Regeling vervallen per 19-02-2015

Algemene Subsidieverordening 2004

Geldend van 01-01-2011 t/m 18-02-2015

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2004

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2004

BESLUIT van Provinciale Staten van 30 januari 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 51), gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 16 december 2005 (Prov. Blad 2005, nr. 94), gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 19 december 2008 (Prov. Blad 2009, nr. 40), laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 17 december 2010 (Prov. Blad 2010, nr. ) maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Provinciewet, bekend Algemene Subsidieverordening 2004

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN  

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    waarderingssubsidie: een subsidie die ten doel heeft uitdrukking te geven aan enige waardering van de provincie voor (een) activiteit(en) van de aanvrager;

  • b.

    exploitatiesubsidie: een per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon;

  • c.

    projectsubsidie: een subsidie anders dan een waarderings- of een exploitatiesubsidie.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1 Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies waarover niet bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2 De verordening geldt niet in de gevallen genoemd in artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht tenzij Gedeputeerde Staten anders bepalen.

Artikel 3 Wie beslist

Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, zijn Gedeputeerde Staten het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Wie komt voor subsidie in aanmerking

Een subsidie wordt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, alleen verstrekt aan een rechtspersoon, een maatschap of een vennootschap.

  • 1.

    Indien dit voortvloeit uit de aard van de activiteit kan een subsidie ook worden verstrekt aan één of meer (groepen van) natuurlijke personen.

Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten op het terrein van openbare orde en veiligheid, economie, onderwijs, toerisme, recreatie, werkgelegenheid, welzijn, zorg, cultuur, verkeer, vervoer, infrastructuur, ruimte, volkshuisvesting, groen, natuur en milieu, landbouw en water.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen, indien zij van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid gebruik willen maken, per beleidsterrein of onderdelen van beleidsterreinen nadere regels vast waarin tenminste wordt gepreciseerd welke activiteiten op basis van welke criteria voor subsidie in aanmerking komen.

  • 3 Van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten slechts gebruik worden gemaakt voor zover zij nadere regels hebben vastgesteld zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 6 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen voor subsidies op door hen te bepalen beleidsterreinen of onderdelen van beleidsterreinen jaarlijks of per ander tijdvak een subsidieplafond vaststellen.

  • 2 Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst tenzij Gedeputeerde Staten bij het vaststellen van een subsidieplafond bepalen dat het beschikbare bedrag op een andere wijze wordt verdeeld.

  • 3 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de bekendmaking van een besluit zoals bedoeld in het eerste lid en vermelden hierbij op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 7 Exploitatiesubsidies

Op het verstrekken van een exploitatiesubsidie is hoofdstuk 5 van deze verordening van toepassing naast het bepaalde in de overige hoofdstukken.

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regel een persoon of commissie aanwijzen, belast met het adviseren inzake te nemen subsidiebesluiten.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 9 Eisen aanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij Gedeputeerde Staten of een door dit college aangewezen instantie.

  • 2 Een aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting zoals bedoeld in artikel 4:63 Awb, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

  • 3 Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4 De aanvrager dient een beschrijving te geven van eventuele organisatorische verbanden met andere rechtspersonen en van eventuele banden van financiële aard die blijvend van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen per beleidsonderdeel nadere regels stellen over de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend, en over de stukken die de aanvrager daarbij moet overleggen.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen, dat een aanvraag ook digitaal kan worden ingediend mits de aanvraag is voorzien van een elektronische handtekening en voldoet aan andere door Gedeputeerde Staten te stellen voorwaarden.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1 Op een aanvraag wordt binnen twaalf weken na indiening beslist, mits deze aan alle vereisten voldoet.

  • 2 In de gevallen waarin een aanvraag om exploitatiesubsidie betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, begint de termijn van twaalf weken te lopen op de dag na die waarop de provinciale begroting voor het eerst volgende boekjaar door Provinciale Staten is vastgesteld.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing zoals bedoeld in het eerste en tweede lid voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 11 Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Niet subsidiabel zijn:

    • a.

      door de aanvrager verrekenbare, dan wel compensabele BTW;

    • b.

      kosten die samenhangen met financiële of contractuele verplichtingen aangegaan voordat een projectsubsidie is aangevraagd tenzij sprake is van kosten voor onderzoek, voorlichtingsactiviteiten of het ontwikkelen van plannen met betrekking tot de in de aanvraag genoemde activiteiten.

  • 2 Indien na de subsidieaanvraag financiële of contractuele verplichtingen worden aangegaan die betrekking hebben op de in de aanvraag genoemde activiteiten en Gedeputeerde Staten besluiten tot (gedeeltelijke) weigering van de aanvraag, zijn de consequenties van het aangaan van voornoemde verplichtingen voor risico van de aanvrager.

Artikel 12 Subsidiebedrag en -soort

 

  • 1.

    Bij een exploitatie- of projectsubsidie bedraagt de subsidie ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in nadere regels of bij individuele beschikking afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3.

    Bij de subsidieverlening geven Gedeputeerde Staten aan of sprake is van een waarderings-, een exploitatie- of een projectsubsidie.

 

Artikel 13 Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verleend, indien daarvoor door Provinciale Staten op de provinciale begroting voor het desbetreffende boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld.

  • 2.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

 

Artikel 14 Weigeringsgronden

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algeme ne wet bestuursrecht genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de provincie;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden –hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden- kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de continuïteit van de activiteiten van de aanvrager niet voldoende is gewaarborgd;

  • f.

    de subsidieverlening anderszins niet past binnen het beleid van de provincie;

  • g.

    de subsidie beschouwd moet worden als een steunmaatregel in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dan wel

  • h.

    de subsidie in strijd is met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 16.1 Verplichtingen algemeen

 

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle gewenste inlichtingen te verstrekken.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat tenminste vergezeld van:

    • a.

      een financieel verslag met een accountantsverklaring overeenkomstig artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht indien de verleende exploitatie- of projectsubsidie € 125.000,00 of meer bedraagt; Instellingen die een structureel exploitatiesubsidie ontvangen wordt de mogelijkheid geboden om provinciale projectsubsidies via de reguliere jaarlijkse rekening en verantwoording ter subsidievaststelling aan te bieden. Voorwaarde is dat de aan het project toe te rekenen uitgaven en inkomsten expliciet in de jaarverantwoording zijn opgenomen.

    • b.

      een financieel verslag gewaarmerkt door (het bestuur van) de subsidieontvanger indien de verleende exploitatie- of projectsubsidie minder bedraagt dan € 125.000,00, en

    • c.

      bewijsstukken van publicaties zoals bedoeld in het vierde lid.

  • 2.A

    Indien de subsidie, die is toegekend aan medeoverheden, wordt gefinancierd uit middelen die aan de Provincie door het Rijk ter beschikking zijn gesteld dan wel (mede) met eigen provinciale (autonome) middelen, kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder a en b, de verantwoording plaatsvinden volgens de krachtens Financiële-verhoudingswet en aanverwante regelgeving vormgegeven SiSa-systematiek. Voor zover toepassing van de SiSa-systematiek nog niet wettelijk is geregeld wordt deze niettemin toegepast voor zover dit tussen de betreffende overheden is overeengekomen.

  • 2.B

    Het bepaalde in lid 2A kan met terugwerkende kracht van toepassing worden verklaard op verleende subsidies die nog niet zijn vastgesteld.

  • 3.

    Behoudens in geval van waarderingssubsidies verzekert de subsidieontvanger zich tegen de door Gedeputeerde Staten aangegeven risico’s. De subsidieontvanger sluit in ieder geval een adequate verzekering tegen de risico's van wettelijke aansprakelijkheid en van brandschade. Voorts sluit de subsidieontvanger een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor haar bestuurder(s) indien het totaal aan subsidies voor de betrokken subsidieontvanger over een jaar € 50.000,-- of meer bedraagt. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dienen de polisbladen desgevraagd te worden overgelegd.

  • 4.

    Indien door of namens de subsidieontvanger een of meer publicaties worden gedaan met betrekking tot de te subsidiëren activiteit, dient door middel van het actuele logo van de provincie plus de vermelding “gesubsidieerd door de Provincie Limburg” te worden aangegeven dat het project gerealiseerd wordt met financiële steun van de provincie.

  • 5.

    Het object waarvoor een projectsubsidie is verleend mag niet binnen een periode van 10 jaar na realisering daarvan worden vervreemd, verhuurd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij Gedeputeerde Staten hier uitdrukkelijk toestemming voor verlenen. In het laatste geval kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat een vergoeding verschuldigd is, waarbij bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan wordt van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen.

  • 6.

    De subsidieontvanger die een exploitatie- of projectsubsidie ontvangt richt zijn (financiële) administratie dusdanig in, dat daarin een strikte scheiding wordt aangebracht tussen de gesubsidieerde en de overige activiteiten.

     

Artikel 17 Verplichtingen bij aanbesteding

 

  • 1.

    De subsidieontvanger die een exploitatie- of projectsubsidie ontvangt, neemt de bepalingen van de 'Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring' in acht bij de verlening van opdrachten voor leveringen, diensten of werken in het kader van de uitvoering van activiteiten die met die subsidie worden gefinancierd.

  • 2.

    Indien een mede door de provincie gesubsidieerde opdracht op grond van vigerende Europese of nationale bepalingen verleend moet worden overeenkomstig de Europese aanbestedingsrichtlijnen neemt de subsidieontvanger die richtlijnen in acht.

Artikel 18 Andere verplichtingen van de subsidieontvanger  

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsi die.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 19 Vergoeding bij vermogensvorming  

  • 1 In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten een vergoeding verschuldigd, welke bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

  • 2 De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de provincie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het een onroerende zaak betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling, en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

  • 5 Ingeval sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, dan wel, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, kennelijke beëindiging van de activiteiten en indien de instelling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in staat is de eventueel resterende gelden of (on)roerende zaken overeenkomstig de doelstelling van de instelling aan te wenden, wordt het positief liquidatiesaldo bij voorrang ter beschikking gesteld van de provincie Limburg, indien een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2: 393, lid 1 Burgerlijk Wetboek opgestelde (liquidatie)rekening toelaat.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regel afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 20 Eisen aanvraag

  • 1 Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt schriftelijk ingediend bij Gedeputeerde Staten, of een door dit college aangewezen instantie, binnen zes maanden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 1 In afwijking van het gestelde onder lid 1, sub a geldt dat, indien de SiSa-systematiek van toepassing is, de aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend conform de daarvoor binnen deze systematiek geldende termijnen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen over de stukken die de aanvrager bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet overleggen.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen bepalen, dat een aanvraag ook digitaal kan worden ingediend mits de aanvraag is voorzien van een elektronische handtekening en voldoet aan andere door gedeputeerde staten te stellen voorwaarden.

  • 4 Bij de verlening van een waarderings- of projectsubsidie kan het subsidie, ter beoordeling van gedeputeerde staten, bij de verlening tegelijkertijd worden vastgesteld.

     

Artikel 21 Accountantsverklaring  

  • 1 Indien bij de aanvraag om subsidievaststelling een accountantsverklaring moet worden overgelegd conform artikel 16, lid 2 en lid 2A, moet uit de verklaring van getrouwheid blijken of de subsidieontvanger de toepasselijke subsidiebepalingen en -voorschriften heeft nageleefd en of de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor deze ter beschikking is gesteld.

  • 2 De door Gedeputeerde Staten aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant hiermee instemt.

     

Artikel 22 Beslistermijn  

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen twaalf weken op een aanvraag tot subsidievaststelling, mits deze aan alle wettelijke voorschriften voldoet.

  • 2 Indien de SiSa-systematiek zoals genoemd in artikel 16.1 in lid 2A van toepassing is, begint de beslistermijn te lopen op de dag nadat de financiële verantwoording in de SiSa-bijlage door Gedeputeerde Staten is ontvangen.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

HOOFDSTUK 5 PER BOEKJAAR VERSTREKTE SUBSIDIES AAN RECHTSPERSONEN

Artikel 23 Toepasselijkheid hoofdstuk 5

 

  • 1.

    De bepalingen in dit hoofdstuk zijn aanvullend op de overige bepalingen van deze verordening. Dit hoofdstuk en het bepaalde in afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regel afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

     

Artikel 24 Vereiste toestemming

Voor de handelingen genoemd in artikel 4:71, lid 1 sub a, e, f en g van de Algemene wet bestuursrecht heeft de subsidieontvanger toestemming nodig van Gedeputeerde Staten.  

Artikel 25 Egalisatiereserve  

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over de maximale jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve en over de maximale omvang van de egalisatiereserve.

Artikel 26 Financieel verslag

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op het financiële verslag.  

Artikel 27 Extra taak accountant  

  • 1 Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht, onderzoekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen bij de subsidieverlening een aanwijzing vast over de reikwijdte en de intensiteit van de controle als bedoelt in artikel 4:78, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

     

Artikel 28 Vast budget

 

  • 1.

    Exploitatiesubsidies kunnen jaarlijks verleend worden in de vorm van een vast budget gedurende een vooraf door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode mits er al gedurende tenminste één jaar een exploitatiesubsidie is verstrekt.

  • 2.

    Voor het eerste jaar waarover een subsidie in de vorm van een vast budget wordt verleend en voor de daarop volgende jaren, is de hoogte van het budget gelijk aan de door Gedeputeerde Staten verleende subsidie over het voorafgaande boekjaar, aangepast aan de te verwachten ontwikkelingen van lonen en prijzen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere omstandigheden de hoogte van het budget wijzigen zodat de subsidieontvanger in staat blijft het gegeven voorzieningenniveau te handhaven.

     

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN  

Artikel 29 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen, die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.  

Artikel 30 Hardheidsclausule  

  • 1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien toepassing van het bepaalde in deze verordening, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen van enige bepaling afwijken indien een provinciaal subsidie wordt verleend ter cofinanciering van een Europees Programma, en waarbij dit met het oog op harmonisatie van procedures wenselijk danwel noodzakelijk is. In deze gevallen wordt conform de in partnerschapsverband vastgelegde regels danwel overeengekomen afspraken gehandeld.

Artikel 31 Tijdelijke regelingen  

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tijdelijke zelfstandige regelingen vast te stellen waarvan de duur maximaal 4 jaren bedraagt en waarvoor een van te voren vaststaand budget ter beschikking staat.  

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2004 tenzij over deze verordening een referendum wordt gehouden. In dat geval treedt de verordening, al dan niet gewijzigd, in werking op een door Gedeputeerde Staten nader te bepalen tijdstip.  

Artikel 33 Vervallen verordening en overgangsrecht  

Aanvragen die vóór inwerkingtreding van deze gewijzigde Algemene Subsidieverordening 2004 zijn ingediend en waarover bij inwerkingtreding nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze gewijzigde Algemene Subsidieverordening 2004 te zijn ingediend. Voor subsidiebesluiten die zijn genomen op grond van eerdere versies van de Algemene Subsidieverordening 2004 blijven de betreffende versies van de Algemene Subsidieverordening 2004 van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.  

Artikel 34 Citeertitel  

Deze vordering wordt aangehaald als ''Algemene Subsidieverordening 2004''.

 

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,
L.J.P.M. Frissen, voorzitter
 
drs. J.J. Braam, griffier  
 
Uitgegeven, 6 januari 2011 De griffier,  
 
drs. J.J. Braam
 

Artikel 14A Wijziging/intrekking subsidie

Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening –of vaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien de subsidieverlening of –vaststelling in strijd is met artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.  

Artikel 15 Bevoorschotting

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op de verleende subsidie voorschotten verstrekken.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bevoorschottingschema's vaststellen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot indien de subsidiebeschikking op grond van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is aangemeld bij de Europese Commissie en de in dat artikel bedoelde procedure nog niet tot een eindbeslissing heeft geleid.