Regeling vervallen per 23-09-2022

Programma van eisen inzake certificering conform Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Limburg

Geldend van 12-11-2010 t/m 22-09-2022

Intitulé

Programma van eisen inzake certificering conform Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Limburg

PROGRAMMA VAN EISEN AANWIJZING ALS GECERTIFICEERD NATUURBEHEERDER IN HET KADER VAN DE SUBSIDIEVERORDENING NATUUR- EN LANDSCHAPSBEHEER LIMBURG

Om de doelen die verband houden met certificering te realiseren zijn in dit programma eisen benoemd voor acht elementen:

  • 1.

    De wijze waarop de beheerder vastlegt dat hij aansluit bij de beheerdoelen die zijn vastgelegd in het natuurbeheerplan

  • 2.

    De handelingen waarmee de beheerder de doelen via beheer behaalt

  • 3.

    De basismonitoring

  • 4.

    De evaluatie van het beheer op basis van de basismonitoring en eventuele bijstelling van doelen en beheermaatregelen

  • 5.

    De eigen controle van het beheersysteem

  • 6.

    Aanvullende eisen voor groepscertificaathouders

  • 7.

    De wijze waarop de beheerder projecten opstelt en uitvoert in een projectenprogramma

  • 8.

    Gebiedscoördinator.

Punt 7 is optioneel. Om het certificaat ook van toepassing te laten zijn op projecten, moeten beheerders punt 7 invullen. Overigens zal punt 7 alleen onderwerp van audit zijn, wanneer de beheerder werkt met projectenprogramma’s, zoals overeengekomen met één of meer provincies. Indien de beheerder dit niet doet, dan geldt de certificering alleen voor de beheersubsidie en de recreatiesubsidie. Punt 8 is alleen relevant voor (de relatie met) het agrarisch natuurbeheer, punt 6 alleen voor groepscertificaathouders. Ervaringen met pilots voor een model-kwaliteitshandboek kunnen leiden tot aanpassing van dit Programma van Eisen.

Hieronder wordt per element aangegeven wat in het kwaliteitshandboek moet worden uitgewerkt respectievelijk in de werkwijze van de beheerder moet worden toegepast.

  • 0.

    Verantwoording aanvraagtitel

    De beheerder geeft aan op welke wijze hij kan aantonen dat hij de aanvraagtitel bezit voor de gronden waarvoor hij subsidieaanvragen doet. Dat kan door te omschrijven hoe de eigendomsadministratie wordt bijgehouden of via een accountantscontrole. (Dit is een belangrijke eis bij de certificering, omdat de beheerder een deel van de verantwoording van de overheid overneemt. Het streven is dat verantwoording over de aanvraagtitel bij de beheerder komt te liggen en dat controle door de overheid nog slechts op hoofdlijnen plaatsvindt. Mogelijk zal voor deze verschuiving de eerste jaren een overgangsperiode nodig zijn).

     

  • 1.

    Bepaling beheerdoelen

    • ·

      De beheerder gaat bij het beheer uit van de beheertypen die zijn aangegeven in de SNLsubsidiebeschikking. Indien gebiedscoördinatie van toepassing is, dienen de doelen en randvoorwaarden (inclusief hectares) uit het natuurbeheerplan door de gebiedscoördinator vertaald te worden naar een collectief beheerplan;

    • ·

      De beheerder maakt inzichtelijk op welke wijze hij komt tot een tabel van beheertypen.

       

  • 2.

    Behalen doelen door middel van beheer

    • ·

      De beheerder legt de koppeling tussen het beheer en de doelstelling vast, bijvoorbeeld in een beheerplan, een beheerrichtlijn of een beheersvisie. Indien de beheerder tevens gebiedscoördinator is maakt hij inzichtelijk hoe vertaling van doelen op gebiedsniveau naar een collectief beheerplan plaatsvindt. De gebiedscoördinator verzamelt gegevens die nodig zijn om beheer te voeren en stemt de beheermaatregelen af op die gegevens;

    • ·

      De beheerder geeft aan hoe ecologische kennis die intern en extern beschikbaar is benut wordt bij het beheer;

    • ·

      De beheerder geeft aan welk aanbestedingsbeleid wordt gehanteerd en kan dit desgewenst staven met voorbeelden;

    • ·

      De wijze waarop bij het beheer samenwerking met andere beheerders wordt gezocht.

       

  • 3.

    Monitoring

    • ·

      De beheerder beschrijft de werkwijze met betrekking tot monitoring. Hierover worden separaat afspraken gemaakt met de overheid.

       

  • 4.

    Evaluatie beheer

    • ·

      De beheerder draagt zorg voor een evaluatie van het beheer en maakt daarbij gebruik van resultaten van de monitoring;

    • ·

      De beheerder brengt in beeld op welke wijze de resultaten van de evaluatie worden benut.

       

  • ·

    Eigen controle van het proces

    De beheerder is zelf verantwoordelijk voor controle op het in het kwaliteitshandboek beschreven proces en geeft aan subsidiegever aan hoe dit plaatsvindt (administratief en fysiek). De onderdelen die daarbij aan de orde komen zijn:

    • 1.

      vastleggen van gebruikstitels en oppervlakten;

    • 2.

      (tijdelijke) pachtovereenkomsten;

    • 3.

      terreinen die worden afgesloten of waar om bepaalde redenen het beheer niet kan worden uitgevoerd;

    • 4.

      wordt het beheer uitgevoerd op de wijze die binnen de organisatie is afgesproken

    • 5.

      hoe wordt geborgd dat met het beheer de doelen gerealiseerd worden;

  • ·

    Voor een gebiedscoördinator geldt dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe de afspraken in het collectief beheerplan worden nagekomen.

     

  • 6.

    Certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer

    De voorgaande punten uit dit Programma van Eisen zijn ook van toepassing op de certificaathouder samenwerkingsverband natuurbeheer. Daarnaast gelden nog de volgende punten:

    • ·

      De houder van een groepscertificaat maakt inzichtelijk op welke wijze afspraken met deelnemers gemaakt worden over de instandhouding van de beheertypen en de controle daarop;

    • ·

      De houder van een groepscertificaat geeft inzicht hoe geborgd wordt dat deelnemers de beheertypen in stand houden (inzicht in veldcontrole en administratieve controle) en hoe bij het niet nakomen sanctionering plaatsvindt;

  • 7.

    De wijze waarop de beheerder projecten voor kwaliteitsimpulsen opstelt en uitvoert

    De beheerder kan aanvragen op projectniveau indienen of, wanneer de provincie die mogelijkheid biedt,op programmaniveau. Indien de gecertificeerde beheerder van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dienen de onderstaande punten in het kwaliteitshandboek te worden uitgewerkt. Indien de gecertificeerde beheerder op andere wijze met de provincie afspraken maakt over projecten, bijvoorbeeld in de vorm van een meerjarenovereenkomst of op projectniveau, gelden ten aanzien van deze projecten de bepalingen in de overeenkomst of subsidieverordening en is uitwerking in het kwaliteitshandboek niet nodig.

    • a.

      De beheerder gaat bij projecten kwaliteitsimpuls uit van de beheertypen die zijn aangegeven in het provinciale natuurbeheerplan.

    • b.

      De beheerder geeft aan hoe bij projecten kwaliteitsimpuls een koppeling met provinciale doelen gelegd wordt.

    • c.

      De beheerder geeft aan op welke wijze binnen zijn organisatie bij formulering, uitvoering en oplevering van projecten kwaliteitsimpuls kwaliteitsborging plaatsvindt.

    • d.

      De beheerder geeft aan hoe hij garandeert dat de projecten tegen marktconforme prijs worden uitgevoerd.

    • e.

      De beheerder geeft aan hoe de financiële verantwoording over projecten kwaliteitsimpuls plaatsvindt.

    • f.

      De beheerder geeft aan hoe hij projecten kwaliteitsimpuls evalueert en hoe wordt omgegaan met de conclusies van evaluaties

       

  • 8.

    Certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer (gebiedscoördinator)

    • ·

      Indien de gebiedscoördinator geen beheerder is, dan zijn bepalingen ten aanzien van de aanvraagtitel, objecten van derden, groepscertificering en projecten voor kwaliteitsimpulsen niet van toepassing. De overige bepalingen zijn wel van toepassing op de gebiedscoördinator;

    • ·

      De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe tijdens het opstellen van het collectief beheerplan communicatie met provincie, beheerders en andere relevante organisaties plaatsvindt;

    • ·

      De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe alle partijen (zowel leden als niet-leden) worden betrokken in het proces om te komen tot een gezamenlijk collectief beheerplan;

    • ·

      De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk hoe doelen en ecologische kennis worden vertaald naar beheermaatregelen in het collectief beheerplan;

    • ·

      De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk op welke wijze last minute beheer plaatsvindt, hoe controle op het last minute beheer gebeurt en hoe administratie daarvan plaatsvindt;

    • ·

      De gebiedscoördinator maakt inzichtelijk op welke wijze hij omgaat met het tussentijds wijzigen van een collectief beheerplan. De gebiedscoördinator geeft daarbij aan welk proces gevolgd wordt, hoe de koppeling met de ecologische doelen gelegd wordt, hoe de betreffende beheerders betrokken worden en hoe een relatie gelegd wordt met de resultaten van de veldinventarisatie en evaluatie;

    • · Een

      gebiedscoördinator beschikt over een deugdelijke administratie en documentatie van gegevens van de verschillende beheerders in het gebied.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 11 november 2010 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon