Regeling vervallen per 05-03-2016

Financiële Verordening Provincie Limburg 2012

Geldend van 11-04-2014 t/m 04-03-2016

Intitulé

FINANCIËLE VERORDENING PROVINCIE LIMBURG 2012

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de Provincie Limburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2

    Financiële administratie:

    • a)

      het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de Provincie Limburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • b)

      de financieel-economische positie;

    • c)

      het financiële beheer ;

    • d)

      de uitvoering van de begroting;

    • e)

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • f)

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • 3

    Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • 4

    Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de provincie Limburg.

  • 5

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder provinciale verordeningen, statenbesluiten en collegebesluiten.

  • 6

    Doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • 7

    Doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1 Begroting en verantwoording Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1 Provinciale Staten stellen in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe statenperiode een programma-indeling vast;

  • 2 Provinciale staten stellen per programma de drie W-vragen per programmalijn vast:

    • a)

      Wat willen wij bereiken;

    • b)

      Wat gaan we daarvoor doen;

    • c)

      Wat gaat het ons kosten.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen per programmalijn indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4 Provinciale Staten stellen de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door Provinciale Staten, kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Producten

Gedeputeerde Staten werken het programmabegroting uit in een productenraming.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1

    Gedeputeerde Staten bieden uiterlijk in de maand mei van het lopende begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren in de vorm van de voorjaarsnota. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2

    Provinciale Staten stellen deze nota uiterlijk in hun vergadering in de maand juni vast.

Uitvoering

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1

    Gedeputeerde Staten stellen regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2

    Gedeputeerde Staten dragen ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a)

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • b)

      de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c)

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3

    Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat de lasten op programmalijnniveau binnen de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6 Interne controle

  • 1

    Gedeputeerde Staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.

  • 2

    Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele beleidsregel rondom voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O).

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Voortgangsrapportages

  • 1 Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten over de realisatie van de begroting van de provincie door middel van twee voortgangsrapportages op afwijkingen.

  • 2 De voortgangsrapportages worden aan Provinciale Staten aangeboden voor het zomerreces (behandeling Voorjaarsnota) van het lopende begrotingsjaar en na het zomerreces bij de Begrotingsbehandeling

  • 3 De inrichting van de voortgangsrapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting;

  • 4 De voortgangsrapportage gaat in op relevante afwijkingen ten opzichte van de door Provinciale Staten vastgestelde kaders op programmalijnniveau, als deze naar verwachting de jaarresultaten sterk beïnvloeden. Afwijkingen hebben betrekking op de verschillen tussen de begroting en realisatie van de drie W-vragen uit de (gewijzigde) programmabegroting en de verplichte paragrafen. Relevante afwijkingen zijn afwijkingen die zowel financieel als inhoudelijk kunnen zijn:

    • a)

      Financieel. Enerzijds worden in de voortgangsrapportage de te verwachten onderbestedingen (minder uitgaven, meer inkomsten) ten opzichte van de (bijgestelde) begroting van de baten en lasten op programmalijnniveau, groter dan 20 % toegelicht. Anderzijds worden alle te verwachten overschrijdingen (meer uitgaven, minder inkomsten) op programmalijnniveau toegelicht.

    • b)

      Inhoudelijk. Alleen afwijkingen in de jaarresultaten welke ervoor zorgen dat het geplande resultaat in een jaar niet behaald wordt, worden toegelicht.

Artikel 8 Jaarstukken

  • 1

    Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de organisatieonderdelen naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

  • 2

    Gedeputeerde Staten leggen verantwoording af over de uitvoering van de programma’s en hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen. Relevante afwijkingen worden toegelicht en hebben betrekking op de verschillen tussen de begroting en realisatie van de drie Wvragen uit de (gewijzigde) programmabegroting op programmalijnniveau.

  • 3

    Provinciale Staten bepalen aan de hand van de uitvoering van de programmalijnen of de beleidsdoelen van de programmalijnen voor het lopende jaar bijgesteld moeten worden.

Titel 2 Financiële positie Kaderstellen

Artikel 9 Financiële positie

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor, dat al het beleid waartoe Provinciale Staten hebben besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2 Provinciale Staten autoriseren met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden in beginsel niét geactiveerd; uitgezonderd van deze regel zijn:

    • a)

      Constructief onderhoud provinciale wegen;

    • b)

      reconstructief onderhoud provinciale wegen;

    • c)

      vervangingsinvesteringen bewegwijzering, geleiderails, wegverlichting en gladheidsbestrijdingsmaterieel provinciale wegen.

  • 2

    Investeringen met economisch nut worden bruto geactiveerd; bestemmingsreserves worden gelijkmatig, gedurende de afschrijvingsperiode, ten gunste van de exploitatierekening gebracht.

  • 3

    Investeringen met een maatschappelijk nut worden bruto geactiveerd; bijdragen van reserves worden ten laste van een programma als eenmalige (extra) afschrijving in de exploitatierekening opgenomen; gelijktijdig wordt in het resultaatbestemmende deel van de exploitatierekening een onttrekking aan de specifieke bestemmingsreserve opgenomen.

  • 4

    Financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijging- of vervaardigingprijs dan wel tegen nominale waarde.

Grensbedragen voor activering

  • 5

    Investeringen met economisch nut, met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan € 10.000, worden niet geactiveerd.

  • 6

    Investeringen met een maatschappelijk nut, met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd.

  • 7

    Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.

Afschrijving

  • 8

    In geval van afschrijving wordt de lineaire afschrijvingsmethodiek gehanteerd.

  • 9

    De afschrijving is gebaseerd op de verwachte toekomstige gebruiksduur; deze is gelijk aan de economische levensduur van een investering.

  • 10

    Bij nieuwe investeringen wordt de volgende richtlijn voor de afschrijving in acht genomen:

    • a)

      50 jaar: bedrijfsgebouwen, waarbij voor onderdelen, waarvoor een kortere gebruiksduur wordt verwacht, de componentenmethode wordt toegepast;

    • b)

      10-25 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen, verbouwingen, kantoormeubilair;

    • c)

      5 jaar: vervoermiddelen;

    • d)

      3-5 jaar: apparatuur automatisering en overige apparatuur;

    • e)

      geen afschrijving: gronden en terreinen.

  • 11

    Voor investeringen met economisch nut start de afschrijving ná de gereed melding van die investering; in geval van op zichzelf staande deelprojecten worden die afzonderlijk op hun gereed melding getoetst.

  • 12

    Voor investeringen met een maatschappelijk nut start de afschri jving in het jaar nadat uitgaven zijn gedaan; investeringen die zich over meerdere jaren uitstrekken worden per jaarschijf als afzonderlijk actief behandeld.

  • 13

    Resultaatafhankelijke (extra) afschrijving op investeringen wordt in beginsel niet toegestaan.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

Gedeputeerde Staten geven jaarlijks in de in artikel 4 genoemde nota, hun zienswijze betreffende de reserves en voorzieningen aan; hierbij wordt in ieder geval behandeld: a) de vorming en besteding van reserves; b) de vorming en besteding van voorzieningen; c) de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen (indien van toepassing).

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de provincie wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de provincie verleende diensten.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rechten als bedoeld in artikel 223, eerste lid, provinciewet, de compensablele BTW.

  • 3 De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen.

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a)

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b)

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s;

    • c)

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het optimaliseren van

    • d)

      het rendement van de beschikbare liquiditeiten;

    • e)

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2 Gedeputeerde Staten nemen bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a)

      bij het uitzetten van overtollige gelden is de Wet Fido en de Ruddo (Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden) en de Regeling schatkistbankierem decentrale overheden leidend.

    • b)

      bij het uitzetten van overtollige middelen bij decentrale overheden dient dit zo optimaal mogelijk afhankelijk van de marktsituatie te worden gedaan, waarbij het rendement minimaal gelijk dient te zijn aan het rendement op een Nederlandse staatsobligatie met vergelijbare looptijd;

    • c)

      bij het uitzetten van overtollige middelen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste drie prijsoffertes bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • d)

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste drie prijsoffertes bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e)

      derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • f)

      bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot de markten niet in gevaar komt.

    • g)

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • h)

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden; Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3 Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak binnen de vastgestelde kaders van het Uitvoeringskader Sturing in Samenwerking. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingen Gedeputeerde Staten indien mogelijk zekerheden en stellen zij voorwaarden. Gedeputeerde Staten motiveren in hun besluit het publiek belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4 Gedeputeerde Staten informeren in ieder geval vooraf Provinciale Staten en nemen pas een besluit, nadat Provinciale Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van Gedeputeerde Staten te brengen voorzover het betreft:

    • a)

      het verstrekken van garanties, leningen en waarborgen naar derden voor bedragen groter dan € 1.000.000,-

    • b)

      bij garanties, leningen en waarborgen onder deze limiet geldt de actieve informatieplicht door het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten.

  • 5 Gedeputeerde Staten stellen regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en leggen deze regels, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurystatuut. Gedeputeerde Staten zenden het T reasurystatuut ter kennisneming aan Provinciale Staten.

Artikel 14 Garantstellingen geconverteerde geldleningen

  • 1 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het afgeven van garantieverklaringen met betrekking tot de betaling van renten en aflossingen van door gezondheidsinstellingen aan te gane geldleningen ten behoeve van de conversie van reeds bij eerder besluit van Provinciale Staten gegarandeerde geldleningen.

  • 2 Aan de garantstellingen als bedoeld in het eerste lid wordt als voorwaarde verbonden:

  • 3 dat de termijn van de nieuwe lening niet langer is dan de resterende looptijd van de oude lening;

  • 4 dat het rendement van de lening zich beweegt op het niveau van de bij het sluiten van de geldlening geldende kapitaalmarktrente;

  • 5 dat de lening voldoet aan de Wet financiering decentrale overheden;

  • 6 dat de opbrengst van de af te sluiten lening wordt aangewend voor de aflossing van de oude lening;

  • 7 dat de rentebesparing opweegt tegen het lastennadeel van het vervroegd aflossen (boeterente) van de oude lening;

  • 8 dat de Provincie Limburg reeds krachtens eerder besluit garant stond terzake van de te converteren geldlening.

Artikel 15 Garantstellingen Groenfonds

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het afgeven van garantieverklaringen voor leningen door het Groenfonds ten laste van de L.N.V./I.P.O.- convenantsgelden, bestemd voor de realisering van reservaats- en natuurontwikkelingsprojecten, tot een zodanig maximum, dat het Limburgs aandeel in rente en aflossing binnen de voor Limburg beschikbare convenantsgelden blijft.

Artikel 16 Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1

    Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2

    Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-) vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de (crediteuren-)schulden, registergoederen en bedrijfsmiddelen jaarlijks worden gecontroleerd.

  • 3

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisneming aan Provinciale Staten aangeboden.

Titel 3 Paragrafen

Artikel 17 Paragrafen in programmabegroting

In de Programmabegroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de provinciale heffingen. In de paragrafen wordt tenminste opgenomen datgene dat nader bepaald is in de artikelen 10 tot en met 16 van de BBV. Naast de verplichte paragrafen, is ook een niet verplichte paragraaf opgenomen in de programmabegroting. Deze omvat de majeure projecten. Over de voortgang van majeure projecten wordt in deze paragraaf gerapporteerd in zowel de Begroting als in de Jaarstukken.

Titel 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 18 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a)

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de provincie als geheel en in de diensten;

  • b)

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c)

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d)

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e)

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende weten regelgeving;

  • f)

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 19 Financiële administratie

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat:

  • a)

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b)

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, het CBS, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan de provincie.

Artikel 20 Financiële organisatie

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor en leggen (in een besluit) vast:

  • a)

    een eenduidige indeling van de provinciale organisatie en een eenduidig toewijzing van de provinciale taken aan de organisatieonderdelen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

Titel 5 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening provincie Limburg 2012”.

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mw. drs. J.J. Braam, griffier Uitgegeven, 10 april 2014
de Griffier, mw. drs. J.J. Braam