Bevoegdhedenverordening Provincie Limburg (onbekend)

Geldend van 16-06-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1998

Intitulé

BEVOEGDHEDENVERORDENING PROVINCIE LIMBURG

BESLUIT van Provinciale Staten d.d. 31 oktober 1997 (Prov. Blad 1997, nr. 50), gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 8 september 2000 (Prov. Blad 2001, nr. 12), gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 15 december 2000 (Prov. Blad 2001, nr. 1), gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 22 mei 2001 (Prov. Blad 2001, nr. 35). gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 28 juni 2001 (Prov. Blad 2001, nr. 32),gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 14 december 2001 (Prov. Blad 2001, nr. 63), gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 7 februari 2003 (Prov. Blad 2003, nr. 12). Gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 30 januari 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 6). Gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 2 april 2004 (Prov. Blad 2004, nr. 55). Gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 16 september 2005 (Prov. Blad 2005, nr.65).Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten d.d. 8 oktober (Prov.Blad, 2011, nr. 52).

HOOFDSTUK 1

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1

Vervallen.

Artikel 2

Vervallen.

Paragraaf 2 Opdrachtverlening

Artikel 3

Vervallen.

Artikel 4

Vervallen.

Artikel 5

Bij de vaststelling van beleidsregels op het gebied van aanbestedingen nemen Gedeputeerde Staten de navolgende uitgangspunten in acht:

  • 1.

    Bij het plaatsen van opdrachten voor leveringen, diensten of werken wordt gebruik gemaakt van meervoudig onderhands aanbesteden waarbij minimaal drie offertes worden gevraagd. De mogelijkheid om openbaar aan te besteden blijft bestaan. Gedeputeerde Staten kunnen drempelbedragen vaststellen, waar beneden met een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking kan worden volstaan.

  • 2.

    Bij het plaatsen van opdrachten voor werken is het Aanbestedingsreglement Werken 2005 van toepassing, voorzover daarvan bij de uitnodiging tot inschrijving niet uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde drempelwaarden kunnen iedere twee jaar door Gedeputeerde Staten worden herzien.

  • 4.

    Een opdracht mag niet worden gesplitst met het oogmerk om bij of krachtens deze paragraaf gestelde regels te ontgaan.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten gemotiveerd afwijken van voormelde uitgangspunten.

Artikel 6

Vervallen.

Paragraaf 3 Provinciale financiën Vervallen.

Paragraaf 4 Mandatering burgerrechtelijke bevoegdheden

Artikel 13

Vervallen.

HOOFDSTUK 2

Artikel 14 Civielrechtelijke procedures

Vervallen.

Artikel 15 Administratiefrechtelijke procedures

Vervallen.

Artikel 15a Streekplanprocedures

  • 1 Aan Gedeputeerde Staten wordt opgedragen toepassing te geven aan de gedachtenwisseling in het kader van de streekplanprocedure als bedoeld in artikel 4a, vijfde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2 Aan Gedeputeerde Staten wordt opgedragen de beslissing omtrent de verdaging van de termijn waarbinnen een streekplan dient te worden vastgesteld.

Artikel 15b

Vervallen.

HOOFDSTUK 3

Artikel 16 Bevoegdheden op rechtspositioneel gebied

Vervallen.

Artikel 17 Bevoegdheden m.b.t. de milieu-effectrapportage

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het uitoefenen van alle bevoegdheden verband houdende met de totstandkoming van de in het Besluit milieu-effectrapportage 1994 genoemde rapporten.

Artikel 18 Onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer

Aan Gedeputeerde Staten wordt de bevoegdheid overgedragen tot het nemen van besluiten ex artikel 8 lid 2 van de Wegenwet tot onttrekking aan het openbaar verkeer van wegen, die in beheer van de provincie zijn.

Artikel 19 Vaststelling restauratie uitvoeringsprogramma

Aan Gedeputeerde Staten wordt de bevoegdheid overgedragen om jaarlijks het provinciaal restauratie uitvoeringsprogramma vast te stellen.

Artikel 19a Wijziging van de Subsidieverordening Limburg

Vervallen.

Artikel 19b Vaststelling Subsidieregeling Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

  • 1 Aan Gedeputeerde Staten wordt de bevoegdheid overgedragen tot het vaststellen en wijzigen van de Subsidieregeling investeringsbudget stedelijke vernieuwing.

  • 2 Gedeputeerde Staten doen mededeling van de vaststelling of wijziging in de desbetreffende Statencommissie.

HOOFDSTUK 4

Artikel 20 Beperkingen

  • 1 De vorige artikelen zijn niet van toepassing indien en voor zover Provinciale Staten zich daarin bedoelde bevoegdheden uitdrukkelijk hebben voorbehouden.

Artikel 21 Intrekking oude besluiten, overgangsbepaling

Met ingang van 1 januari 1998 worden de navolgende besluiten, voor zover daarin bevoegdheden van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten zijn over- dan wel opgedragen, ingetrokken:

  • a.

    het besluit J-36 van 18 september 1969 tot overdracht van de bevoegdheid van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten inzake de bevoegdheid voor de provincie vaste geldleningen aan te gaan op met de geldgever overeen te komen voorwaarden tot ten hoogste een bedrag van ƒ 50.000.000,00 (afgerond € 22.700.000,00;

  • b.

    het besluit J-243 van Provinciale Staten d.d. 14 december 1978 en 18 januari 1979 tot overdracht van de uitoefening van de in artikel 88 van de Provinciewet (oud) bedoelde macht aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het besluit I-503 van 20 februari 1986 tot overdracht van de bevoegdheid van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten inzake de advisering aan de minister van Onderwijs en Wetenschap in het kader van de Wet op het Voortgezet Onderwijs;

  • d.

    het besluit J-471 van Provinciale Staten van 18 juni 1987 tot overdracht van bevoegdheden van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten om van provinciewege de betaling van renten en aflossingen van door gezondheidsinstellingen aan te gane geldleningen t.b.v. de conversie van gegarandeerde geldleningen te waarborgen;

  • e.

    het besluit K-13 van Provinciale Staten van 19 mei 1988 tot overdracht van bevoegdheden van Provinciale Staten inzake de milieu-effectrapportage aan Gedeputeerde Staten;

  • f.

    artikel 15 van de Procedureverordening Limburg 1997;

  • g.

    het besluit E-352 van Provinciale Staten van 15 september 1995 inzake de overdracht van bevoegdheid van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten tot het nemen van besluiten tot onttrekking van wegen aan het openbaar vervoer krachtens de Wegenwet;

  • h.

    het besluit B-75 van Provinciale Staten d.d. 17-11-1995 inzake de overdracht van de bevoegdheid van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten tot het vaststellen, aanvullen dan wel wijzigen van een aantal rechtspositieregelingen, voorzover dit een direct gevolg is van een wetswijziging terzake dan wel afspraken op sectorniveau;

  • i.

    het besluit F-304 van Provinciale Staten d.d. 16 februari 1996 inzake de garantieverklaringen voor ESF-projecten in Europese programma's;

  • j.

    het besluit C-80 van Provinciale Staten d.d. 24 mei 1996 inzake garantieverklaringen voor het Groenfonds;

  • k.

    het besluit J-708 van Provinciale Staten d.d. 15 november 1996 inzake de tijdelijke belegging van middelen en het opnemen van kortlopende geldleningen;

  • l.

    het besluit I-702 van Provinciale Staten d.d. 31 oktober 1997 inzake de jaarlijkse vaststelling van het provinciaal restauratie uitvoeringsprogramma; met dien verstande, dat de besluiten hun gelding behouden met betrekking tot de besluiten en handelingen, die door of namens Gedeputeerde Staten voor 1 januari 1998 krachtens deze besluiten rechtsgeldig zijn genomen respectievelijk verricht.

Artikel 22 Inwerkingtreding, citeertitel

Deze verordening treedt in werking met ingang van 16 juni 2011. Zij kan worden aangehaald als bevoegdhedenverordening provincie Limburg.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 16 juni 2011 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon

TOELICHTING

1. Algemeen

Krachtens artikel 105 van de Provinciewet wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de provincie aan het provinciaal bestuur overgelaten. De bevoegdheden van het provinciaal bestuur zijn verdeeld over de onderscheiden provinciale bestuursorganen, te weten Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en commissaris van de Koningin. Aan Provinciale Staten komt in beginsel de verordenende bevoegdheid toe. Artikel 143, lid 2, van de Provinciewet bepaalt dat (naast deze verordenende bevoegdheid) de overige bevoegdheden bedoeld in artikel 105 bij Provinciale Staten berusten, voor zover zij niet bij of krachtens de wet aan Gedeputeerde Staten zijn toegekend. Daarmee is het primaat van Provinciale Staten expliciet vastgelegd. Krachtens artikel 158 van de Provinciewet berust het dagelijks bestuur van de provincie in beginsel bij Gedeputeerde Staten. Daarnaast zijn in artikel 158 van de Provinciewet enkele bestuursbevoegdheden expliciet aan Gedeputeerde Staten toegekend, die in het monistische stelsel nog toekwamen aan Provinciale Staten. Voorheen waren die bestuursbevoegdheden gedelegeerd aan Gedeputeerde Staten door middel van deze verordening. Het bij wet toekennen van een aantal bestuursbevoegdheden aan Gedeputeerde Staten heeft tot gevolg dat een groot aantal bepalingen van de Bevoegdhedenverordening ingevolge artikel 119 Provinciewet van rechtswege is komen te vervallen. 2. Bestaande delegatiebesluiten Reeds onder vigeur van de voor 1 januari 1994 geldende Provinciewet, maar ook daarna, is een groot aantal besluiten genomen waarbij bevoegdheden van Provinciale Staten zijn gedelegeerd dan wel gemandateerd aan Gedeputeerde Staten. Het betreft - voor zover thans geldend - twaalf in artikel 21 van de verordening vermelde besluiten, waarvan het oudste besluit dateert van 1969 en het jongste besluit van 1997. De bevoegdheden van Gedeputeerde Staten zijn dus zeer versnipperd geregeld. Het verdient dan ook zowel om redenen van duidelijkheid en actualiteit als uit een oogpunt van deregulering de voorkeur deze besluiten te integreren in één besluit.

3. Nieuwe opzet Per 1 januari 1998 treedt de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking. Hierin zijn algemene bepalingen inzake delegatie en mandaat opgenomen. Naar aanleiding hiervan en gezien de hiervoor onder 1 en 2 vermelde redenen wordt thans een integraal bevoegdhedenbesluit vastgesteld. Gekozen is voor de systematiek van een aanbouwverordening, waar desgewenst bevoegdheidsbepalingen aan kunnen worden toegevoegd. Zo wordt voorkomen, dat er na verloop van jaren weer diverse besluiten liggen, waarin op niet altijd even consistente wijze bepalingen worden neergelegd met betrekking tot de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten. Wat de gebruikte terminologie betreft zij vermeld, dat - in lijn met de Awb - onderscheid wordt gemaakt tussen delegatie en mandaat. Onder delegatie verstaat de Awb het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander, die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Onder mandaat verstaat de Awb de bevoegdheid om in naam (en onder verantwoordelijkheid van) een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het onderscheid wordt in de bevoegdhedenverordening aangegeven door - conform het gebruik van de formele wetgever - te spreken van het overdragen van bevoegdheden in geval van delegatie en van het opdragen van bevoegdheden waar mandaat aan de orde is. Met de verordening wordt inhoud gegeven aan het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 158, eerste lid, sub a van de Provinciewet. De verordening beoogt, zoals gezegd, een integraal kader te geven met betrekking tot de overdracht dan wel opdracht van bevoegdheden door Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten.

4. Nadere uitwerking Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in een aantal gevallen nadere regels te stellen met betrekking tot de uitoefening door of namens Gedeputeerde Staten van de aan hen op- dan wel overgedragen bevoegdheden. Met name betreft dat de kern van het provinciale aanbestedingen-beleid, het financiële (treasury)beleid en de uitgangspunten ten aanzien van garantstellingen. Met deze opzet wordt een verdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten beoogd, waarbij Provinciale Staten op hoofdlijnen sturen en kaders stellen, waarbinnen Gedeputeerde Staten uitvoering kunnen geven aan het geformuleerde beleid. Artikelsgewijze toelichting Daar waar de verordening voor zich spreekt wordt geen nadere toelichting gegeven. Artikel 1 tot en met 4 Vervallen. Artikel 5 De bevoegdheid om opdrachten te verstrekken en overeenkomsten aan te gaan namens de rechtspersoon Provincie Limburg komt ingevolge artikel 158, eerste lid, sub e Provinciewet toe aan het college van Gedeputeerde Staten. Dat impliceert, gelet op het gestelde in artikel artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn beleidsregels in dat kader vast te stellen. Het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot aanbestedingen is derhalve een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten zijn vanuit hun kaderstellende rol bevoegd om bij verordening de kaders te bepalen waarbinnen de beleidsregels op het gebied van aanbestedingen dienen te passen. Artikel 6 tot en met 14 Vervallen. Artikel 15 Vervallen. Artikel 15b Vervallen. Artikel 16 Vervallen. Artikel 17 Dit artikel luidt conform het besluit van Provinciale Staten d.d. 19 mei 1988 (K-13). Artikel 18 Dit artikel luidt conform het besluit van Provinciale Staten d.d. 15 september 1995 (E-352). Artikel 19 Dit artikel beoogt de delegatie, waarover Provinciale Staten op 31 oktober 1997 (onder nr. I-702) hebben besloten ten aanzien van de vaststelling van het provinciaal restauratie uitvoeringsprogramma, per 1 januari 1998 te integreren in de bevoegdhedenverordening. Artikel 19a Vervallen. Artikel 20 Dit artikel regelt de beperkingen, die Provinciale Staten ten aanzien van de opdracht dan wel overdracht van bevoegdheden kunnen stellen. Artikel 21 Dit artikel regelt de intrekking van alle bestaande delegatie- en mandaatbesluiten van Provinciale Staten aan het adres van Gedeputeerde Staten, aangezien alle bestaande bevoegdheidsbepalingen (voor zover zij in stand moeten blijven) worden geïncorporeerd in deze bevoegdhedenverordening. Uiteraard werkt de intrekking alleen naar de toekomst en blijven de oude besluiten formele basis voor de krachtens die besluiten voor 1 januari 1998 rechtsgeldig genomen besluiten respectievelijk verrichte handelingen. Hierbij wordt met nadruk aangetekend, dat de vermelde besluiten enkel hun gelding verliezen voor zover daarin bevoegdheden van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten worden over- danwel opgedragen. Waar verantwoording is afgelegd en geaccordeerd dan wel beleid is vastgesteld, blijven de betreffende besluiten hun gelding behouden, tenzij daarvan in deze verordening expliciet wordt afgeweken of totdat nieuw beleid wordt geformuleerd. Dat geldt zowel voor de situaties, waarin in deze toelichting op de bevoegdhedenverordening specifiek naar die besluiten wordt verwezen, als voor de situaties, waarvoor dat niet met zoveel woorden is bepaald. Artikel 22 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de bevoegdhedenverordening per 16 juni 2011. De bevoegdhedenverordening provincie Limburg wordt conform de artikelen 136 tot en met 138 van de Provinciewet bekendgemaakt door plaatsing in het provinciaal blad. Tevens wordt zij ter inzage gelegd op het provinciehuis en desgewenst voor eenieder in afschrift verkrijgbaar gesteld.