Regeling vervallen per 01-01-2018

Eerste wijzigingsregeling Gemeenschappelijke Regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2017

Intitulé

Eerste wijzigingsregeling Gemeenschappelijke Regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de rekenkamer: het gemeenschappelijke orgaan, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b.

    provincie: aan de regeling deelnemende provincie;

  • c.

    Provinciale Staten: Provinciale Staten van de aan de regeling deelnemende provincies;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de aan de regeling deelnemende provincies.

Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan Zuidelijke Rekenkamer

  • 1 Er is een gemeenschappelijk orgaan: Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg, nader aan te duiden als Zuidelijke Rekenkamer.

  • 2 Met betrekking tot de personele kosten is de kassiersfunctie ten aanzien van de rekenkamer belegd bij de provincie Noord-Brabant.

  • 3 De provincie Noord-Brabant treedt namens de deelnemende provincies op als eerste aanspreekpunt voor de rekenkamer in zaken die voortvloeien uit de uitvoering van de aan de Zuidelijke Rekenkamer op te dragen taak.

Artikel 3 Taak en bevoegdheden rekenkamer

  • 1 De rekenkamer is een onafhankelijk orgaan.

  • 2 Het gemeenschappelijke orgaan heeft, als vastgelegd in hoofdstuk XIA van de Provinciewet, tot taak het onderzoeken van de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde bestuur, niet zijnde de controle van de jaarrekening die jaarlijks door de accountant wordt verricht.

  • 3 Onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamer, als vastgesteld in hoofdstuk XIA van de provinciewet, is de rekenkamer bevoegd ten dienste van haar onderzoek advies van deskundigen in te winnen.

Artikel 4 Publiek en privaatrechtelijke rechtshandelingen

  • 1 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant dragen er zorg voor dat aan de voorzitter van de rekenkamer de bevoegdheid wordt toegekend te besluiten tot publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen ter uitvoering van de aan de rekenkamer opgedragen taak, voor zover betrekking hebbend op de financiële bedrijfsvoering van de rekenkamer.

  • 2 De Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant draagt er zorg voor, dat aan de voorzitter van de rekenkamer de bevoegdheid wordt toegekend tot vertegenwoordiging bij het verrichten van publieksrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen ter uitvoering van de aan de rekenkamer opgedragen taak.

  • 3 De voorzitter van de rekenkamer kan de directeur/secretaris machtigen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, uit te oefenen.

Artikel 5 Samenstelling en benoeming leden rekenkamer

  • 1 De rekenkamer bestaat uit drie leden, daaronder begrepen het door Provinciale Staten tot voorzitter benoemde lid.

  • 2 De leden van de rekenkamer kiezen uit hun midden een plaatsvervangende voorzitter.

  • 3 Provinciale Staten besluiten maximaal eenmaal tot herbenoeming van een lid.

  • 4 Voordat de leden van de rekenkamer de eed of belofte, bedoeld in artikel 79g van de Provinciewet afleggen, leggen zij aan Provinciale Staten een door hen ondertekende verklaringover vermeldende alle openbare betrekkingen en andere functies die zij vervullen.

  • 5 Openbaarmaking van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, geschiedt door ter inzage legging op de provinciehuizen van de provincies.

  • 6 De verklaring, bedoeld in het vijfde lid, wordt jaarlijks voor 1 januari te worden geactualiseerd en aan Provinciale Staten gezonden.

  • 7 Het afleggen van de eed of belofte, bedoeld in het vierde lid, geschiedt in de vergadering van Provinciale Staten van die deelnemende provincie die als laatste een besluit neemt over de benoeming van de leden van de rekenkamer.

Artikel 6 Rechtspositie leden rekenkamer

  • 1 De leden en de voorzitter van de rekenkamer genieten een bezoldiging ter grootte van tien, respectievelijk twintig procent van de bezoldiging van een gedeputeerde, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Provinciewet.

  • 2 De leden en de voorzitter van de rekenkamer ontvangen voor de overige aan de uitoefening van hun functie verbonden kosten een onkostenvergoeding ter grootte van tien, respectievelijk twintig procent van de onkostenvergoeding die een gedeputeerde op grond van artikel 43, tweede lid, van de Provinciewet ontvangt.

  • 3 De leden van de rekenkamer ontvangen voor de noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten een vergoeding overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden van de provincie Noord-Brabant.

  • 4 De uitgaven, gedaan overeenkomstig het eerste tot en met derde lid, komen ten laste van de middelen van de rekenkamer.

  • 5 In afwijking van het tweede lid, geniet een lid dan wel de voorzitter geen bezoldiging gedurende de periode dat Provinciale Staten het desbetreffende lid of de voorzitter krachtens artikel 79d van de Provinciewet op non-activiteit stellen.

  • 6 Indien de non-activiteit anders dan door ontslag is geëindigd, kunnen Provinciale Staten besluiten de niet genoten geldelijke vergoeding alsnog geheel of gedeeltelijk uit te betalen.

Artikel 7 Bureau van de rekenkamer

  • 1 Er is een bureau van de rekenkamer.

  • 2 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant benoemen op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer.

  • 3 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant benoemen op bindende voordracht van de voorzitter van de rekenkamer een van de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, in de functie van directeur/secretaris.

  • 4 De kosten die voortvloeien uit de benoemingen, bedoeld in het vorige lid, komen ten laste van de middelen van de rekenkamer.

  • 5 De directeur/secretaris van de rekenkamer is tevens belast met de dagelijkse leiding van het bureau van de rekenkamer.

  • 6 De directeur/secretaris is verantwoording schuldig aan de voorzitter van de rekenkamer.

  • 7 De overige ambtenaren, die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de directeur/secretaris.

  • 8 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ontslaan, op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer, ambtenaren van de rekenkamer uit hun functie.

  • 9 De Collectieve Arbeidsvoorwaarden Provincies, zoals die gelden voor de ambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant, zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 8 Begroting van de rekenkamer

  • 1 Provinciale Staten stellen, na overleg met de rekenkamer, voor een periode van zes jaar een vast bedrag per jaar taakstellend beschikbaar voor een goede uitvoering van de in artikel 3 het tweede lid omschreven taak.

  • 2 De rekenkamer stelt jaarlijks, met inachtneming van de beschikbaar gestelde middelen, bedoeld in het eerste lid, voor 1 december een jaarbegroting voor het komende jaar vast en stuurt deze ter vaststelling aan Provinciale Staten.

  • 3 Op basis van de door PS vastgestelde begroting van de rekenkamer worden op 100% voorschotbasis door de deelnemende provincies de middelen van het komende begrotingsjaar beschikbaar gesteld.

  • 4 De deelnemende provincies delen in gelijke mate in de te bevoorschotten middelen en stellen jaarlijks voor 31 december hun aandeel in de bevoorschotting beschikbaar aan de rekenkamer.

  • 5 Artikel 48, vijfde lid, juncto eerste, derde en vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is niet van toepassing op wijzigingen van de begroting indien deze wijzigingen kunnen worden gerealiseerd binnen de in het eerste lid bedoelde middelen.

  • 6 Indien in enig jaar blijkt dat de totale lasten lager zijn dan de voor dat jaar ter beschikking gestelde middelen, wordt het overschot in mindering gebracht op de middelen die voor het daarop volgende jaar op grond van het eerste lid beschikbaar zouden worden gesteld.

  • 7 De Zuidelijke Rekenkamer mag, ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 3 omschreven taak, beschikken over een bedrijfsreserve ter grootte van maximaal 5% van de jaarlijkse bijdrage.

  • 8 Deze reserve wordt, in afwijking van lid 6, gevormd of aangevuld uit overschotten van de bijdragen in voorgaande jaren tot het maximale percentage uit lid 7.

Artikel 9 Verantwoording van de rekenkamer

  • 1 Rekening houdende met het gestelde in artikel 8, delen de deelnemende provincies in gelijke mate in de feitelijke kosten van de rekenkamer.

  • 2 Jaarlijks declareert de rekenkamer vóór 1 april de werkelijk gemaakte kosten uit het voorgaande begrotingsjaar bij de deelnemende provincies op basis van in het eerste lid van dit artikel bedoelde verdeling.

Artikel 10 Inhoudelijke verslaglegging

  • 1 Jaarlijks brengt de rekenkamer ter kennis van Provinciale Staten:

    • a.

      voor 1 april het verslag, zoals bedoeld in artikel 186, derde lid, van de Provinciewet, en

    • b.

      voor 1 december een onderzoeksprogramma voor het komende jaar.

  • 2 In het verslag, bedoeld in het eerste lid, onder a, schenkt de rekenkamer naast haar werkzaamheden eveneens aandacht aan de implementatie van de besluiten, die door Provinciale Staten over haar aanbevelingen zijn genomen.

Artikel 11 Programmaraad rekenkamer

  • 1 Er is een programmaraad voor de rekenkamer.

  • 2 De programmaraad bestaat uit drie Statenleden per deelnemende provincie, te benoemen door en uit Provinciale Staten.

  • 3 De leden kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter van de programmaraad.

  • 4 De leden van de programmaraad van elk van de deelnemende provincies worden ondersteund door hun respectievelijke griffier.

  • 5 De programmaraad heeft als taak:

    • a.

      het aan de rekenkamer doen van aanbevelingen over het door de rekenkamer voorgenomen onderzoeksprogramma;

    • b.

      het voor de leden van de rekenkamer op verzoek fungeren als klankbord.

    • c.

      het geven van advies aan Provinciale Staten inzake de vaststelling van de begroting voor het komende begrotingsjaar en de inhoudelijke en bedrijfsmatige verantwoording over het afgelopen begrotingsjaar van de rekenkamer.

Artikel 12 Werkwijze van de rekenkamer

  • 1 Provinciale Staten van elk van de deelnemende provincies kunnen via de programmaraad een onderwerp voor onderzoek door de rekenkamer voordragen.

  • 2 De rekenkamer bepaalt zelf, gehoord de programmaraad, naar welke onderwerpen zij onderzoek wil verrichten en welke methodieken zij daarbij hanteert.

  • 3 Een provincie kan de rekenkamer verzoeken ten behoeve van deze provincie aanvullende onderzoeken te verrichten.

  • 4 De kosten van aanvullende activiteiten die de rekenkamer op grond van het derde lid verricht, komen volledig voor rekening van de desbetreffende provincie.

  • 5 In het onderzoeksprogramma wordt naar onderwerp aangegeven:

    • a.

      de afbakening van het onderzoeksterrein;

    • b.

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • c.

      de eventuele randvoorwaarden;

    • d.

      de planning.

  • 6 Ten behoeve van de wijze waarop de rekenkamer haar onderzoek uitvoert, stelt de rekenkamer een onderzoeksprotocol vast.

  • 7 Dit onderzoeksprotocol wordt ter kennis gebracht van Provinciale Staten.

Artikel 13 Archiefzorg rekenkamer

Op de zorg voor de archiefbescheiden van de rekenkamer is de Archiefverordening van de provincie Noord-Brabant 1996, voor zover betrekking hebbend op de zorg voor de archiefbescheiden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Toetreding en uittreding provincies

  • 1 Toetreding tot deze gemeenschappelijke regeling staat slechts open voor provincies.

  • 2 Toetreding van nieuwe deelnemers behoeft de instemming van Provinciale Staten, die daaraan voorwaarden kunnen verbinden.

  • 3 Elke deelnemende provincie kan bij besluit van Provinciale Staten van die provincie besluiten tot uittreden.

  • 4 Van een besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie maanden vóór het einde van het kalenderjaar kennis gegeven aan de overige deelnemers.

  • 5 De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op de datum van het in het derde lid bedoelde uittredingsbesluit.

  • 6 Provinciale Staten bepalen in onderling overleg de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 7 Indien het overleg, bedoeld in het zesde lid, niet leidt tot overeenstemming, leggen Provinciale Staten het geschil voor een bindend advies voor aan een onafhankelijke commissie.

  • 8 Provinciale Staten wijzen elk een onafhankelijke deskundige aan als lid van de in het vorige lid bedoelde commissie van advies, die tezamen een derde deskundige als voorzitter aanwijzen.

  • 9 De commissie, bedoeld in het zevende lid, brengt een bindend advies uit.

Artikel 15 Wijziging, intrekking en opheffing

  • 1 Provinciale Staten kunnen besluiten tot wijziging of intrekking van deze regeling.

  • 2 Provinciale Staten kunnen besluiten tot opheffing van het gemeenschappelijke orgaan.

  • 3 Ter regeling van de financiële en personele gevolgen van de opheffing voor de provincies, stellen Provinciale Staten een liquidatieplan op.

  • 4 Bij het ontbreken van overeenstemming over het liquidatieplan is artikel 14, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Evaluatie

  • 1 Provinciale Staten evalueren iedere zes jaar het functioneren van het gemeenschappelijke orgaan.

  • 2 De evaluatie, bedoeld in het eerste lid, vindt voor de eerste maal plaats in 2015.

Artikel 17 Intrekking

De Gemeenschappelijke regeling gemeenschappelijke provinciale rekenkamer Noord-Brabant en Limburg (Zuidelijke Rekenkamer) wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad van de provincie Limburg waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsregeling Gemeenschappelijke regeling Zuidelijke Rekenkamer Noord-Brabant en Limburg 2013.

Ondertekening

  Maastricht, d.d. 4 juli 2014
Provinciale Staten voornoemd
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
de griffier, mw. drs. J.J. Braam
Uitgegeven:
de griffier, mw. drs. J.J. Braam
Maastricht, 22 januari 2015