Beleidsregels Kindpakket Leusden 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Kindpakket Leusden 2020

Het college van Leusden,

Overwegende dat er een noodzaak bestaat om kinderen uit gezinnen met een laag inkomen te ondersteunen in de maatschappelijke participatie en de schoolkosten,

Gelet op de Algemene Subsidieverordening Leusden 2017,

Besluit vast te stellen:

De Beleidsregels Kindpakket Leusden 2020

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1. De in deze beleidsregels genoemde bedragen zijn de bedragen voor het gehele (school)jaar. Het schooljaar wordt gesteld van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.

  • 2. Bij aanvragen in de eerste helft van het schooljaar (tot 1 januari) worden de volledige bedragen toegekend, bij aanvragen in de tweede helft (na 1 januari) de halve bedragen.

  • 3. Met kinderen worden bedoeld: de ten laste komende kinderen als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub e van de Participatiewet, uitgebreid met (voormalig) ten laste komende kinderen van 18 jaar of ouder die nog schoolgaand zijn.

  • 4. Een schoolgaand kind is een kind dat het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs volgt, of ingevolge zijn leerplicht na het behalen van een VMBO-diploma een andere vorm van onderwijs volgt.

  • 5. Het inkomen is het netto inkomen in de maand van aanvraag, tenzij in die maand een afwijkend inkomen is genoten (b.v. vanwege vakantiegeld, bonusuitkeringen, e.d.). In dat geval geldt het meest recente representatieve inkomen.

  • 6. Voor zelfstandigen geldt 1/12de deel van het netto jaarinkomen volgens de aanslag van de Belastingdienst over het voorgaande jaar.

  • 7. Bij de bepaling van het inkomen zijn de artikelen 31 en 32 van de Participatiewet van toepassing. Artikel 33 van de Participatiewet is niet van toepassing.

  • 8. Het vermogen blijft bij de beoordeling van de aanvraag buiten beschouwing.

Artikel 2 Doelgroep algemeen

De bijdragen die met deze beleidsregels worden bepaald zijn beschikbaar voor kinderen die:

  • a.

    deel uitmaken van een huishouden met een gezamenlijk netto inkomen van maximaal 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een eventuele kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet, of

  • b.

    deel uitmaken van een huishouden dat een minnelijke of wettelijke schuldregeling volgt of dat een stabilisatietraject (fase 1) volgt ter voorbereiding op een schuldenregeling;

  • c.

    en bovendien behoren tot de specifieke doelgroep zoals beschreven in de artikelen 4 tot en met 8.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1. De bijdragen dienen schriftelijk te worden aangevraagd.

  • 2. Inwoners die op peildatum 1 juli van het jaar een uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ ontvangen krijgen een Kledingpas voor de kinderen ambtshalve uitgereikt. Voor kinderen uit overige gezinnen dient een aanvraag te worden ingediend.

  • 3. De voorzieningen kunnen via één gecombineerd formulier worden aangevraagd, maar kunnen ook afzonderlijk worden aangevraagd.

  • 4. Aanvragen voor de Kledingpas, de schoolkosten voor brugklassers en de Meedoenbijdrage voor de bovenbouw kunnen worden ingediend in de periode van mei tot en met september van elk jaar.

  • 5. Aanvragen voor huiswerkbegeleiding en luiergeld kunnen worden ingediend vanaf het moment dat de kosten zich voordoen.

  • 6. Inwoners die in de loop van het jaar tot de doelgroep zijn gaan behoren kunnen een aanvraag indienen vanaf het moment dat zij aan de voorwaarden zijn gaan voldoen.

Artikel 4 Kledingpas

  • 1. Doelgroep: schoolgaande kinderen als bedoeld in artikel 1 lid 4.

  • 2. De Kledingpas is een cadeaukaart met een saldo van € 150,-, te besteden in winkels in Leusden en Amersfoort die zijn aangesloten bij de Fashioncheque.

  • 3. De voorwaarden en regels die de uitgever van de Kledingpas stelt zijn onverkort van toepassing.

  • 4. De Kledingpas mag niet worden ingewisseld voor contant geld of een andere cadeaukaart.

  • 5. Er hoeft geen verificatie van de besteding te worden overlegd.

Artikel 5 Schoolkosten brugklassers

  • 1. Doelgroep: kinderen die naar de brugklas van het voortgezet onderwijs gaan.

  • 2. De bijdrage is een cadeaukaart met een saldo van € 100,-, te besteden in winkels in Leusden en Amersfoort die zijn aangesloten bij de Fashioncheque.

  • 3. Bij de aanvraag wordt een (kopie van een) bewijsstuk gevraagd dat aantoont dat het kind naar de brugklas gaat.

  • 4. De voorwaarden en regels die de uitgever van de Kledingpas stelt zijn onverkort van toepassing.

  • 5. De Kledingpas mag niet worden ingewisseld voor contant geld of een andere cadeaukaart.

  • 6. Er hoeft geen verificatie van de besteding te worden overlegd.

Artikel 6 Meedoen bovenbouw

  • 1. Doelgroep: kinderen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.

  • 2. De bijdrage is € 150,- per schooljaar.

  • 3. De bijdrage is – na toekenning – beschikbaar tot uiterlijk 1 juli van het volgende jaar.

  • 4. Bij de aanvraag wordt een (kopie van een) bewijsstuk gevraagd dat aantoont dat het kind in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zit.

  • 5. Uitbetaling van de bijdrage gebeurt na overleg van een (kopie van een) bewijs van deelname aan de activiteit of bezoek aan het evenement, bijvoorbeeld een toegangsbewijs.

Artikel 7 Huiswerkbegeleiding

  • 1. Doelgroep: kinderen in het voortgezet onderwijs.

  • 2. De bijdrage is niet beschikbaar voor leerlingen in het Praktijkonderwijs of het Voortgezet Speciaal Onderwijs.

  • 3. De huiswerkbegeleiding kan enkel worden vergoed wanneer uit de schoolrapporten of de gegevens uit Magister de schoolresultaten onvoldoende blijken.

  • 4. Indien de school zelf kostenloos huiswerkbegeleiding aanbiedt, geldt dat als een voorliggende voorziening, als gevolg waarvan er geen vergoeding vanuit deze regeling kan worden verstrekt.

  • 5. Wanneer de school huiswerkbegeleiding aanbiedt waar wel kosten aan verbonden zijn, of wanneer de school in het geheel geen huiswerkbegeleiding aanbiedt, kan de aanvrager begeleiding afnemen bij een begeleider naar eigen keuze.

  • 6. De vergoeding bedraagt maximaal € 600,- per jaar.

  • 7. De vergoeding wordt eenmalig toegekend.

Artikel 8 Luiergeld

  • 1. Doelgroep: ouders van kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 3 jaar.

  • 2. De vergoeding bedraagt € 24,- per maand.

  • 3. Er hoeft geen verificatie van de besteding te worden overlegd.

Artikel 9 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan gemotiveerd worden afgeweken van de bepalingen in de artikelen 1 en 2.

Ondertekening

Het college van de gemeente Leusden,

H.W. de Graaf – Koelewijn

Directeur-secretaris

G.J. Bouwmeester

Burgemeester

TOELICHTING

Het kabinet, meer bepaald de voormalig staatssecretaris Klijnsma, heeft met ingang van 2017 structurele middelen beschikbaar gesteld ad € 85 miljoen. Dit is onderdeel van het plan “Kansen voor alle kinderen”.

Het doel van dit plan is om kinderen, die opgroeien in gezinnen met een laag inkomen, alle kansen te geven om mee te doen en om zich te ontwikkelen.

In deze beleidsregels worden de voorzieningen geregeld, die in het kader van dit plan in Leusden beschikbaar zijn. Het betreffen hier de voorzieningen die gekoppeld zijn aan het schooljaar, en dus per schooljaar kunnen worden aangevraagd en uitgekeerd.

TOELICHTING PER ARTIKEL

Artikel 1 Algemene voorwaarden

De bijdragen zijn in hoofdzaak bedoeld voor schoolgaande kinderen. Dit zijn dan vrijwel alle kinderen vanaf 4 jaar. Daarom zijn de bijdragen gekoppeld aan het schooljaar, met uitzondering van het luiergeld.

Voor het overgrote deel gaat het om kinderen op de basisschool en in het voortgezet onderwijs. Kinderen die – op hun 16de – van het VMBO komen, moeten nog tot hun 18de onderwijs volgen, in de regel op een MBO. Dit omdat zij nog leerplichtig zijn. Ook deze kinderen worden gerekend tot de doelgroep, tot zij niet meer leerplichtig zijn of recht gaan krijgen op studiefinanciering. MBO-studenten, die nog geen 18 jaar zijn, kunnen ingevolge de Wsf enkel een reisproduct (OV-kaart) krijgen. Zij krijgen geen beurs of studielening.

Er kunnen kinderen zijn die hier buiten vallen, maar dat zullen slechts enkelen zijn, onder andere kinderen die thuis onderwijs krijgen van de ouders. Deze kinderen zullen aanmerkelijk minder schoolkosten hebben, die bovendien door de ouders zelf kunnen worden bepaald.

In bijzondere, of nijpende gevallen kan via het negende lid een toekenning volgen.

Artikel 2 Doelgroep algemeen

In het algemeen zijn de regelingen bedoeld voor alle kinderen die deel uitmaken van een huishouden met een gezamenlijk netto inkomen van niet meer dan 130% van de bijstandsnorm.

Ook kinderen uit gezinnen die een schuldregeling volgen, of die een stabilisatietraject (fase 1) volgen ter voorbereiding op een schuldregeling, horen erbij, ongeacht het inkomen. Het moet dan wel een regeling betreffen die wordt uitgevoerd door een schuldregelaar die lid is van de NVVK of door een advocaat, bewindvoerder of curator. Hierbij is het inkomen niet van belang: omdat zij een schuldregeling volgen, blijft er slechts een absoluut minimum over voor allerlei uitgaven voor de kinderen. Bij een schuldregeling (met name door een curator) moet het wel gaan om een regeling voor – geheel of mede – de persoonlijke schulden van de inwoner. Wanneer de schuldregeling uitsluitend betrekking heeft op de schulden van het (voormalige) bedrijf, behoort de inwoner niet tot de doelgroep.

De regelingen zijn bedoeld voor ten laste komende kinderen, zoals bedoeld in de Participatiewet. Dat is dan een “kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn.”.

Ook de Klijnsma gelden zelf zijn bedoeld voor kinderen van 0 tot 18 jaar.

Hieruit volgt, dat kinderen vanaf het moment dat zij 18 jaar worden, niet meer in aanmerking zouden komen voor deze regelingen. Maar als zij nog op school zitten (dat als voorwaarde wordt gesteld), dan kunnen zij geen uitkering krijgen en geen studiefinanciering (Wsf). Zij kunnen wel een bijbaantje hebben, maar dat kan elk kind vanaf 15 jaar. En zij maken aanspraak op een tegemoetkoming in de schoolkosten volgens de Wtos, maar ook dat kan (praktisch) elk schoolgaand kind. Deze regelingen zijn bedoeld als extra ondersteuning.

Wanneer het kind nog op school zit, dan maakt het feitelijk niet uit hoe oud het kind is. Zijn leven is hetzelfde als dat van zijn klasgenoten. Kinderen in de zesde klas van het VWO of Gymnasium worden in de loop van het schooljaar 18 jaar, en zouden dus buiten de doelgroep vallen. Ook kan een schoolgaand kind 18 jaar of ouder zijn als hij een keer is blijven zitten of als hij is doorgestroomd van HAVO naar VWO.

In hoofdzaak gaat het hier om kinderen in de zesde klas van het VWO of Gymnasium, met mogelijk een enkele Havist.

Met basis- en voortgezet onderwijs is tevens inbegrepen het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) en het PraktijkOnderwijs (PrO).

Binnen de afzonderlijke bepalingen worden nadere criteria gesteld, gericht op het doel van de specifieke voorziening.

Artikel 3 Aanvraag

De meeste vergoedingen zijn bedoeld voor schoolgaande kinderen, en zijn ook vaak gerelateerd aan het schooljaar. Het is dan ook handig om de vergoedingen aan het begin van het schooljaar toe te kennen, en dus om ook de aanvragen vóór het begin van het schooljaar in te dienen.

De Kledingpas wordt ambtshalve verstrekt aan alle kinderen van gezinnen die een Pw-uitkering ontvangen. De peildatum is 1 juli, zodat deze kinderen aan het begin van het nieuwe schooljaar over de pas zullen beschikken.

De overige vergoedingen kunnen niet ambtshalve worden verstrekt, omdat het bij de uitvoeringsorganisatie niet bekend is naar welke school elk kind gaat en in welke klas het kind zit.

Belanghebbenden kunnen alle regelingen via één aanvraagformulier tegelijk aanvragen, met uitzondering van de huiswerkbegeleiding en het luiergeld. Dit mag voor zich spreken. Deze twee regelingen kunnen op elk moment in het jaar worden aangevraagd.

De regelingen hoeven niet per se in één keer te worden aangevraagd. Het is voor te stellen, dat een bovenbouwscholier pas in de loop van het jaar een activiteit wil gaan doen, en dan pas een bijdrage wil aanvragen. Een aanvraag in één keer heeft wel de voorkeur.

Artikel 4 Kledingpas

Kleding voor kinderen is één van de grootste kostenposten voor ouders. Tegelijk is het waarschijnlijk ook één van de belangrijkste aandachtspunten voor de kinderen zelf. Via kleding kunnen kinderen zich onderscheiden, of juist niet uit de toon vallen. En uiteraard, kinderen groeien en hebben daardoor steeds weer nieuwe kleren nodig.

Er is een cadeaukaart beschikbaar, Fashioncheque, specifiek bedoeld voor besteding in kleding- en schoenenzaken. In Leusden is de Fashioncheque te gebruiken in 12 kleding- en schoenenwinkels. De cheque die aan de doelgroep wordt uitgereikt is alleen te besteden in Leusden en Amersfoort, niet elders in het land en ook niet bij webwinkels. Hiermee wordt beoogd om de Leusdense middenstand een impuls te geven. Om de doelgroep toch voldoende keuzes te geven, is de cheque ook in Amersfoort te besteden.

Artikel 5 Schoolkosten brugklassers

Kinderen die naar de middelbare school gaan, dus brugklassers, hebben spullen nodig die zij op de basisschool nog niet nodig hadden. Allereerst een schooltas, maar ook alle kleinere schoolspullen, zoals schrijfgerei, een rekenmachine enzovoort. Als tegemoetkoming in de kosten voor de aanschaf van deze spullen is voor brugklassers een bijdrage beschikbaar van € 100,-.

Het betreft een eenmalige bijdrage per kind. Dus een kind dat de brugklas over moet doen, kan niet nog eens een bijdrage krijgen.

Ook deze bijdrage wordt geleverd in de vorm van een Fashioncheque. Hiervoor is gekozen, omdat ook de Bruna-vestiging in Leusden is aangesloten bij de Fashioncheque. Kinderen kunnen dan schoolspullen kopen bij de Bruna en bij de HEMA.

Bij de aanvraag moet de ouder aantonen dat het kind inderdaad naar de brugklas gaat.

Er hoeven echter naderhand geen bewijsstukken te worden overlegd om aan te tonen dat er ook inderdaad schoolspullen zijn aangeschaft. De veronderstelling is, dat een brugklassers hoe dan ook deze spullen nodig heeft. Vanuit de school wordt dit immers verlangd. Veel scholen hebben ook een lijst opgesteld van schoolspullen die de nieuwe brugklasser behoort te hebben.

Daarnaast gaat het om een verzameling spullen, die per artikel weinig kosten, maar in totaal gemakkelijk boven de € 100,- kunnen komen. Het gaat te ver om van elk artikel van een paar euro’s de bonnetjes te overleggen.

Artikel 6 Meedoen bovenbouw

Via Jeugdfonds de Boom kunnen kinderen een bijdrage krijgen voor b.v. de contributie voor een (sport)vereniging, een culturele activiteit, enz. Deze bijdrage is een toevoeging hierop.

Kinderen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (klassen 4, 5 en 6) verkeren in een levensfase waar mee kunnen doen met hun leeftijdgenoten cruciaal is voor hun ontwikkeling. Vanaf het vijftiende levensjaar is de “peer”-groep het belangrijkste referentiekader voor deze kinderen. Vanaf deze leeftijd beginnen kinderen ook meer zelfstandig dingen te doen.

Een kind dat niet mee kan doen, kan in een sociaal isolement terecht komen of een sociale achterstand oplopen, die moeilijk is in te halen. De activiteiten waar zij aan mee willen doen zijn vaak duurder dan de bijdrage die de Boom kan bieden. Het kan ook vaak gaan om activiteiten die niet door de Boom worden ondersteund, maar waar de jongeren wel mee bezig zijn.

Daarom wordt voor deze groep een bijdrage beschikbaar gesteld, te besteden aan eender welke activiteit dan ook. Het kan gaan om het bezoeken van een festival, een evenement, of een dagje ergens naar toe. De bijdrage kan ook worden gebruikt voor een abonnement (niet op een tijdschrift), b.v. voor het zwembad, een seizoenkaart, museumjaarkaart e.d.

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld van € 150,- per schooljaar. Het kind kan dit aan meerdere doelen, evenementen, enz. besteden op meerdere momenten, tot het bedrag van € 150,- is bereikt.

Het is bedoeld om het kind de mogelijkheid te geven om samen met vrienden of klasgenoten iets te doen, zodat hij niet thuis moet blijven, terwijl zijn vrienden allemaal naar het dance-festival of de voetbalwedstrijd zijn. Maar het gaat te ver om verificaties te vragen als bewijs dat hij met vrienden was. We gaan ervan uit, dat iemand niet zo snel in zijn eentje een festival bezoekt. En dan nog: het is ook niet erg als hij wel alleen ergens naar toe is geweest, b.v. een museum.

Uit de verificatiebepaling volgt, dat alleen die activiteiten kunnen worden vergoed waar ook een verificatie beschikbaar is. Hierdoor kunnen sommige activiteiten niet worden vergoed, b.v. bezoek aan de kermis. Omdat wij toch op de een of andere manier willen kunnen controleren of de bijdrage ook aan het doel is besteed, is dit een beperking die wij accepteren.

In de geest van het beoogde doel, namelijk meedoen, wordt coulant omgegaan met de verificatiebepaling. Het is niet zo belangrijk wat voor bonnetje men laat zien, als ze maar iets laten zien.

De ouder(s) kunnen vooraf een aanvraag indienen. Een toekenning blijft één schooljaar geldig en de bijdrage blijft gedurende dat schooljaar beschikbaar. Na overleg van een verificatie wordt het bedrag zo spoedig mogelijk uitgekeerd.

Artikel 7 Huiswerkbegeleiding

Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben om voldoende onderwijsresultaten te halen kunnen gebruik maken van huiswerkbegeleiding of bijles. Voor minder draagkrachtige ouders is dit vaak niet betaalbaar, wat voor een vorm van kansenongelijkheid zorgt.

Omdat we willen dat kinderen (gelijke) kansen krijgen om zich te ontwikkelen, willen we ouders met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum tegemoet komen in de kosten die zij hebben voor de bijles voor hun kinderen.

De bijdrage is niet voor PrO- en VSO-scholieren. In deze onderwijsvormen is al meer begeleiding aanwezig dan op reguliere scholen. Een extra bijdrage voor huiswerkbegeleiding wordt daarom niet nodig gevonden.

Uit de schoolrapporten moet blijken dat het kind achterblijft. Er moet een reëel risico zijn dat het kind blijft zitten. De bijdrage is dus niet bedoeld om het gemiddelde cijfer op te krikken of om één onvoldoende weg te poetsen.

De bijdrage wordt voor één schooljaar toegekend. De begeleiding beoogt, om het kind te leren structuur en zelfdiscipline bij te brengen, waardoor de begeleiding een eenmalige traject moet zijn, die overigens uit meerdere sessies kan bestaan.

Artikel 8 Luiergeld

De Klijnsmagelden zijn bedoeld voor kinderen van 0 tot 18 jaar. Dus ook voor baby’s. Voor deze allerkleinsten is maatschappelijke participatie nog geen thema. De behoeften van baby’s zijn nog basaal: voedsel, veiligheid en zich lekker voelen. Baby’s voelen zich lekker in een schone luier, maar voor de ouder(s) is dat wel een kostenpost. Daarom is deze tegemoetkoming beschikbaar. Volgens het Nibud zijn de kosten van luiers te stellen op € 24,- per maand.

Ouders kunnen een aanvraag indienen zodra de kosten zich voordien. De tegemoetkoming blijft beschikbaar tot het kind 3 jaar oud wordt, maar wordt steeds voor maximaal 12 maanden toegekend. Er moet dus jaarlijks een aanvraag worden ingediend. De reden is, dat de situatie kan veranderen: als het een alleenstaande ouder betreft, kan er sprake gaan zijn van een samenwoning. Of men kan zijn verhuisd, of het gezinsinkomen kan zijn gestegen, enzovoort.

Er hoeft geen bewijs te worden geleverd van aanschaf van de luiers en of het kind ook tot zijn derde jaar luiers draagt.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Deze bepaling dient om in de voorkomende gevallen, in het kader van maatwerk, toch een bijdrage toe te kennen. Het is beoogd om uitzonderingen mogelijk te maken, niet om als regel aan elke niet-rechthebbende een bijdrage toe te kennen. Daarom dient ook bij elke toepassing van de hardheidsclausule een motivering te worden geleverd.