Inspraakverordening provincie Limburg

Geldend van 01-07-2006 t/m heden

Intitulé

INSPRAAKVERORDENING PROVINCIE LIMBURG

Artikel 1 Onderwerp van inspraak

  • 1 Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van provinciaal beleid.

  • 2 Inspraak wordt altijd verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.

  • 3 Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor provinciale dienstverlening en belastingen;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 2 Inspraakprocedure

  • 1 Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2 Bij besluit van het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure dan de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.

Artikel 3 Overgangsbepaling

Op besluiten tot het houden van inspraak die genomen zijn en op inspraakprocedures die gestart zijn voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van de Procedureverordening Limburg 2000 van toepassing.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Provincie Limburg.

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,
L.P.J.M. Frissen, voorzitter, mr. J.B.J.M. Stijnen, griffier.
Uitgegeven, Maastricht 29 september 2005,
De Griffier der Staten van Limburg, mr. J.B.J.M. Stijnen

Artikel 1 Onderwerp van inspraak

Elk bestuursorgaan (Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning) besluit ten aanzien van zijn eigen beleidsvoornemens of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van provinciaal beleid. Elk bestuursorgaan dat tot het nemen van een beleidsbeslissing bevoegd is, kan dus zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. Met beleidsvoornemen is bedoeld het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen. De beslissing om al dan niet inspraak te verlenen is ‘een beslissing inzake de procedure van de voorbereiding van een besluit’ zoals bedoeld in artikel 6:3 Awb. Tegen een dergelijke beslissing staat geen beroep open, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Uiteraard wordt altijd inspraak verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Verder is in dit artikel opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.

Artikel 2 Inspraakprocedure

In artikel 147 Provinciewet is bepaald, dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 Awb, voorzover in de verordening niet anders is bepaald. In deze verordening is, ter uniformering en deregulering, in beginsel afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In de artikelen 3:10 t/m 3:18 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Omdat het in sommige gevallen noodzakelijk of doelmatiger kan zijn inspraak volgens een andere procedure te laten verlopen, is in deze verordening daartoe een voorziening getroffen. Daardoor is het mogelijk om geheel of gedeeltelijk af te wijken van de procedure van afdeling 3.4 Awb door andere procedureregels of een aangepaste procedure van toepassing te verklaren. Een aanpassing zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de zes wekentermijn, indien deze te lang wordt bevonden, bij een besluit van het bestuursorgaan kan worden aangepast.

Voor bepaalde beleidsvoornemens is het noodzakelijk een andere wijze van inspraak toe te passen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsvoornemens in het kader van het Provinciaal Omgevings Plan: op de voorbereiding van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en de plannen die daarvan deel uit maken is de procedure van artikel 4a van de Wet op de ruimtelijke ordening van toepassing. Dit is de procedure die geldt voor het vaststellen van een streekplan. In het POL is een aantal plannen, waaronder het streekplan, het milieubeleidsplan, het waterhuishoudingsplan en verkeers- en vervoersplan, die formeel gezien als zelfstandige plannen blijven bestaan, geheel of gedeeltelijk geïntegreerd. Omdat voor het streekplan een zwaardere voorbereidingsprocedure is voorgeschreven (ingevolge artikel 4a van de Wet op de ruimtelijke ordening) dient, gelet op het integrale karakter van het POL, ook voor het POL zelf en voor en alle andere plannen die in het POL zijn opgenomen de voorbereidingsprocedure van artikel 4a van de Wet op de ruimtelijke ordening te worden voorgeschreven. Dit moet bij wettelijk voorschrift dan wel bij besluit van het bestuursorgaan gebeuren.

Op grond van artikel 3:15 Awb zijn in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in beginsel uitsluitend belanghebbenden inspraakgerechtigd. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor regelgeving buiten de Awb. Van belang is dat het hier niet alleen om persoonlijke belangen gaat, maar ook om collectieve, algemene of ideële belangen, zodat bijvoorbeeld ook een milieubeschermingsorganisatie belanghebbend kan zijn. Het tweede lid van 3:15 Awb opent de mogelijkheid bij wettelijk voorschrift of in het besluit waarin de voorbereidingsprocedure van toepassing is verklaard, een ruimere kring van personen als inspraakgerechtigden aan te merken.