Regeling vervallen per 27-09-2016

Treasurystatuut 2010

Geldend van 21-12-2011 t/m 26-09-2016

Intitulé

Treasurystatuut 2010

Algemeen en doelstellingen

Artikel 1. Algemeen

  • 1.

    Het treasurybeleid maakt onderdeel uit van het financieel beleid en dient de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborgen te bieden voor de financiële continuïteit van de gemeente Leusden op korte en lange termijn. Het treasurybeleid wordt mede afgestemd op het reservebeleid.

  • 2.

    In het treasurystatuut geeft de raad de kaders aan waarbinnen het treasurybeleid c.q. de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het treasurystatuut is hiermee kaderstellend voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door het college en de ambtelijke organisatie.

  • 3.

    In de financieringsparagraaf in de begroting en in het jaarverslag wordt ingegaan op respectievelijk de specifieke beleidsvoornemens in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering op het gebied van de treasury.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

  • 1.

    In het kader van dit statuut wordt de treasuryfunctie omschreven als het geheel van activiteiten dat zich richt op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • 2.

    De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

    • a.

      het zorgen voor de tijdige beschikbaarheid van de benodigde geldmiddelen tegen acceptabele condities (beschikbaarheid);

    • b.

      het beheersen en bewaken van financiële risico’s die aan de financiële posities en geldstromen van de gemeente zijn verbonden (risicominimalisatie);

    • c.

      het minimaliseren van de kosten van het beheer van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie);

    • d.

      het optimaliseren van het rendement van beschikbare liquide middelen binnen de kaders van de in dit statuut opgenomen limieten en richtlijnen (rentemaximalisatie).

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente kan uitsluitend ter uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verstrekken.

  • De raad bepaalt welke, naast de wettelijke taken, tot de overige publieke taken van de gemeente Leusden behoren.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uit hoofde van de treasuryfunctie uitzetten indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van de uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3.

    Tijdelijk overtollige middelen van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.

  • 4.

    Het gebruik van rente-instrumenten (derivaten) om het rendement van beleggingen te verhogen door het aangaan van additionele risico’s is niet toegestaan. Wel toegestaan is het gebruik van rente-instrumenten voor het afdekken van financiële risico’s.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    Binnen de kaders als gesteld in dit artikel onder lid 3 en 4 streeft de gemeente naar spreiding in rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren waarbij de hoofdsom in tact blijft: rekening courant, bedrijfsspaarrekeningen, deposito, forward-deposito, commercial paper, obligaties, achtergestelde obligaties, onderhandse leningen, medium term notes en zero coupons.

  • 2.

    De gemeente kan uitsluitend aandelen houden ter uitoefening van de publieke taak.

Artikel 6. Debiteurenrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de debiteurenrisico’s door uitsluitend transacties aan te gaan met een tegenpartij met een hoge kredietwaardigheid.

  • Uitzettingen

     vinden op basis hiervan plaats bij:

    • a.

      financiële ondernemingen met minimaal een "AA-/Aa3" rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus, voor uitzettingen langer dan drie maanden;

    • b.

      financiële ondernemingen met minimaal een "A/A2" rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus, voor uitzettingen van drie maanden of korter;

    • c.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden geëist c.q. wordt aangegeven waarom deze niet zijn verkregen.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt de interne liquiditeitsrisico’s door de treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning.

Gemeentefinanciering

Artikel 8. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper en medium term notes.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee financiële ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • Ter minimalisering van rentekosten van financieringen gedurende de looptijd geldt de volgende richtlijn:

  • 5.

    Vervroegde aflossing van een lening vindt plaats indien de te betalen boeterente lager is dan de contante waarde van het verschil tussen de contractrente en de op dat moment geldende marktrente voor een vervangende lening gedurende de resterende looptijd.

Artikel 9. Langlopende uitzettingen (beleggingen) Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee financiële ondernemingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Kasbeheer

Artikel 10. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 11. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank als bedoeld onder artikel 10, lid 2.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt, conform artikel 4 lid 1, de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan een jaar zijn: rekening courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s.

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan een jaar zijn slechts de in artikel 6 bedoelde tegenpartijen toegestaan.

  • 6.

    De gemeente vraagt offertes op bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee financiële ondernemingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Relatiebeheer

Artikel 12. Relatiebeheer

  • 1.

    Onder het beheer van relaties met banken en financiële ondernemingen wordt verstaan:

    • -

      het beheer van rekeningen bij verschillende bancaire instellingen;

    • -

      het zorgdragen voor voldoende kredietfaciliteit bij verschillende bancaire instellingen;

    • -

      het zorgdragen voor informatie bij banken en financiële ondernemingen over verdeling van bevoegdheden binnen de gemeente Leusden ten behoeve van een efficiënte afhandeling en minimalisering van risico’s van transacties;

    • -

      evaluatie van (de condities van) het huisbankierschap;

    • -

      het onderhouden van contacten met banken en financiële ondernemingen ten behoeve van de toegang tot en kennis over de ontwikkelingen in de financiële markten.

  • 2.

    De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij geldt als conditie dat banken en financiële ondernemingen voor wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal dienen te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als financieel dienstverlener te hebben ontvangen.

Verantwoordelijkheden

Artikel 13. Bestuurlijke verantwoordelijkheden

De bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Verantwoordelijkheden:

Raad - het vaststellen van de treasurykaders;

  • -

    het houden van toezicht op het gevoerde en te voeren treasurybeleid via bestuurlijke rapportages;

  • -

    het zonodig bijstellen van de treasurykaders.

College - het uitbrengen van advies aan de raad over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury;

  • -

    het uitvoeren van de treasury binnen de in dit statuut gestelde kaders;

  • -

    het rapporteren aan de raad over de uitvoering van de treasuryfunctie via de financieringsparagraaf in de programmabegroting, tussentijdse bestuursrapportages en de programmarekening.

Artikel 14. Uitvoering treasuryfunctie

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de treasuryfunctie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt. Het college legt deze regels vast in een uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een organisatorische infrastructuur om de uitvoering van de treasuryfunctie te kunnen sturen en beheersen en om de interne organisatorische risico’s te minimaliseren. Hiertoe wordt in de uitvoeringsregeling vastgelegd:

    • a.

      welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben;

    • b.

      transparante functiescheidingen tussen beleidsbepaling en –uitvoering en tussen administratie en controle op de financiële transacties ("zes ogen" principe);

    • c.

      een beschrijving van de functies van betrokken partijen en sluitende procedures rondom de uitvoering;

    • d.

      de operationele en beleidsmatige informatievoorziening;

    • e.

      een systeem van periodieke interne controles.

  • 3.

    Periodiek wordt aan de provinciale toezichthouder en het Centraal Bureau voor de Statistiek de verantwoordingsinformatie verschaft zoals voorgeschreven op basis van de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

Bijlage 1 Begrippenlijst

In dit statuut wordt verstaan onder:

Belegging

Het uitzetten van overtollige middelen voor korte of lange termijn.

Debiteurenrisico

Het risico van een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie (onmacht om te betalen) of deficit (tekorten).

Financiering

Het voorzien in de benodigde financiële middelen voor de periode van tenminste een jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Financieringsparagraaf

In de programmabegroting en -rekening opgenomen paragraaf die een dwarsdoorsnede geeft vanuit het perspectief van de financiering. In de begroting worden de beleidsvoornemens voor de treasury weergegeven, in de rekening de realisatie daarvan.

Intern liquiditeitsrisico

Het risico van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasbeheer

Het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot een jaar (geldmarkt).

Kasgeldlimiet

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegrotinguitgaven van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat financiële activa in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Liquiditeitsprognose

Een prognose van de inkomende en uitgaande geldstromen, ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Nettingovereenkomst Een overeenkomst waarin partijen vastleggen dat indien de financiële onderneming niet aan haar verplichtingen kan voldoen, de schulden en vorderingen van partijen met elkaar worden gesaldeerd.

Rating

Een beoordeling van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, toegekend voor zowel de korte als de lange termijn door gespecialiseerde bureaus zoals Moody’s, Fitch en Standard & Poor’s.

Rente-instrumenten (derivaten)

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Rente-instrumenten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Renterisico

Het risico van veranderingen in de rentestructuur oftewel het risico dat in de toekomst de rentelasten van aangetrokken middelen hoger, respectievelijk dat de rente-opbrengsten van uitgezette middelen lager zijn dan een bepaald wenselijk geacht niveau c.q. begroot niveau.

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

Risicobeheer

Alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s zoals het renterisico, koersrisico, debiteurenrisico en liquiditeitsrisico.

Treasuryfunctie

Het geheel van activiteiten dat zich richt op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Bijlage 2 Beschrijving van de toegestane instrumenten

In deze bijlage wordt een beschrijving gegeven van toegestane instrumenten bij de uitvoering van de treasuryfunctie.

Rekening-courant: een girale rekening bij een bank.

Deposito: een niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet. Bij de BNG heeft het deposito een looptijd van minimaal 15 dagen en maximaal 2 jaar minus één dag. De vervalda¬tum wordt van tevoren bepaald. In feite betreft het een schuldbekentenis op naam die niet verhandelbaar is. Het voordeel ten opzichte van rekening-courant is de vaste rentestelling (rekening-courant volgt de geldmarkt en geeft dus meer risico).

Forward deposito: (zie deposito) het rentepercentage wordt op basis van de huidige rentemarkt afgesproken, de storting vindt in de toekomst plaats.

Commercial Paper (CP): een giraal verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd van korter dan twee jaar uitgegeven door niet-banken. CP wordt door beleggers aangeschaft om na afloop van de looptijd weer te worden ingewisseld voor de hoofdsom. Tussentijds is er nauwelijks sprake van handel in deze waardepa¬pieren. Het voordeel ten opzichte van rekening-courant is net als bij het deposito de vaste rentestelling.

Obligatie (en achtergestelde obligatie): een schuldbekentenis aan toonder die kan verschillen qua looptijd en aflossingsmetho¬diek. De Staat dekt een groot gedeelte van zijn financieringsbehoefte met obligaties die in één keer afgelost kunnen worden. Obligaties zijn goed verhandelbaar. Bij dalende rente stijgt de koerswaar¬de, bij stijgende rente daalt de koerswaarde. Aan het einde van de looptijd ontvangt men de hoofdsom terug. Bij een achtergestelde obligatie zijn de verplichtingen van de financiële onderneming die deze heeft afgegeven (bij faillissement) achtergesteld bij alle andere schuldverplichtingen. Hierdoor heeft de obligatie een lagere rating (in de praktijk de minimum toegestane "AA-/Aa3") en een hoger rendement vanwege de risico-opslag.

Onderhandse lening: een schuldbekentenis op naam. Aangezien over de looptijd en aflossings¬methodiek onderhandeld kan worden, kan deze lening optimaal afgestemd worden op de wensen van de geldgever en de geldnemer. Onderhandse leningen die op maat gesneden zijn kunnen echter moeilijker verhandelbaar zijn dan de 'kant-en-klare' onderhandse leningen zonder aflossing.

Medium Term Notes (MTN): heeft kenmerken van zowel de obligatielening (aan toonder) als van de onderhandse lening (onderhandse plaatsing). De minimum looptijd bij uitgifte bedraagt 2 jaar en maximaal 10 jaar. MTN's worden aangeboden in girale vorm in coupures en zijn zeer goed verhandelbaar. De BNG neemt aangeboden MTN’s altijd terug, de gegarandeerde terugkoopprijs van de BNG ligt slechts marginaal onder de verkoopprijs van dat moment. Bovendien is het mogelijk MTN’s aan derden (bijvoorbeeld pensioenfond¬sen) te verkopen. Deze belegging kan dus snel weer liquide gemaakt worden. Het risico van het beleggen in MTN's is gelegen in een stijging van de rentestand, indien het geld tussentijds moet worden opgevraagd. Daartegenover bestaat een mogelijkheid tot het realiseren van een koerswinst in het geval van rentedalingen.

Rente-instrumenten: zie voor toegestane instrumenten de afzonderlijke toelichting (hierna).

Zero-coupon: bij deze beleggingsvorm wordt de rente niet jaarlijks uitgekeerd maar bijgeschreven. Dit betekent dat de rente-opbrengsten worden herbelegd tegen het rente-percentage van de Zero-coupon.

Rente-instrumenten

Voor de afdekking van een rentepositie kan indien nodig gebruik worden gemaakt van rente-instrumenten (ook wel derivaten genoemd). Bij een rente-instrument wordt een afspraak gemaakt over de rente zonder dat daarbij geleend of belegd wordt. Er worden bij het afsluiten of het aflopen van het contract geen hoofdsommen uitgewisseld. Een rentecontract wordt afgesloten om een mogelijke ongunstige rente-ontwikkeling op te vangen.

Rente-instrumenten mogen door de gemeente uitsluitend worden toegepast voor het verminderen van een renterisico of, ten behoeve van gewenste spreiding van renterisico, voor het verschuiven van een renterisico. Voorafgaand aan een dergelijke transactie worden de werking, de kosten en de risico’s die verband houden met het betreffende instrument door het treasurycomité inzichtelijk gemaakt, en afgewogen tegen de toepassing van andere toegestane geld- en kapitaalmarktinstrumenten. Indien gewenst wordt hierbij gebruik gemaakt van advies van een onafhankelijke externe deskundige.

De toegestane rente-instrumenten zijn hieronder opgenomen en nader toegelicht.

Toegestane rente-instrumenten: Omschrijving:

  • 1.

    FRA Fixatie van een toekomstige rente gedurende een bepaalde periode (maximaal 2 jaar)

  • 2.

    Cap / floor / collar Opties op de korte rente

  • 3.

    Interest rate swap Afspraak tot ruil van een vaste rente tegen een variabele rente, of omgekeerd

  • 4.

    Swaption Optie op een Interest rate swap

toelichting:

ad 1. FRA

Een FRA (Future of Forward Rate Agreement) wordt gebruikt voor de fixatie van een toekomstige rente gedurende een bepaalde periode (maximaal 2 jaar). Bij een verwacht tekort in rekening-courant en een verwachte stijgende rente kan de rente gefixeerd worden: een FRA wordt gekocht.

Bij een verwacht overschot en een verwachte dalende rente kan eveneens gefixeerd

worden: een FRA wordt verkocht.

Bij een FRA hebben de koper en de verkoper beiden een plicht. De renterisico’s bij toepassing van een FRA blijven beperkt tot de gemiste kans dat de marktrente op het moment van ingaan van de fixatieperiode gunstiger is dan de afgesproken FRA-rente.

FRA’s kunnen worden toegepast in het cash-management.

ad 2. Cap / floor / collar

De cap, floor en collar zijn rente-opties. Bij een optie heeft de koper van de optie een recht waarvoor hij een optiepremie aan de verkoper betaalt. De verkoper (ook wel ‘schrijver’ genoemd) heeft een plicht. Het maximum verlies voor de koper is het verlies van de optiepremie. Er is geen maximum aan het verlies van de verkoper van de optie, tenzij de verkoper de onderliggende waarde tot zijn beschikking heeft. In dat geval heeft de verkoper slechts een gemiste kans.

Een cap geeft de koper een bescherming tegen een hoge variabele rente. Wanneer een gedeelte van de leningen een variabele rente kent, kan de gemeente de maximaal te betalen rente zekerstellen door een cap te kopen. In dit geval is een cap risicomijdend: tegen betaling van een premie verzekert de gemeente zich van een renteplafond.

Een floor geeft de koper een bescherming tegen een te lage rente bij beleggen. Wanneer de gemeente langdurig een overschot in rekening-courant heeft, dan kan zij de minimaal te ontvangen rente zekerstellen door een floor te kopen. Tegen betaling van een premie verzekert de gemeente zich van een rentebodem.

Een collar is een combinatie van een cap en een floor, waarbij bijvoorbeeld een cap gekocht wordt en een floor geschreven wordt. De te betalen premie voor de cap en de te ontvangen premie van de floor kunnen gesaldeerd worden. Met de collar kan men de rente op een toekomstige financiering binnen een bepaalde bandbreedte fixeren. De te betalen rente zal zich dan binnen twee grenzen bewegen.

ad 3. Interest rate swap (renteswap)

Een renteswap is een ruil tussen een vaste rente en een variabele rente voor een afgesproken tijd en omvang. Een renteswap is te gebruiken voor het wijzigen van het rentetype van reeds gefixeerde leningen.

ad 4. Swaption

Een swaption is een optie op een renteswap. De koper heeft het recht om op de uitoefendatum een swap te starten en de verkoper heeft de plicht. Een swaption wordt in de volgende situaties gekocht:

  • -

    De gemeente wil een renteswap gebruiken voor de fixatie van een in de toekomst af te sluiten lening. Zij verwacht echter dat de rente zal dalen, maar wil het risico niet lopen dat de rente zal stijgen. Wanneer de rente stijgt, oefent de gemeente haar optie uit. Daalt de rente, dan loopt de optie waardeloos af en sluit de gemeente een lening af tegen die lage marktrente.

  • -

    De gemeente wil een investering gaan doen, waarvoor zij de rente van de in de toekomst af te sluiten lening nu wil fixeren. Er is echter nog een kans dat de gehele investering niet door zal gaan en in de toekomst dus ook geen lening nodig is.

  • Het maximum verlies voor de koper van een swaption is het verlies van de optiepremie. Er is geen maximum aan het verlies van de verkoper van de optie, tenzij de verkoper de onderliggende waarde tot zijn beschikking heeft. In dat geval heeft de verkoper slechts een gemiste kans.

Bijlage 3 Indeling van de ratings

Standard & Poor’s / Fitch

Kredietwaardigheid

Moody’s

Lange termijn

 

Lange termijn

AAA

Uitzonderlijke kredietwaardigheid

Aaa

AA+ AA AA-

Uitstekende kwaliteit

Aa1 Aa2 Aa3

A+ A A-

Goede kwaliteit

A1 A2 A3

BBB+ BBB BBB-

Aanvaardbare kwaliteit

Baa1 Baa2 Baa3

BB+ BB BB-

Labiel

Ba1 Ba2 Ba3

B+ B B-

Zwak

B1 B2 B3

CCC CC C

Zeer zwak

Caa Ca C

De - en + ratings (bijvoorbeeld AA-) geven aan dat de rating naar boven (+) of naar beneden (-) neigt. De bureaus Standard & Poor’s en Fitch hanteren dezelfde ratingaanduiding.

Toelichting

Algemeen

De verplichting tot het opstellen van een treasurystatuut vloeit voort uit de Wet Financiering Decentrale Overheden (de Wet fido) en uit artikel 212 van de Gemeentewet. Bij het opstellen van dit statuut is voorts rekening gehouden met:

  • -

    het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • -

    het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

  • -

    de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • -

    de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

Artikel 1

Het treasurybeleid maakt onderdeel uit van het financieel beleid waarvan in lid 1 de doelstelling wordt aangegeven.

Een specifieke relatie ligt er naar het reservebeleid. Vanwege het financieringsoverschot bij de gemeente dient de beleggingsportefeuille (qua samenstelling, omvang en looptijd van beleggingen) te zijn afgestemd op de aanwending van reserves en voorzieningen.

Via het treasurystatuut stelt de raad het kader vast waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het betreft de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten en richtlijnen voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door de gemeentelijke organisatie.

In de financieringsparagraaf in de programmabegroting en –rekening wordt jaarlijks ingegaan op respectievelijk het treasurybeleid in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering.

Het treasurystatuut en de financieringsparagraaf dienen hiermee een transparante uitvoering en verantwoording van het treasurybeleid te bevorderen.

Artikel 2

In dit artikel worden de definitie en de doelstellingen van de treasuryfunctie genoemd. Hierna worden de doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 2a

De treasuryfunctie dient ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Dit houdt in dat gewaarborgd moet zijn dat de gemeente te allen tijde in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten, bijvoorbeeld bij banken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2b

Door haar treasuryactiviteiten loopt de gemeente financiële risico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie om deze risico’s zoals het renterisico, koersrisico, debiteurenrisico en liquiditeitsrisico zo veel mogelijk te beheersen, te beperken en te spreiden. In de artikelen 3 tot en met 7 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 2c

De kosten van het beheer van de geldstromen en de financiële posities bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasuryfunctie om het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 2d

De gemeente streeft naar zo hoog mogelijke rente-opbrengsten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De eerste prioriteit ligt bij het beheersen en beperken van financiële risico’s. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in dit treasurystatuut wordt vervolgens gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 algemeen

Bij het aantrekken van benodigde middelen respectievelijk het uitzetten van overtollige middelen dient de gemeente binnen de wettelijke normen te blijven. De Wet fido legt het zwaartepunt bij risicobeheersing en geeft hiertoe twee kwalitatieve normen. Ten eerste mag het aantrekken en uitzetten van middelen alsmede het verstrekken van garanties alleen plaatsvinden in het kader van de publieke taak (art. 3 lid 1). Ten tweede moeten uitzettingen prudent zijn en staat hierbij voorop dat de gemeente geen overmatige risico’s aangaat (art. 3 lid 2). Er wordt hier derhalve een specifiek onderscheid gemaakt tussen het uitzetten van middelen uit hoofde van de publieke taak en het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury.

Artikel 3, lid 1

De Wet fido geeft geen nadere afbakening van wat tot de publieke taak behoort maar laat dit over aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. In de toelichting bij de wet is alleen aangegeven dat het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren (bankachtige activiteiten) niet tot de publieke taak behoort. Deze activiteiten zijn tevens niet prudent (zie art. 3 lid 2).

Aangezien de gemeente op een aantal gebieden autonoom is en het uiteindelijk om politieke keuzes gaat of gemeentelijke activiteiten al dan niet de publieke taak dienen wordt het primaat van de afbakening van de publieke taak bij de raad gelegd. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.

De uitoefening door het college van de bevoegdheid om te besluiten tot rechtshandelingen zoals het verstrekken van een lening of een garantie kan in bepaalde gevallen ingrijpende gevolgen voor de gemeente hebben. Afhankelijk van de situatie kunnen deze gevolgen zowel bestuurlijk als financieel van aard zijn. Bij deze rechtshandelingen is artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet van toepassing dat regelt dat het college in een dergelijke situatie geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft gebracht.

Artikel 3, lid 2

De Wet fido geeft aan dat uitzettingen van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie een prudent karakter (voorzichtig en verstandig) moeten hebben. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk de financiële waarden te zijner tijd met winst te verkopen is nadrukkelijk niet toegestaan (bankachtige activiteiten zijn verboden).

De richtlijnen en limieten van dit statuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van uitzettingen te garanderen en hebben geen betrekking op verstrekte leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak van de gemeente.

Artikel 3, lid 3

In 2009 is de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) gewijzigd, waarbij verdere beperking is aangebracht ten aanzien van bankachtige activiteiten. De gemeente mag tijdelijk overtollige gelden van een aangetrokken lening voor projectfinanciering uitsluitend uitzetten bij de financiële onderneming waar de lening is aangegaan. De voorwaarden wat betreft de ratings blijven gelden, tenzij een nettingovereenkomst tot salderen van vaste schuld en uitzettingen met de financiële onderneming is afgesloten.

Artikel 3, lid 4

Rente-instrumenten (derivaten) ontlenen hun bestaan aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. In de Wet fido en in de Ruddo is bepaald dat deze instrumenten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Het gebruik van rente-instrumenten om mee te speculeren is niet toegestaan.

In bijlage 2 wordt nader ingegaan op de toegestane rente-instrumenten.

Artikel 4, lid 1

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De wet stelt middels de kasgeldlimiet een grens aan de ruimte voor korte financiering met een rentetypische looptijd van maximaal 1 jaar (de vlottende schuld). De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Bij korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn aangezien een fluctuatie in de rente direct een relatief grote invloed op de rentelasten kan hebben. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Wanneer de vlottende schuld de kasgeldlimiet overschrijdt , dan moet vlottende schuld worden omgezet naar langlopende schuld.

Het percentage voor de kasgeldlimiet wordt vastgesteld bij ministeriële regeling c.q. via de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

Artikel 4, lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de schuld met een rentetypische looptijd vanaf 1 jaar (de vaste schuld) door spreiding in de looptijd van de leningen. Indien een leningenportefeuille gelijkmatig is opgebouwd, zal ook het renterisico over de vaste schuld gelijkmatig in de tijd zijn gespreid. Een verandering in de rente werkt zodoende vertraagd door op de rentelasten in enig jaar. Ingevolge de renterisiconorm mag jaarlijks een bedrag ter grootte van maximaal een percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar worden vernieuwd via herfinanciering en/of renteherziening.

Het percentage voor de renterisiconorm wordt vastgesteld bij ministeriële regeling c.q. via de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

Artikel 4, lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4, lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Periodiek en afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de renteverwachting van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie kan bijvoorbeeld inhouden het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 4, lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5, lid 1

Ten aanzien van de instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen, geldt in de Wet fido als uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. De in dit artikel genoemde producten voldoen aan het criterium van hoofdsomgarantie. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, bedrijfsspaarrekeningen en deposito’s worden geen koersrisico’s gelopen.

In bijlage 2 wordt een nadere beschrijving gegeven van de genoemde toegestane beleggingsinstrumenten.

De gemeente maakt geen gebruik van garantieproducten. Dit zijn beleggingsproducten waarbij aan het einde van de looptijd (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Of er rendement wordt behaald is afhankelijk van de koersontwikkeling van de aandelen. Een rendement van 0% behoort hierdoor tot de mogelijkheden met als bijbehorende consequentie dat de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen. In dat geval is er geen sprake van het genereren van rendement hetgeen strijdig is met de doelstelling van rentemaximalisatie (zie bij artikel 2, lid 2d).

Artikel 5, lid 2

Het is de gemeente niet toegestaan om te beleggen in aandelen. Wel is het toegestaan om aandelen te houden ter uitoefening van de publieke taak .

Artikel 6, lid 1

Ter beperking van debiteurenrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten.

Een (credit)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een onderneming, die wordt verschaft door gespecialiseerde ratingbureaus zoals Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch. Er worden ratings toegekend voor korte en lange termijn. Hierbij wordt het risico van wanbetaling voor de korte respectievelijk de lange termijn geprognosticeerd.

Conform de Ruddo worden in dit artikel alleen ratings voor de lange termijn gehanteerd, omdat deze ratings (in normale tijden) een stabieler beeld geven dan de ratings voor de korte termijn.

Op basis van de Ruddo is bij uitzetting van middelen door een gemeente voor langer dan drie maanden minimaal een "AA-" rating van de geldnemer vereist. Deze rating staat voor "uitstekende kwaliteit"

Bij uitzettingen van drie maanden en korter is minimaal een "A"rating vereist.

De ratings dienen door tenminste twee ratingbureaus aan de betreffende geldnemer te zijn afgegeven.

In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de indeling van de ratings.

Een solvabiliteitsratio van 0% ofwel een solvabiliteitsvrije status is een status die door een bancaire toezichthouder in een Europese lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door overheden. Dit betekent in de praktijk dat de gemeente middelen kan uitzetten bij andere overheden.

In de Ruddo is een landencriterium opgenomen op basis waarvan het slechts is toegestaan om gelden uit te zetten bij financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER), die minimaal over een "AA"rating beschikken .

Artikel 6, lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen en garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Teneinde het debiteurenrisico te verkleinen worden indien mogelijk zekerheden van de debiteuren verlangd en/of voorwaarden gesteld.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente de financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

Artikel 8, lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is op grond van de Wet fido niet toegestaan.

Artikel 8, lid 2

Eigen en externe middelen dienen ter financiering van alle gemeentelijke uitgaven en investeringen (totaal-financiering). Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk met eigen middelen gefinancierd. Externe financieringsmiddelen worden aangetrokken indien de totale financiële positie daartoe aanleiding geeft of bij projectfinanciering van zelfstandige economische eenheden .

Artikel 8, lid 3

In bijlage 2 wordt een nadere beschrijving gegeven van de genoemde toegestane instrumenten.

Artikel 8, lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies (boete-)clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9

Langlopende uitzetting uit hoofde van de treasuryfunctie betreft het uitzetten van middelen voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. De aanvullende richtlijn in lid 2 beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen voor bijvoorbeeld het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10, lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken om betalingen (tijdelijk) te financieren.

Artikel 10, lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door een bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 11, lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot een gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 11, lid 3 en 4

In lid 3 en 4 worden limitatief de mogelijke korte termijn instrumenten benoemd voor de treasury. In bijlage 2 wordt een nadere beschrijving gegeven van de genoemde toegestane instrumenten.

Artikel 12, lid 1

Het onderhouden van goede relaties met banken zorgt er voor dat de gemeente op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen op de financiële markten.

Artikel 12, lid 2

Op het gebied van relatiebeheer wordt beoogd zo gunstig mogelijke condities te realiseren voor af te nemen diensten. De kredietwaardigheid van de banken en financiële ondernemingen (bijv. verzekeraars en pensioenfondsen) is hierbij van eminent belang.

Artikel 12, lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties. De kredietwaardigheideisen van lid 2 zijn voor tussenpersonen niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als financieel dienstverlener hebben ontvangen.

Artikel 13

De bestuurlijke verantwoordelijkheden zijn afgestemd op de duale verhoudingen. De raad heeft kaderstellende en controlerende taken. Het college heeft de bestuursbevoegdheden en legt daarover verantwoording af.

Artikel 14, lid 1 en 2

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het treasurybeleid ligt primair bij het college. In de door het college vast te stellen uitvoeringsregeling worden de verantwoordelijkheden en bevoegdheden geregeld van de functionarissen die binnen de gemeentelijke organisatie betrokken zijn bij het uitvoeren van de treasury-activiteiten. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is hierbij vooral van belang dat er een transparante functiescheiding wordt aangebracht.

Artikel 14, lid 4

Op basis van de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden moet periodiek verantwoordingsinformatie worden verschaft aan de toezichthouder i.c. de provincie Utrecht en aan het CBS. De provincie toetst aan de hand hiervan of de gemeente voldoet aan de kwantitatieve normen voor de netto-vlottende schuld en de vaste schuld: de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Aan het CBS wordt in verband met de bepaling van het EMU-saldo opgave verstrekt van het vorderingensaldo van de gemeente.