Limburgs bevelsbeleid Wet Bodembescherming 2010

Geldend van 03-09-2010 t/m heden

Intitulé

Limburgs bevelsbeleid Wet Bodembescherming 2010

Limburgs bevelsbeleid Wet bodembescherming 2010.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder: Wbb: Wet bodembescherming; Bevoegd gezag: het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wbb: voor de provincie Limburg zijn dit Gedeputeerde Staten van Limburg en op grond van het ‘Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming’ zijn dit Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Heerlen, Maastricht en Venlo; Veroorzaker: degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen waardoor de verontreiniging is veroorzaakt of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkomen of verminderd; Geval van verontreiniging: een geval van verontreiniging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wbb; Bevel NO een bevel tot het verrichten van nader bodemonderzoek als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder a en artikel 43, derde lid, Wbb; Bevel TBM: een bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder b, Wbb danwel het vierde lid van artikel 43 Wbb; Bevel SO: een bevel tot het verrichten van saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb; Saneringsbevel: een bevel tot het saneren van de bodem als bedoeld in artikel 43, derde lid, Wbb; Bevel beheersmaatregelen: een bevel om maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem te nemen als bedoeld in artikel 43, derde lid en artikel 37, vierde lid, Wbb; Bedrijfsterrein: een perceel als bedoeld in artikel 55a Wbb.

Hoofdstuk 2 Het bevel jegens de veroorzaker

Paragraaf 1 Het bevel NO

Artikel 2

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel NO geven aan de veroorzaker.

  • 2.

    Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel NO aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker op diens verzoek geheel of gedeeltelijk te compenseren in de onderzoekskosten wanneer is gebleken dat de verontreiniging geheel respectievelijk gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4.

    De compensatie wordt gerelateerd aan de verhouding tussen het deel van de verontreiniging dat voor en het deel van de verontreiniging dat na 1 januari 1975 is ontstaan. De compensatie kan maximaal het percentage zijn gelijk aan dat deel van de verontreiniging dat voor 1 januari 1975 is ontstaan ten opzichte van de gehele periode van veroorzaking. Indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb wordt geen compensatie aangeboden. Indien de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is, blijft compensatie achterwege, tenzij dit leidt tot onevenredig nadeel.

Artikel 3

Een bevel NO aan de veroorzaker strekt tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging. Paragraaf 2 Het bevel TBM

Artikel 4

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel TBM geven aan de veroorzaker.

  • 2.

    Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel TBM aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker op diens verzoek geheel of gedeeltelijk te compenseren in de kosten van tijdelijke beveiliging wanneer is gebleken dat de verontreiniging geheel respectievelijk gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4.

    Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Een bevel TBM wordt niet aan de veroorzaker gegeven indien de verplichting tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 6.

    Een bevel TBM aan de veroorzaker wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.

Artikel 5

Een bevel TBM aan de veroorzaker strekt tot beveiliging van het gehele geval van verontreiniging. Paragraaf 3 Het bevel SO en het saneringsbevel

Artikel 6

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel SO en een saneringsbevel geven aan de veroorzaker.

  • 2.

    Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel vóór 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel SO of saneringsbevel aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker geheel of gedeeltelijk te compenseren in de onderzoeks- en/of saneringskosten wanneer is gebleken dat de verontreiniging geheel respectievelijk gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4.

    Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering, dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Is de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter van het terrein, dan wordt op de compensatie tevens de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.

  • 6.

    Een bevel SO en een saneringsbevel worden niet aan de veroorzaker gegeven indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 7.

    Een bevel SO en een saneringsbevel aan de veroorzaker wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.

Artikel 7

Een bevel SO en een saneringsbevel aan de veroorzaker strekken tot onderzoek respectievelijk sanering van het gehele geval van verontreiniging.

Paragraaf 4 Het bevel beheersmaatregelen

Artikel 7a

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel beheersmaatregelen geven aan de veroorzaker.

  • 2.

    Indien vaststaat dat de verontreiniging in zijn geheel voor 1 januari 1975 is ontstaan, geeft het bevoegd gezag geen bevel beheersmaatregelen aan de veroorzaker, tenzij de veroorzaker tevens eigenaar of erfpachter is van het verontreinigde terrein of indien de veroorzaker in materiële zin voldoet aan de criteria van artikel 75, vijfde lid, Wbb.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten de veroorzaker geheel of gedeeltelijk te compenseren in de kosten van beheersmaatregelen wanneer is gebleken dat de verontreiniging geheel respectievelijk gedeeltelijk voor 1 januari 1975 is ontstaan.

  • 4.

    Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Een bevel beheersmaatregelen wordt niet aan de veroorzaker gegeven indien de verplichting tot het nemen van beheersmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 6.

    Een bevel beheersmaatregelen aan de veroorzaker wordt alleen gegeven indien, door middel van een besluit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat geen sprake is van risico’s.

Hoofdstuk 3 Het bevel jegens de eigenaar/ erfpachter/ zakelijk gerechtigde/ persoonlijk gerechtigde

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 8

Voor de eigenaar, de erfpachter, de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt en die tevens veroorzaker is, gelden de artikelen 2 tot en met 7a. Paragraaf 2 Het bevel NO

Artikel 9

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel NO geven aan de eigenaar of de erfpachter of aan de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt.

  • 2.

    Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de onderzoekskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Om voor compensatie in de onderzoekskosten in aanmerking te komen dient men in beginsel onschuldig te zijn in de zin van artikel 13, tweede lid.

Artikel 10

  • 1.

    Een bevel NO jegens de eigenaar of de erfpachter of jegens de zakelijk of persoonlijk gerechtigdedie het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekt tot onderzoek van het grondgebied waarde verontreiniging of de directe gevolgen daarvan zich voordoen.

  • 2.

    Een bevel NO jegens de eigenaar, de erfpachter of de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die hetgrondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekt tot onderzoek van het gehele geval vanverontreiniging, indien sprake is van een mobiele verontreiniging waarvan de bron van deverontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de onderzoekskosten welke betrekking hebbenop dat deel van de verontreiniging dat buiten het eigendomsrecht, erfpachtrecht of zakelijk ofpersoonlijk recht van de geadresseerde van het bevel is gelegen indien het achterwege latendaarvan leidt tot onevenredig nadeel.

Paragraaf 3 Het bevel TBM

Artikel 11

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel TBM geven aan de eigenaar of de erfpachter of aan de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt.

  • 2.

    Artikel 9, tweede lid en artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing op het bevel TBM.

  • 3.

    Een bevel TBM wordt niet gegeven aan de eigenaar of de erfpachter indien de verplichting tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 4.

    Een bevel TBM aan de eigenaar of de erfpachter wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd

Paragraaf 4 Het bevel SO

Artikel 12

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel SO geven aan de eigenaar of erfpachter.

  • 2.

    Artikel 9, tweede lid en artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing op het bevel SO.

  • 3.

    Een bevel SO wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 4.

    Een bevel SO aan de eigenaar of de erfpachter wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.

Paragraaf 5 Het saneringsbevel

Artikel 13 

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een saneringsbevel geven aan de schuldig eigenaar en de schuldig erfpachter.

  • 2.

    Een eigenaar of erfpachter is onschuldig indien hij aan de voorwaarden van artikel 46, eerste lid, Wbb voldoet. Dit houdt in dat hij moet aantonen dat hij:

    • a.

      gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt geen duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker of veroorzakers;

    • b.

      geen directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;

    • c.

      op het moment van de verkrijging van het recht op het grondgebied niet op de hoogte was dan wel redelijkerwijs niet op de hoogte had kunnen zijn van de verontreiniging.

  • 3.

    Voor de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het eerste lid bestaat er geen aanspraak op een bijdrage in de saneringskosten tenzij het achterwege laten daarvan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, leidt tot onevenredig nadeel. Indien het bevoegd gezag besluit tot compensatie in de kosten van sanering dan worden op de compensatie eventuele voordelen in mindering gebracht. Tevens wordt op de compensatie de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering in mindering gebracht.

  • 4.

    Een saneringsbevel wordt niet gegeven aan de schuldig eigenaar en de schuldig erfpachter indien de wettelijke saneringsplicht ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 5.

    Een saneringsbevel aan de schuldig eigenaar of de schuldig erfpachter wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.

Artikel 14

  • 1.

    Van een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers in de zin van artikel 46, eerste lid, onder a, Wbb is sprake wanneer de eigenaar of erfpachter een duurzame relatie heeft of heeft gehad met de veroorzaker, die betrekking had op de beschikbaarheid van de grond of die ingrijpen in de bedrijfsvoering van de veroorzaker mogelijk maakt(e) en de eigenaar of erfpachter redelijkerwijs op de hoogte is, was of had kunnen zijn van de activiteiten van de veroorzaker, die tot bodemverontreiniging hebben geleid.

  • 2.

    Indien de duurzame rechtsbetrekking als bedoeld in het eerste lid is geëindigd en de veroorzaker op grond daarvan door de eigenaar of erfpachter had kunnen worden aangesproken tot herstel in de oude toestand, wordt de eigenaar of erfpachter als schuldig aangemerkt.

Artikel 15

Betrokkenheid bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging in de zin van artikel 46, eerste lid, onder b, Wbb wordt gelijkgesteld met het (mede) veroorzaken daarvan.

Artikel 16

Voor het vereiste “op de hoogte zijn dan wel redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de verontreiniging ten tijde van de verkrijging van het recht op het grondgebied” in de zin van artikel 46, eerste lid, onder c, Wbb is het moment waarop het recht werd verkregen bepalend. Daarbij worden de volgende momenten onderscheiden:

  • a.

    verkrijging vóór 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd, tenzij hij een duurzame rechtsbetrekking heeft of had met de veroorzaker, of hij betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;

  • b.

    verkrijging vóór 1 januari 1983 maar op of na 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, tenzij aangetoond kan worden dat hij op het moment van verkrijging wetenschap had van de verontreiniging;

  • c.

    verkrijging na 1 januari 1983: de eigenaar of erfpachter die op de hoogte was van de bodemverontreiniging of op de hoogte had kunnen zijn, dan wel de professionele koper die door eenvoudig onderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging, of de professionele koper die bij ‘verdachte’ terreinen door bodemonderzoek kennis had kunnen nemen van de verontreiniging, is schuldig;

  • d.

    verkrijging na 1 januari 1987: naast de eigenaar, erfpachter en de professionele koper, als bedoeld in het vorige lid, is tevens de professionele koper die door bodemonderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging, schuldig;

  • e.

    verkrijging na 1 januari 1990: iedere verkrijger van een verontreinigd terrein, is in beginsel schuldig met uitzondering van een bewoner, of een ‘kleine zelfstandige’ die ten tijde van de koop niet was voorzien van deskundige bijstand;

  • f.

    vanaf 1993 is iedere verkrijger van een verontreinigd terrein als schuldig aan te merken, met dien

  • verstande dat:

    • -

      bij een verkrijging vanaf 1 maart 1993: de eigenaar of erfpachter als bedoeld in artikel 19, tweede lid, die een huis heeft gekocht met een (al dan niet nadien) lekkende huisbrandolietank, is schuldig;

    • -

      bij een verkrijging na 1 juli 1993: de professionele verkrijger die na 1 juli 1993 een met asbest verontreinigd terrein heeft verkregen, is schuldig;

    • -

      bij een verkrijging na 27 februari 2000: de niet professionele verkrijger die na 27 februari 2000 een met asbest verontreinigd terrein heeft verkregen, is schuldig.

Artikel 17

  • 1.

    Een saneringsbevel jegens de eigenaar of erfpachter strekt tot sanering van het grondgebied waar de verontreiniging of de directe gevolgen daarvan zich voordoen.

  • 2.

    Een saneringsbevel jegens de eigenaar of erfpachter strekt tot sanering van het gehele geval van verontreiniging, indien sprake is van een mobiele verontreiniging waarvan de bron van verontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de saneringskosten welke betrekking hebben op dat deel van de verontreiniging dat buiten het eigendoms- of erfpachtrecht van de geadresseerde van het bevel is gelegen indien het achterwege laten daarvan leidt tot onevenredig nadeel.

Paragraaf 6 Het bevel beheersmaatregelen

Artikel 17a

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een bevel beheersmaatregelen geven aan de eigenaar of erfpachter. Artikel 9, tweede lid en artikel 10 zijn van overeenkomstige toepassing op het bevel beheersmaatregelen.

  • 2.

    Een bevel beheersmaatregelen wordt niet aan de eigenaar of erfpachter gegeven indien de verplichting om beheersmaatregelen te nemen ingevolge artikel 55b Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar c.q. erfpachter van een bedrijfsterrein.

  • 3.

    Een bevel beheersmaatregelen aan de eigenaar of de erfpachter wordt alleen gegeven indien, door middel van een besluit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, Wbb, door het bevoegd gezag is vastgesteld dat géén sprake is van risico’s.

Hoofdstuk 4 Bijzondere categorieën

Paragraaf 1 Grondwaterverontreiniging op niet-bronpercelen

Artikel 18

  • 1.

    Een bevel NO en een bevel TBM aan de eigenaar of de erfpachter of aan de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt en een bevel SO, een saneringsbevel, en een bevel beheersmaatregelen aan de eigenaar of erfpachter blijven achterwege als de verontreiniging zich bevindt op een niet-bronperceel en indien de verontreiniging alleen het grondwater betreft.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenaar, de erfpachter of de zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het terrein bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking.

Paragraaf 2 Particuliere eigenaren die tevens bewoner zijn

Artikel 19

  • 1.

    Op de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die als veroorzaker kan worden beschouwd, zijn de artikelen 2 tot en met 7a van toepassing. De bewoner die direct of indirect betrokken is of is geweest bij de veroorzaking van de verontreiniging wordt overeenkomstig artikel 15 als veroorzaker aangemerkt.

  • 2.

    In afwijking van de artikelen 9 tot en met 13 en 17a wordt aan de eigenaar of erfpachter die een verontreinigd perceel uitsluitend gebruikt voor particuliere bewoning door hemzelf en die niet als veroorzaker kan worden beschouwd, geen bevel NO of bevel TBM, bevel beheersmaatregelen, bevel SO en saneringsbevel gegeven als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

    • -

      op het moment waarop de bewoner het perceel verwerft rust op dat perceel de bestemming ‘wonen’ of de bewoner kan aantonen dat hij mocht aannemen dat het perceel de bestemming wonen zou krijgen, en

    • -

      de woning wordt vanaf het moment van verwerving uitsluitend gebruikt voor bewoning door de bewoner zelf, zijn huisgenoten of zijn bloed- en aanverwanten in rechte lijn, en

    • -

      de bewoner moet een redelijke marktconforme prijs hebben betaald voor de woning, en

    • -

      de bewoner mag de verontreiniging niet zelf hebben veroorzaakt of bij de veroorzaking betrokken zijn geweest dan wel mag deze geen duurzame rechtsbetrekking hebben gehad met de veroorzaker, en

    • -

      het mag niet gaan om een aan de woonfunctie gerelateerde verontreiniging, zoals onder andere verontreiniging veroorzaakt door een huisbrandolietank.

  • 3.

    De artikelen 2 tot en met 7a zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde eigenaar of erfpachter indien op zijn perceel een bodemverontreiniging aanwezig is die is veroorzaakt door een op het perceel aanwezige lekkende huisbrandolietank in de periode dat hij van deze tank gebruik heeft gemaakt of waarvan hij na het gebruik heeft nagelaten de tank te verwijderen of anderszins op veilige wijze definitief onklaar te maken.

  • 4.

    De artikelen 9 tot en met 18 zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde eigenaar of erfpachter indien hij zijn perceel waarop een bodemverontreiniging aanwezig is, die is veroorzaakt door een op het perceel aanwezige lekkende huisbrandolietank, heeft verkregen na 1 maart 1993.

Paragraaf 3 Verkrijging onder algemene titel door erfopvolging

Artikel 20

  • 1.

    Indien sprake is van verkrijging onder algemene titel als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de verkrijger onder algemene titel voor de toepassing van hetgeen is bepaald in de artikelen 2 tot en met 19 geplaatst in de positie van degene van wie hij onder algemene titel verkrijgt. Een erfgenaam die verkrijgt van een onschuldig eigenaar wordt voor de toepassing van de artikelen 9 tot en met 13 en 17a als onschuldig eigenaar aangemerkt, tenzij de erfgenaam gedurende de periode waarin de verontreiniging is veroorzaakt een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers heeft gehad of directe of indirecte betrokkenheid bij de veroorzaking heeft gehad.

  • 2.

    De erfgenaam die verkrijgt van een schuldig eigenaar wordt voor de toepassing van de artikelen 9 tot en met 13 en 17a als schuldig eigenaar aangemerkt.

  • 3.

    Wanneer sprake is van verkrijging onder algemene titel door erfopvolging besluit het bevoegd gezag tot compensatie in de kosten van onderzoek, tijdelijke beveiliging, beheermaatregelen of sanering indien die kosten de omvang van de nalatenschap overtreffen, tenzij de verkrijger betrokken is geweest bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 15, een duurzame rechtsbetrekking heeft of heeft gehad met de veroorzaker als bedoeld in artikel 14, onvoldoende schadebeperkende maatregelen heeft getroffen dan wel als schuldig eigenaar kan worden aangemerkt door verkrijging van de eigendom anders dan door erfopvolging.

  • 4.

    Indien een erfgenaam als veroorzaker kan worden aangemerkt, gelden de artikelen 2 tot en met 7a onverkort.

  • 5.

    Indien jegens de erflater in verband met de bodemverontreiniging reeds bestuursdwang is uitgeoefend of opgelegde dwangsommen zijn verbeurd, dan kunnen de kosten van de uitgeoefende bestuursdwang of de reeds verbeurde dwangsommen als een schuld van de erflater op de erfgenaam worden verhaald. De vordering blijft beperkt tot de omvang van de nalatenschap, tenzij de erfgenaam zelf (mede) veroorzaker was dan wel anderszins betrokken was bij de veroorzaking.

  • 6.

    Onderhavig artikel is niet van toepassing, voor zover het de mogelijkheid betreft tot het opleggen van een bevel TBM, SO, een saneringsbevel en een bevel beheersmaatregelen jegens die erfgenaam indien de wettelijke verplichtingen van artikel 55b Wbb uitvoerbaar zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 Intrekking

Bij inwerkintreding van deze regeling wordt het ‘Bevelsbeleid Wbb’ ingetrokken.

Artikel 22 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Limburgs bevelsbeleid Wet bodembescherming 2010.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  
L.J.P.M. Frissen, voorzitter  
mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris