activiteit(en) en beoogde prestatie(s), de opbrengsten daarvan en de kosten die gemaakt moeten worden om ze te verwerkelijken.

  • i.

    Subsidieverantwoording: schriftelijke financiële en inhoudelijke verantwoording van de subsidie.

  • j.

    Activiteitenverslag: een door een subsidieontvanger opgesteld inhoudelijk verslag over de verrichte activiteit(en) en/ of prestatie(s) waarvoor subsidie werd ontvangen met een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde activiteit(en) en/ of prestatie(s) en een toelichting op de verschillen.

  • k.

    Financieel verslag: een door een subsidieontvanger opgestelde financiële verantwoording bestaande uit een balans en exploitatierekening.

  • l.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvlak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • m.

    Subsidieverlening: een besluit van het college dat voorafgaande aan een subsidieperiode wordt bekend gemaakt aan de subsidieaanvrager en dat voorwaardelijke aanspraak geeft op de subsidie.

  • n.

    Subsidievaststelling: een besluit van het college dat het bedrag van de subsidie vaststelt en definitief aanspraak geeft op uitbetaling van het vastgestelde bedrag.

  • o.

    Subsidiebeschikking: het besluit waarmee het college de subsidie al dan niet voorwaardelijk toekent.

  • p.

    Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst die door het college met de subsidieontvanger kan worden gesloten ter uitwerking van de subsidieverlening.

  • q.

    Subsidieperiode: het in de subsidiebeschikking bepaalde tijdvak waarvoor het college de subsidie verstrekt.

  • r.

    Subsidiebeleidsregel: verdeelregel die verbonden is aan een subsidieplafond en betrekking heeft op de verdeling van grondslagsubsidies.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door de gemeente Leusden.

Artikel 3 Bevoegdheden subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in de begrotingsvergadering de programmabegroting vast met daarin de subsidieplafonds voor het volgende jaar.

  • 2.

    Het college stelt tijdig ten behoeve van de begrotingsvergadering van de raad een concept programmabegroting op, waarbij onder andere het door de gemeenteraad vastgestelde beleid en de ontvangen subsidieaanvragen als basis dienen.

  • 3.

    Het college maakt jaarlijks bekend voor welke gemeentelijke doelstellingen prestatie- of projectsubsidie kan worden aangevraagd en welke criteria gehanteerd worden voor de verdeling van de vastgestelde subsidieplafonds.

  • 4.

    Het college stelt per beleidsveld beleidsregels vast voor de verdeling van grondslagsubsidies, met inachtneming van de geldende subsidieplafonds.

  • 5.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en, indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd, onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Het voorbehoud vervalt, indien het college niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting daarop een beroep heeft gedaan.

  • 6.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts toegekend aan rechtspersonen.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen en alleen bij verstrekking van waarderingssubsidie afwijken van het gestelde in lid 1.

  • 3.

    Het college verstrekt slechts éénmalig subsidie aan aanvragers zonder volledig rechtspersoonlijkheid.

HOOFDSTUK 2. DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 5 De aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een structurele subsidie moet uiterlijk 31 maart van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie moet ten laatste twaalf weken voor de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 3.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen op aanvraag een andere uiterste datum stellen voor het indienen van een aanvraag.

  • 4.

    Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend besluit het college de aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 5.

    Indien een aanvraag wel tijdig maar onvolledig is verzoekt het college de aanvrager binnen twee weken na ontvangst daarvan, de aanvraag aan te vullen. De aanvrager krijgt een termijn van vier weken om de aanvraag aan te vullen. Indien deze aanvulling niet tijdig of volledig is, besluit het college de aanvraag buiten behandeling te laten.

Artikel 6 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een grondslag- of waarderingssubsidie dient de aanvrager gebruik te maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier voor grondslag- en waarderingssubsidie.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor een prestatie- of projectsubsidie dient de aanvrager gebruik te maken van het door het college vastgestelde aanvraagformulier voor prestatie- en projectsubsidie en overlegt de aanvrager de volgende gegevens;

    • a.

      een activiteitenplan als bedoeld bij artikel 1. sub g;

    • b.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3.

    Indien een aanvrager van een prestatiesubsidie bestemmingsreserves of voorzieningen wil vormen of in stand wil houden, dient de aanvrager hiertoe bij de subsidieaanvraag een vermogensplan in. In dat plan staat minimaal opgenomen:

    • a.

      welke bestemmingsreserves / voorzieningen, met welke oogmerken, gevormd zijn of gevormd worden;

    • b.

      de gewenste maximale omvang per bestemmingsreserve / voorziening;

    • c.

      de verwachte storting in en/of onttrekking uit iedere bestemmingsreserve / voorziening. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen. Het vermogensplan wordt al dan niet geaccepteerd door het college.

  • 4.

    Een organisatie kan alleen een algemene en/of bestemmingsreserve vormen of voeden met gemeentelijke subsidiegelden wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 5.

    Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor de stukken die bij de aanvraag moeten worden ingediend.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor incidentele subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 3. WEIGERING EN VERSTREKKING

Artikel 8 Weigeringsgronden

Naast de gronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35 Awb weigert het college een subsidie indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • a)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezeten.

  • b)

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd of de doelstellingen in welk kader deze worden ondernomen in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de volksgezondheid, de veiligheid, of de openbare orde of gericht zijn op het overdragen van partijpolitiek, godsdienst of levensbeschouwelijk standpunt;

  • d)

    de aanvrager van een grondslag- of waarderingssubsidie ook zonder subsidiemiddelen door de gemeente Leusden over voldoende gelden beschikt om de kosten van de activiteiten te dekken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden. Onder eigen middelen wordt verstaan; contributies, deelnemersbijdragen, donaties, erfstellingen, legaten en gelden in reserves en voorzieningen;

  • e)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd plaatsvinden in het kader van een jubileum van de subsidie-aanvrager;

  • f)

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 9 Subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college honoreert aanvragen voor prestatie- en projectsubsidies in de vorm van subsidieverlening.

  • 2.

    Het college honoreert aanvragen voor grondslag- en waarderingssubsidie in de vorm van een directe subsidievaststelling.

  • 3.

    Het al dan niet verstrekken van subsidie wordt bepaald door de mate waarin de aanvraag aansluit bij gemeentelijke beleidsdoelen.

Artikel 10 Overleg

  • 1.

    Het college treedt vóór het besluit tot verlening in overleg met de aanvrager van een prestatiesubsidie of een projectsubsidie om tot overeenstemming te komen omtrent de activiteiten, prestaties en resultaten.

  • 2.

    Van dit overleg kan met wederzijdse instemming worden afgezien.

Artikel 11 Meerjarige subsidie

  • 1.

    Het college kan voor een subsidieperiode van één tot maximaal vier boekjaren een prestatie- , project-, of grondslagsubsidie verstrekken.

  • 2.

    Bij meerjarige subsidieverstrekking van prestatie- en projectsubsidies wordt in ieder geval na afloop van de subsidieperiode verantwoord. Het college kan vragen om tussentijdse subsidieverantwoording.

Artikel 12 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Het college stelt voor de uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening bij prestatie- en projectsubsidies, in overleg met de aanvrager, een uitvoeringsovereenkomst op zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, bepaalt de uitvoeringsovereenkomst dat de subsidieontvanger de verplichting aangaat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend daadwerkelijk uit te voeren.

HOOFDSTUK 4. VOORSCHRIFTEN

Artikel 13 Melding van gewijzigde omstandigheden

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    het college onverwijld schriftelijk te informeren en te voorzien van alle relevante stukken over omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking;

  • b.

    het college in ieder geval onverwijld schriftelijk te informeren en te voorzien van alle relevantestukken over:

    • oprichting van of deelname in een andere rechtspersoon;

    • wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • ontbinding van de rechtspersoon;

    • wijziging in de samenstelling van het bestuur;

    • faillissement, surséance van betaling of andere ernstige financiële problemen of het dreigen daarvan.

Artikel 14 Administratie

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze te voeren;

  • b.

    de administratie zodanig in te richten dat deze een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de subsidieontvanger;

  • c.

    van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken te bewaren.

Artikel 15 Verzekeringen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende en roerende goederen te verzekeren op basis van herbouw- respectievelijk vervangingswaarde.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht, voor zover deze met vrijwilligers werkt, deze te verzekeren door middel van de vrijwilligerspolis.

Artikel 16 Middelen van derden

  • 1.

    De subsidieontvanger neemt de door haar ontvangen schenkingen, erfstellingen, sponsorgelden, donaties en overige subsidies afzonderlijk op in de administratie.

  • 2.

    De subsidieontvanger verwerkt de opbrengsten van eigen acties en de bijdragen van steunfondsen – hoe ook genaamd – in de begrotingen en de exploitatie.

Artikel 17 Eigen vermogen

  • 1.

    Aanvragers van een prestatie- of projectsubsidie zijn verplicht een vrij besteedbaar eigen vermogen te vormen en/ of aan te houden van 10% tot 15% van de totale exploitatie. Indien er sprake is van een bovenmatig vrij besteedbaar eigen vermogen, hoger dan 15% van de totale exploitatie, kan het college dit betrekken bij de afspraken over de te realiseren prestaties en het te verstrekken subsidiebedrag voor de volgende subsidieperiode.

  • 2.

    Bij aanvragers van een grondslag- of waarderingssubsidie worden met betrekking tot het vrij besteedbaar eigen vermogen de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • -

      een maximaal toegestaan vrij besteedbaar eigen vermogen van € 5.000,-- bij een exploitatieomvang tot € 33.000,--;

    • -

      voor organisaties met een exploitatieomvang groter dan € 33.000,-- is het maximaal toegestane vrij besteedbaar eigen vermogen gerelateerd aan 15% van de exploitatie-omvang.

  • 3.

    Aanvragers van een grondslag- of waarderingssubsidie die een vrij besteedbaar eigen vermogen hebben dat hoger is dan het vrij besteedbaar eigen vermogen genoemd in lid 2 worden voor het meerdere gekort op de subsidie voor de volgende subsidieperiode.

  • 4.

    Het college kan afwijken van het gestelde in lid 1 en 2 mits er naar het oordeel van het college sprake is van buitengewone bedrijfsrisico’s.

  • 5.

    Het college kan afwijken van het gestelde in lid 4, mits het college overeenstemming bereikt met de subsidieontvanger over de besteding van de middelen voor de subsidiabele activiteiten.

Artikel 18 Overige voorschriften

  • 1.

    Het college kan aan de beschikking tot subsidieverlening overige voorschriften verbinden, voor zover die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan voorschriften die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie alleen aan de subsidieverlening verbinden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

HOOFDSTUK 5. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING

Artikel 19 Voorschriften met betrekking tot de verantwoording van een prestatie- of projectsubsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger van een project- of prestatiesubsidie is verplicht binnen dertien weken na afloop van de subsidieperiode een schriftelijke verantwoording over de besteding van de ontvangen subsidie aan het college over te leggen.

  • 2.

    Het college kan van lid 1 afwijken, door in de beschikking tot subsidieverlening andere termijnen op te nemen of door in uitzonderlijke gevallen de subsidieontvanger op aanvraag uitstel te verlenen.

  • 3.

    Het college kan de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van een verantwoording. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan een keer per jaar gevraagd.

  • 4.

    De verantwoording bestaat uit een activiteitenverslag en een financieel verslag over de periode waarvoor subsidie werd ontvangen.

    • a)

      Het financieel verslag voldoet aan de eisen die artikel 4:76 en 4:77 van de Algemene wet bestuursrecht daaraan stellen.

    • b)

      Het activiteitenverslag geeft aan of de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden en/of de prestaties zijn geleverd overeenkomstig de beschikking tot subsidieverstrekking dan wel de uitvoeringsovereenkomst.

    • c)

      De subsidieontvanger dient afwijkingen van de overeengekomen activiteiten en/of prestaties, zowel in omvang als in kwaliteit, te verklaren en toe te lichten.

  • 5.

    De ontvanger van een prestatie- of projectsubsidie van € 50.000,- of meer is verplicht bij de verantwoording een schriftelijke accountantsverklaring over te leggen aan het college, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 6.

    De ontvanger van een prestatie- of projectsubsidie tot € 50.000,- is verplicht bij de verantwoording een schriftelijke verklaring te overleggen van een van het bestuur van de instelling onafhankelijke partij, bijvoorbeeld een kascommissie.

  • 7.

    Het college kan de aanvrager op diens verzoek op grond van bijzondere omstandigheden schriftelijk vrijstellen van de verplichting als bedoeld in lid 5 en lid 6.

Artikel 20 Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college beslist binnen 6 maanden na afloop van de subsidieperiode over de vaststelling van prestatiesubsidies en projectsubsidies.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslistermijn op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college stelt meerjarige projectsubsidies en prestatiesubsidies jaarlijks vast.

  • 4.

    Indien de verantwoording niet tijdig is ingediend stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 5.

    Het college kan van lid 4 afwijken door in uitzonderlijke gevallen op aanvraag uitstel te verlenen.

  • 6.

    Wanneer de verantwoording daartoe aanleiding geeft, zal het college in overleg treden met de subsidieontvanger en kan het college de verstrekte subsidie zo nodig intrekken, wijzigen of beëindigen.

HOOFDSTUK 6. INTREKKEN, WIJZIGEN EN BEËINDIGEN

Artikel 21 Intrekking, wijziging en beëindiging van subsidieverlening

Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien :

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorschriften;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of de volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten;

  • e.

    met toepassing van artikel 3 lid 5, een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 22 Intrekking en wijziging van subsidievaststelling

  • 1.

    Het college kan een beschikking tot subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld ;

    • b.

      indien de aanvrager heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidievaststelling verbonden voorschriften.

  • 2.

    De subsidievaststelling kan vier jaar na bekendmaking niet meer worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 23 Betaling en terugvordering

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening geeft een voorlopige aanspraak op uitbetaling van de subsidie.

  • 2.

    Het college betaalt subsidies tot maximaal € 2.500,- in één keer uit.

  • 3.

    Het college betaalt subsidies vanaf € 2.500,- uit in gelijke, maandelijkse termijnen. Voor prestatie- en projectsubsidies betreft dit een voorschotbetaling.

  • 4.

    De beschikking tot subsidievaststelling geeft definitieve aanspraak op uitbetaling, onder verrekening van reeds gedane voorlopige betalingen (voorschotten) op grond van lid 1.

  • 5.

    Eventuele verrekening wordt in de beschikking tot subsidievaststelling vastgelegd. Dit geldt zowel voor betaling door de gemeente aan de aanvrager als omgekeerd.

  • 6.

    Eventuele betalingen op grond van een verrekening vinden binnen vier weken na de subsidievaststelling plaats, tenzij in de beschikking tot subsidievaststelling anders is bepaald.

  • 7.

    Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit kan uiterlijk tot vijf jaar na de datum waarop de subsidie is vastgesteld.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen één of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of de subsidieontvanger leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 25 Onvoorziene omstandigheden

Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet de nodige voorzieningen en/of neemt het de nodige besluiten.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 27 Intrekking oude verordening

  • 1.

    Op de dag dat deze nieuwe verordening in werking treedt wordt de Algemene Subsidieverordening 2009 ingetrokken.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening 2009 blijft evenwel van toepassing op de subsidies die zijn aangevraagd vóór 1-1-2011.

Artikel 28 Overgangsbepaling

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen het intrekken van de oude subsidieverordening en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

"ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING LEUSDEN 2011".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Leusden, in zijn openbare vergadering van 23 december 2010.
G.J. Bouwmeester BA mevrouw drs. A. Vermeulen
griffier voorzitter