Regeling vervallen per 08-02-2018

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaal 2011

Geldend van 01-11-2012 t/m 07-02-2018

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaal 2011

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaal 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    budgetsubsidie: de subsidie die het college per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren, met een maximum van vier, aan een instelling verstrekt voor activiteiten met een structureel karakter, waarbij het college normen kan stellen met betrekking tot de aard en inhoud van die activiteiten;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal;

  • c.

    garantstelling: de subsidie in de vorm van een garantiebesluit tot betaling van rente en aflossing van een door de instelling aan te gane geldlening ten behoeve van nieuwbouw, vervanging, verbouw, aanleg en eerste inrichting van accommodaties of overige kapitaalgoederen die bijdragen aan de basisvoorzieningen conform het manifest;

  • d.

    investeringssubsidie: een eenmalige subsidie ten behoeve van een lokale instelling in de kosten van een te plegen noodzakelijke investering in en aan accommodaties voor multifunctioneel gebruik of voor investeringen die randvoorwaardelijk zijn voor het behoud of de instandhouding van basisvoorzieningen conform het manifest;

  • e.

    manifest: ‘Het Manifest van Lingewaal’, de Structuurvisie Plus 2030, vastgesteld door de raad op 28 januari 2010;

  • f.

    noodzakelijke investering: de investering zonder welke een vereniging/organisatie in haar bestaan wordt bedreigd, dan wel dat activiteiten niet (meer) kunnen plaatsvinden;

  • g.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Lingewaal;

  • h.

    waarderingssubsidie: een subsidie die het college verstrekt aan organisaties/verenigingen voor het realiseren van kleinschalige activiteiten op initiatief van vrijwilligers(organisaties) en adviesraden, die bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke doelen, waarbij het college niet inhoudelijk stuurt op het resultaat van de activiteiten;

  • i.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1 De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      Veiligheid;

    • b.

      Verkeer & vervoer en openbare ruimte;

    • c.

      Werk en inkomen;

    • d.

      Jeugd, jongeren en gezin;

    • e.

      Sport en cultuur, recreatie en landschap;

    • f.

      Maatschappelijke ondersteuning;

    • g.

      Milieu;

    • h.

      Ruimte en wonen.

  • 2 Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke doelstellingen en/of de doelstellingen uit het manifest.

  • 3 Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste en tweede lid worden omschreven.

Artikel 3 Bevoegdheden raad en college

  • 1 De raad is bevoegd te besluiten op aanvragen voor investeringssubsidies dan wel garantstellingen.

  • 2 Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van overige subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3 Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden.

  • 4 Het college is bevoegd om nadere verplichtingen aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1 De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s) per beleidsprogramma.

  • 2 Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3 Het college kan, met inachtneming van de ingevolge artikel 2 door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4 Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5 Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1 De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder dient te worden aangegeven in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelstellingen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3 Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4 Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1 Een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2 Een aanvraag voor een waarderingssubsidie:

    • a.

      voor het lopende begrotingsjaar wordt gedaan uiterlijk 13 weken voor uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      voor het volgende begrotingsjaar wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3 Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1 Het college beslist op een aanvraag voor een budgetsubsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2 Het college beslist op een aanvraag voor een waarderingssubsidie:

    • a.

      conform artikel 6, tweede lid, onderdeel a. binnen 13 weken na de datum waarop de aanvraag door het college is ontvangen;

    • b.

      conform artikel 6, tweede lid, onderdeel b. uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3 Op aanvragen voor een investeringssubsidie of een garantstelling is artikel 4:14, derde lid van de wet van toepassing.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Weigeringgronden

Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren, indien naar het oordeel van het college:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in voldoende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of niet in voldoende mate ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    de aanvrager over voldoende middelen beschikt om zelf te voorzien in de financiering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, dan wel redelijkerwijs in staat kan worden geacht om zelf die middelen te genereren of vrij te maken, bijvoorbeeld door een redelijke bijdrage aan deelnemers te vragen, door een buffetexploitatie in eigen beheer, door gebruikmaking van gevormde reserves of voorzieningen, dan wel anderszins;

  • c.

    er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvraag niet past binnen het beleid van de gemeente, zoals vastgelegd in het manifest, de Kadernota Subsidiebeleid Lingewaal van december 2010 of in andere documenten waarin het beleid is c.q. nog zal worden vastgelegd.

Artikel 9 Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 10 Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

  • 1 Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2 Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, artikel 16, eerste lid, of artikel 17, eerste lid wordt gegeven, kan het college tot 100% voorschotten verstrekken.

  • 3 Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan 10.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 13 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3 De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot € 2.500,-

  • 1 Subsidies tot € 2.500,- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2 Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf € 2.500,- tot € 25.000,-

  • 1 Bij een subsidieverlening vanaf € 2.500,-, maar minder dan € 25.000,-, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,-

  • 1 Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na afloop van het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

  • 1 Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2 Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3 Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4 Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Aanvullende bepalingen voor investerinssubsidies en garantstellingen

Artikel 19 Aanvullend bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1 Naast de gegevens uit artikel 5 dient de aanvrager voor een investeringssubsidie en/of garantstelling tevens in een uitvoeringsplan met kostenbegroting, waaruit blijkt dat de beoogde voorziening zo noodzakelijk is dat zonder de investering het voortbestaan en/of het functioneren van aanvrager in het geding is en waarmee beoordeeld kan worden in hoeverre de investering redelijk is.

  • 2 In het geval dat een garantstelling wordt gevraagd, overlegt de aanvrager tevens:

    a. een begroting waaruit blijkt dat aanvrager de lasten voor rente en aflossing kan voldoen binnen zijn exploitatie;

    b. tenminste twee offertes van financieringsinstellingen, waaruit blijkt dat de garantstelling voorwaardelijk is voor het aangaan van de lening.

Artikel 20 Maximale bijdrage investeringssubsidies

  • 1 De investeringssubsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, binnen het vastgestelde subsidieplafond.

  • 2 De eigen bijdrage van de aanvrager bestaat uit het totaal aan eigen financiële middelen en eigen werkzaamheden.

Artikel 21 Subsidieplafond en verdeling, besluiten tot investeringssubsidies

  • 1 Bij vaststelling van de begroting stelt de raad het maximaal beschikbare budget voor investeringssubsidies vast.

  • 2 De raad besluit eenmaal per jaar, in een integrale afweging van alle verzoeken, over het verstrekken van investeringssubsidies.

  • 3 Bij het besluit uit het tweede lid overweegt de raad:

    • a.

      de mate waarin de investering bijdraagt aan het bereiken van doelstellingen van het gemeentelijk beleid;

    • b.

      de mate waarin de te plegen investering aan een accommodatie voor multifunctioneel gebruik noodzakelijk is voor het voorbestaan en/of functioneren van de aanvrager;

    • c.

      de mate waarin de investering bijdraagt aan de instandhouding of realisatie van basisvoorzieningen conform het manifest;

    • d.

      de mate waarin aanvrager zelf bijdraagt aan de investering.

Artikel 22 Besluiten tot garantstellingen

  • 1 De raad besluit op voorstel van het college over het verstrekken van een garantstelling.

  • 2 Bij het besluit uit het eerste lid overweegt de raad:

    • a.

      de mate waarin de investering waarvoor de garantstelling wordt gevraagd bijdraagt aan de instandhouding of realisatie van basisvoorzieningen conform het manifest;

    • b.

      de mate waarin aanvrager de lasten voor de investering binnen zijn exploitatie kan voldoen;

    • c.

      de mate waarin de garantstelling noodzakelijk is voor het verkrijgen van de lening.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 23 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1 Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college voorschrijven dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2 Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 24 Evaluatie

  • 1 In afwijking van het gestelde in artikel 4:24 van de wet vindt geen verslaglegging plaats over de doeltreffendheid en de effecten van subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt.

  • 2 Het college evalueert eenmaal in de vijf jaren de inhoud van de verordening.

Artikel 25 Hardheidsclausule

  • 1 Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, en hoofdstuk 8, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de subsidieontvanger of aanvrager leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 26 Intrekking verordening

  • 1 Op een aanvraag die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regelgeving beslist.

  • 2 Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het raadsbesluit van 25 oktober 2012 tot wijziging van deze verordening tevens van toepassing op aanvragen die ten tijde van de inwerkingtreding van dat raadsbesluit reeds zijn ingediend, voor zover daarop ten tijde van die inwerkingtreding nog geen beslissing is genomen en voor zover het bepaalde in artikel 27 niet van toepassing is.

     

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Op aanvragen voor subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Gemeente Lingewaal 2009 van toepassing.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Gemeente Lingewaal 2011.

Ondertekening

Gemeente Lingewaal, 25-10-2012

Toelichting 1

Algemene toelichtingDe Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaal 2011 (ASV) is gebaseerd op de modelverordening, die de VNG heeft opgesteld vanuit haar adviserende functie om het subsidiebeleid van gemeenten te stroomlijnen en te actualiseren. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling biedt de gemeente veel vrijheid bij de invulling van het lokale subsidiebeleid. In de modelverordening is ook gekeken naar dereguleringsmogelijkheden binnen het subsidieproces. Een belangrijk aspect in het subsidietraject is gelegen in vereenvoudiging van de regels voor de verantwoording van de subsidie. Ter vermindering van de administratieve en bestuurlijke lasten op dit punt is rijksbreed een kader ontwikkeld door het ministerie van Financiën. Bij het opstellen van de modelverordening en de concretisering naar de ASV is ook naar dit kader gekeken en zijn deze zoveel mogelijk toegespitst op de eigen praktijk.

Hoofdstuk 1 Grondslag verordening De Awb geeft aan dat subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

Voor de gemeente betekent dit, dat de subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. De ASV moet aan twee eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken: (1) er moet een omschrijving zijn van de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verstrekt en (2) er moet een grondslag zijn voor voorwaarden en verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd).

Incidentele subsidiesStrikt genomen is voor incidentele subsidies geen wettelijk voorschrift nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er geen beleid is dat voorziet in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten en evenmin sprake is van een vaste bestuurspraktijk om dat soort activiteiten te subsidiëren.Deze uitzondering is bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Het is wel mogelijk om een omschrijving van regels die een uitleg geven aan bepalingen uit de verordening, zoals de afweging van belangen of de vaststelling van feiten, op te stellen in de vorm van beleidsregels. Bijvoorbeeld onder welke voorwaarden sportverenigingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Vooral van belang is dat het voor de subsidieaanvrager helder is onder welke benaming en vorm hij nadere regels moet vinden.

Hoofdstuk 2 Het subsidiebegripOm de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd. Er is sprake van een subsidie wanneer:

  • a.

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

a. Een aanspraak op financiële middelenHet woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt immers niet onder de Awb.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvragerEen subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of dienstenCommerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.

Subsidie versus opdracht: wat is het onderscheid?Met de zinsnede ‘anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten’, had de wetgever de bedoeling de subsidie te onderscheiden van het begrip ‘opdracht’. Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit. Toch blijkt dit onderscheid in de praktijk niet altijd even scherp te maken.

Om diverse redenen is het relevant om helder te hebben of het al dan niet een subsidie betreft. Zo zullen ondernemers over de door aan hen gedane betalingen voor geleverde diensten BTW verschuldigd zijn, terwijl zij over aan hen verstrekte subsidies in beginsel geen BTW hoeven af te dragen. En mocht er zich een geschil voordoen, dan kan men in het geval van subsidieverstrekking naar de bestuursrechter stappen, terwijl men zich bij een opdracht moet wenden tot de civiele rechter. In dit kader geldt ook het adagium: wat bestuursrechtelijk kan, moet! De gemeente moet waakzaam zijn bij het opstellen van de subsidiebeschikking en moet voorkomen, dat de verstrekking kan worden aangemerkt als betaling voor een opdracht. Daarnaast is de kans minder groot, dat de subsidie als opdracht wordt aangemerkt, als niet de gehele activiteit wordt gesubsidieerd, maar slechts een gedeelte en er daarnaast een eigen bijdrage van de ontvanger wordt gevraagd.Subsidies en Europese staatssteunregelsWordt de subsidie aan burgers verstrekt dan is Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun niet van toepassing. Ook is geen sprake van staatssteun als de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verleend, geen ondernemingsactiviteiten zijn. Kunnen gesubsidieerde activiteiten wel als onderneming worden aangemerkt, dan is er sprake van staatssteun als de subsidie niet open staat voor alle ondernemingen, die deze activiteit uitoefenen. Er moet sprake zijn van een selectief voordeel, wil men kunnen spreken van staatssteun.

Hoofdstuk 3 Vermindering van administratieve en bestuurlijke lastenIn de afgelopen jaren heeft deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk hoog in het vaandel gestaan, zowel op rijks- als op decentraal niveau. Bij de ontwikkeling van de VNG-Modelverordening is ook gekeken naar deze dereguleringsaspecten. Vooral is gekeken naar het verminderen van de indieningsvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze en beter financieel beheer van subsidies. Hierop wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan.

Het verminderen van de indieningsvereistenOm in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag worden ingediend. Bij deze aanvraag moeten aanvullende stukken worden gevoegd. Door te werken met een standaard aanvraagformulier, met daarop vermeld welke gegevens meegestuurd moeten worden, wordt het voor de aanvrager eenvoudiger. Het college bepaalt welke gegevens dienen te worden verstrekt en neemt daarbij de proportionaliteit in acht. Hiermee wordt bedoeld dat de aard en hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding dienen te staan tot de omvang van de gevraagde subsidie. Vereenvoudiging bereiken we ook bij de verantwoording van de verstrekte subsidies. Bijvoorbeeld, wanneer een financiële verantwoording, voorzien van een accountantsverklaring wordt gevraagd, kan mogelijk een verlichting van de administratieve lasten worden gerealiseerd. Dit kan wanneer de instelling verschillende subsidiestromen vanuit de gemeente ontvangt en/of met meerdere subsidieverstrekkers te maken heeft.

Verantwoording en financieel beheer van subsidiesNaast het terugdringen van indieningvereisten is het ook mogelijk de administratieve en bestuurlijke lasten te verminderen door een aanpassing van de verantwoordingswijze van de subsidies en een aangepast financieel beheer van het subsidieproces.

In dit kader heeft het Rijk het “Rijksbrede subsidiekader” ontwikkeld met als doel te komen tot een efficiëntere en kleinere overheid. Het ontwikkelde subsidiekader uniformeert en vereenvoudigt de regels voor de verantwoording en het financiële beheer van subsidies. Toepassing van het systeem beoogt een besparing van ongeveer 30% in de administratieve lasten en 20% in de bestuurlijke lasten, terwijl het tegelijkertijd voldoende mogelijkheden biedt om op rijksniveau verantwoording af te leggen over de rechtmatigheid. Elementen uit het Rijksbrede subsidiekader zijn in aangepaste vorm toegepast op het gemeentelijke subsidieproces en de gemeentelijke organisatie.

Het subsidiekader is ontwikkeld vanuit de volgende uitgangspunten:- Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten proportioneel zijn.- Er moet een betere sturing plaatsvinden op prestaties en hoofdlijnen: zo wordt er meer gewerkt met prestatiesubsidiëring in plaats van de input op basis van werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring houdt in, dat er een vast bedrag wordt gesubsidieerd ten behoeve van een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie. Door het afrekenen op basis van prestaties en het vervallen van de financiële verantwoording bij kleine subsidies worden de lasten verminderd.- Regels en verplichtingen moeten meer worden geüniformeerd en vereenvoudigd. Gedacht kan worden aan verplichtingen ten aanzien van termijnen, kostenbegrippen, voorschotten en voorwaarden ten aanzien van tussentijdse rapportages.- Tenslotte wordt er gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger; er zal niet in alle gevallen meer een uitgebreide verantwoordingsplicht gelden.Op basis van deze uitgangspunten zijn de volgende, met elkaar samenhangende maatregelen opgenomen in de ASV: - Drie standaarduitvoerings- en verantwoordingsarrangementen, waarvan de toepassing wordt bepaald door de hoogte van het subsidiebedrag.- Uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces (onder andere termijnen, voorschotten, rapportages).

Proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lastenDe ASV gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht. Dit leidt tot de volgende verdeling:

Tot € 2.500

direct vaststellen, eventueel verantwoording over de prestatie.

Vanaf € 2.500 tot € 25.000

verantwoording over de prestatie.

Vanaf € 25.000

verantwoording over kosten en prestaties.

Voor subsidiebedragen kleiner dan € 2.500,-, wordt de subsidie verstrekt op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de verplichtingen. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger; dit betekent ook een zekere risicoacceptatie. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie of dienst in plaats van op de kosten. Hierdoor kan het ook voorkomen, dat de werkelijke kosten uiteindelijk lager zijn dan het subsidiebedrag.

In de ASV is ervoor gekozen dat de steekproefsgewijze controle zich richt op het aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hiertoe hoeft niet een gedetailleerd overzicht van inkomsten en uitgaven (boekhouding) te worden bewaard, maar kan worden volstaan met het bewaren van een bewijs, dat de activiteit heeft plaatsgevonden. Dat kan ook een foto van of een krantenartikel over bijvoorbeeld een gesubsidieerde bijeenkomst zijn. Daardoor hoeft bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie géén extra documenten te bewaren dan zij ten behoeve van haar reguliere werkzaamheden doet. Per slot van rekening loopt de gemeente Lingewaal weinig financiële risico’s bij kleine subsidies. Voordelen hiervan zijn:- Minder administratieve lasten - in tijd, kosten en ergernis - voor aanvragers, zoals (vrijwilligers) organisaties. Op deze manier kunnen zij meer tijd besteden aan hun echte werk.- Minder bestuurlijke lasten, want de gemeente hoeft niet meer te wachten op de jaarrekening van misschien wel honderden kleine instellingen. Daarnaast hoeft de gemeente niet meer te controleren en vaststellingsbrieven op te stellen. Dit scheelt veel tijd.

Een andere vorm van vereenvoudiging bereiken we bij de vereisten, die aan jaarlijkse subsidies of de zogenaamde per boekjaar verstrekte subsidies worden gesteld. In de ASV is juist wegens de hoge regeldruk, afgezien van de mogelijkheid om afdeling 4.2.8 van de Awb in haar geheel van toepassing te verklaren op jaarlijkse subsidies. In plaats daarvan zijn enkele bepalingen eruit gelicht of in vereenvoudigde vorm overgenomen.

Ook in het hanteren van uniforme kostenbegrippen en het toepassen van uniforme berekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven kan veel lastenbesparing worden gerealiseerd. Als gemeenten, daar waar van toepassing, bovengenoemde rijksbrede uniforme begrippen overnemen of verder aansluiten bij de Handreiking Overheidstarieven in hun gemeentelijke (subsidie)regelgeving, zorgt dit er uiteindelijk voor dat het zowel voor de aanvragers als de verstrekkers van subsidie een stuk duidelijker wordt.De gemeente Lingewaal sluit hierbij aan bij het advies van de VNG.

Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissenPer 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, het risico met een dwangsom te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag. De aanvrager heeft daar recht op. Tijdig betekent: binnen de geldende termijn. In bijna alle gevallen dient de gemeente de aanvrager direct mee te delen, dat de beslistermijn is opgeschort en binnen welke termijn alsnog een beslissing moet worden genomen. Met de in de verordening opgenomen mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen, moet dus niet al te makkelijk worden omgegaan. De in de ASV gekozen termijnen voor besluiten zijn met 13 weken aan de ruime kant. Voor de beoordeling van complexe subsidieaanvragen heel redelijk; voor afhandeling van een eenvoudig besluit tot subsidievaststelling zeer ruim.

SanctiebeleidConform de modelverordening bevat de ASV geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvatten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen. Aangezien met deze bevoegdheden een inbreuk gemaakt wordt op het vertrouwensbeginsel, dient hiermee terughoudend en in alle redelijkheid te worden omgegaan. Daarbij zijn de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger van belang zijnde factoren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 BegripsomschrijvingenDit artikel beschrijft een aantal begrippen, dat in de verordening wordt gehanteerd.

Er is in de definities een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van subsidie. De budgetsubsidie is een subsidie die bij voorkeur voor meerdere jaren wordt verleend en veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking heeft. Hierbij kan worden gedacht aan exploitatiesubsidies en subsidie in de loonkosten. In de verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van 4 jaar is gekozen, omdat deze termijn aansluit bij de zittingstermijn van de raad (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die met de verstrekte subsidies worden gediend.

Waarderingssubsidies zijn subsidies die worden verstrekt voor eenmalige, vernieuwende activiteiten die bijdragen aan meedoen aan de samenleving voor iedereen (zie Beleidskader Subsidiebeleid). Te denken valt aan projectsubsidies die worden gegeven voor door de subsidieontvanger te realiseren bijzondere projecten. Eenmalige subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.Waarderingssubsidies worden verstrekt om waardering voor de activiteiten van de ontvanger uit te drukken; het college wil daar naar aard en inhoud dan ook niet op sturen. Deze subsidies mogen naar eigen wens van de ontvanger worden besteed en kunnen dus zowel worden gestoken in de reguliere activiteiten van de ontvanger als in extra activiteiten. Hiermee wordt nog steeds recht gedaan aan het algemene uitgangspunt voor subsidieverstrekkingen in Lingewaal: het bevorderen van bepaalde voor de gemeente, dan wel haar ingezetenen positieve doelen. Een uiting van waardering voor degenen, die die doelen bevorderen, draagt bij aan hun motivatie en dus ook aan de wijze, waarop zij de doelen behartigen.

Investeringssubsidies zijn, conform het Beleidskader Subsidies, éénmalige subsidies, bedoeld voor (1) noodzakelijke investeringen in en aan accommodaties voor multifunctioneel gebruik. Onder 'noodzakelijk' wordt verstaan dat zonder de investering de vereniging/organisatie in haar bestaan wordt bedreigd, dan wel dat activiteiten niet (meer) kunnen plaatsvinden. De noodzaak moet blijken uit de aanvraag, dan wel uit de toelichting daarop. (2) Ook is subsidie mogelijk voor investeringen die randvoorwaardelijk zijn bij de instandhouding van basisvoorzieningen, bijvoorbeeld instrumenten voor muziekverenigingen.

De garantstelling gebruikt de gemeente Lingewaal om rechtspersonen in de gemeente te ondersteunen hun doelstellingen te verwezenlijken. Het gaat om leningen waarbij de gemeente garant staat voor rentebetalingen en aflossing van de lening. Hierdoor loopt de geldverstrekker minder risico. Voor de voorwaarden waaronder een garantstelling kan worden verstrekt, staan beschreven in artikel 22.

Naast de algemene beleidsdoelstellingen van Lingewaal vormt ‘Het Manifest van Lingewaal’ het belangrijkste toetsingskader voor gemeentelijke subsidies.

Artikel 2 Reikwijdte verordeningIn het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk op te nemen in deze algemene verordening en dit zo algemeen mogelijk te beschrijven, aansluitend bij de terminologie van de programmabegroting. Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggende zaken als beleidsregels en raadsbesluiten, hoeven te verdiepen om na te gaan aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3 Bevoegdheden raad collegeNadrukkelijk is de raad bevoegd te besluiten over investeringssubsidies en garantstellingen. Het gaat in deze gevallen in het algemeen om forse bijdragen dan wel mogelijk ingrijpende gevolgen voor de gemeente, passend binnen het budgetrecht van de raad.

Ingevolge het tweede lid besluit het college binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verstrekken, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.In het tweede lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

In het derde lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden, berust bij het college. In afdeling 4.2.4 van de wet is uitvoerig bepaald welke verplichtingen onder welke voorwaarden bij een subsidieverlening kunnen worden opgelegd. Ingevolge artikel 3:14 BW mogen bepalingen in subsidieovereenkomsten er niet toe leiden, dat een bestuursorgaan handelt in strijd met:• de Awb, • de publiekrechtelijke subsidieregeling (deze verordening), waarop de subsidie berust, of • andere ongeschreven regels van het publiekrecht.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoudDe wet geeft in artikelen 4:25 tot en met 4:28 de algemene bepalingen voor het werken met een subsidieplafond. Op grond van artikel 4, eerste lid kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Dit laatste is een voorwaarde om subsidieplafonds te kunnen hanteren. Eventueel kan het college nadere regels opstellen omtrent de wijze van verdeling van de beschikbare middelen (derde lid).

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode ingaat waarop het plafond betrekking heeft. Zo weten potentiële aanvragers tijdig hoeveel geld beschikbaar is. In dit kader is artikel 4:28 van belang, de mogelijkheid om subsidieplafonds vast te stellen bij de begroting, terwijl de aanvragen eerder moeten worden ingediend. Voor de gemeente Lingewaal kan het plafond van belang zijn omdat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Let op: overschrijding van het subsidieplafond is een verplichte weigeringsgrond.Staat het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld en heeft de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds gepubliceerd, dan kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemoti¬veerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Dit is dan ok de reden dat de VNG het publiceren van subsidieplafonds aanbeveelt.Indien wordt gewerkt met een begrotingsvoorbehoud (lid 5.) moet er rekening worden gehouden met het feit dat de gemeente Lingewaal de begroting na vaststelling door de raad nog aan de provincie Gelderland ter goedkeuring moet voorleggen; pas daarna is er sprake van een definitieve begroting en treedt dit artikel pas in werking.

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevensIn het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. Door het gebruik van standaardformulieren wordt de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Ook kan met een aanvraagformulier de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de verschillende beleidsterreinen van de gemeente worden bevorderd. In principe komt het aanvraagformulier digitaal beschikbaar op de website van de gemeente.

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaan¬vraag. De bevoegdheid van het college ter zake nadere regels te stellen, is geregeld in lid 4. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt. Het uitgangspunt daarbij is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor duidelijk bepaalde categorieën subsidies - bijvoorbeeld ‘waarderingssubsidies’, eenmalige subsidies waaraan geen verantwoordingseisen worden gesteld - met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij aanvraag van een subsidie kan worden volstaan.In artikel 5, lid 2, sub d, wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks (per boekjaar) verstrekte subsidies conform artikel 4:72 Awb. Een dergelijke verplichting wordt in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen. Inzage in de financiële reserve van een instelling is in ieder geval aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte, en bij aanvragen voor investeringssubsidies.

In artikel 5, lid 3, worden meer formele eisen gesteld aan instellingen, die voor de eerste maal subsidie aanvragen.

Artikel 6 AanvraagtermijnHier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college. De datum van 1 april voor (meer)jaarlijkse subsidies sluit aan bij de gemeentelijke P&C-cyclus.

Een waarderingssubsidie kan in het voorafgaande jaar worden ingediend en zo worden meegenomen in de begroting van de gemeente (P&C-cyclus), of lopende het begrotingsjaar, voorafgaand aan de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit laatste maakt het mogelijk actuele initiatieven te ondersteunen, risico voor de aanvrager is dat het subsidieplafond al is bereikt dan wel wordt overschreden, waardoor geen subsidie wordt verstrekt.

Artikel 7 BeslistermijnHier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college dient te beslissen op een aanvraag voor subsidie. De Awb biedt de gemeente de mogelijkheid in de verordening beslistermijnen aan te geven, los van de redelijke termijn van acht weken die de wet noemt.

Investeringssubsidies en garantstellingen vallen hier buiten. Aanvragen voor deze subsidievormen vereisen naar verwachting veel overleg, onderzoek, afstemming voordat finale besluitvorming mogelijk is. Het is daarom op voorhand niet mogelijk voor deze vormen van subsidiëring vaste redelijke termijnen voor besluitvorming aan te geven.

Artikel 8 WeigeringsgrondenDe algemeen geldende weigeringsgronden, zijn opgenomen in artikel 4:35 Awb. Het college kan subsidie weigeren, wanneer:- De situatie zich voordoet dat de activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op Lingewaal, dan wel dat de activiteiten niet of nauwelijks ten goede komen aan de ingezetenen.

Artikel 9 Wet BibobEen bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 9, eerste lid. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Zonder deze weigeringsgrond, zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verstrekken aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college al ter beschikking staan. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.

Artikel 10 Verlening van de subsidieIngevolge dit artikel geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij veel subsidies, vaak zijn dat kleinere subsidies, is het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk. In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zijn dit in het algemeen op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijk¬heid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede. Een bij de beschikking verstrekte bijlage, waarin de verplichtingen zijn opgenomen, is overzichtelijk en klantgericht.Artikel 4:37 Awb beschrijft standaardverplichtingen die het college bij de beschikking tot subsidie¬verlening aan de subsidieontvanger kan opleggen. Maatwerk ontstaat door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies, en aan meer structurele (boekjaar)subsidies. Voor verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van jaarlijkse subsidies wordt verwezen naar afdeling 4.2.8 Awb (Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen).

Voor de verantwoording van de subsidies is het belangrijk, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd. Is de te leveren prestatie te gedetailleerd geformuleerd, dan kunnen er onbedoeld problemen ontstaan bij de verantwoordingEen bijvoorbeeld: subsidie voor jeugdactiviteiten. De subsidieontvanger heeft in zijn plan aangegeven tenminste 50 jongeren te bereiken. De activiteiten zijn uitgevoerd, alleen waren er 48 deelnemers. Afhankelijk van de formulering van de prestatie kan er discussie ontstaan of dit gevolgen heeft voor de subsidievaststelling.

Artikel 11 Betaling en bevoorschottingVoorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven gelijk met de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvraag voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de gemeente Lingewaal.

De bevoorschotting is mede afhankelijk van de aard van de te subsidiëren activiteit. Daarom is ervoor gekozen de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. In de verleningsbeschikking worden het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten opgenomen.

Volgens artikel 13 is de subsidieontvanger verplicht te melden, wanneer er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De gemeente kan dan, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats (zie ook 4:87, lid 1, Awb).

Artikel 12 Tussentijdse rapportage In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan € 10.000,-, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. In voorkomende gevallen bepaalt het college vooraf welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording.

Artikel 13 MeldingsplichtDe subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop; in voorkomende gevallen stelt het college dit feitelijk vast) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil (kunnen) worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

De meldingsplicht geldt niet na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvangerIn dit artikel zijn overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Overigens neemt de gemeente in geval van twijfel of onduidelijkheid direct contact op met de subsidieontvanger, om nadere stukken te vragen.

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot 2.500 euroKenmerkend voor subsidies tot € 2.500,- is dat een vast bedrag wordt verstrekt en dat de ontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de gemeente. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk. Alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, leidt dit tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Wel dient de gemeente te reageren binnen een beperkte termijn van 13 weken na afloop van de activiteit.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijk om op te treden, wanneer de gemeente constateert dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het college zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf 2.500 tot 25.000 euroIn dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 11, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Het tweede lid bepaalt dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij geeft het college vooraf aan op welke manieren het aantonen kan gebeuren. Verschillende instrumenten zijn mogelijk: verslagen, managementverklaring, deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Ook is het college bevoegd te bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidie¬ontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit, dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger.

Ingevolge het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Zo kan uit een algemeen jaarverslag voldoende blijken, dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel, waarvoor de subsidie werd verstrekt. Met dit lid heeft het college voor kleinere subsidies de mogelijkheid om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 25.000 euroBij grote subsidies vanaf € 25.000,- wordt uitgegaan van een traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot € 25.000,- worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. De wet biedt het college de mogelijkheid bij de financiële verantwoording een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoeringsinstanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

In onderliggende verordening wordt een accountantsverklaring verwacht. Hiertoe maken gemeente en subsidieontvanger dan vooraf afspraken over de wijze van verantwoorden en over de onderdelen, die in de controle worden betrokken. Mogelijk wordt hierbij ook de accountant geraadpleegd. In de regel worden drie niveaus van controle onderscheiden:

  • 1.

    een getrouwheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 2.

    een rechtmatigheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 3.

    een rechtmatigheidsverklaring bij een financiële verantwoording plus een Assurance-rapport bij het activiteitenverslag.

In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen welke mate van controle wordt verwacht.

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting regelt lid 3 van de artikelen 16 en 17 dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd. Daarmee geeft de gemeente Lingewaal invulling aan het uitgangspunt, dat de verantwoordingslasten in verhouding moeten zijn met de hoogte van het subsidiebedrag.

Artikel 18 Vaststelling subsidieIn dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Een subsidie kan verleend worden, maar elke subsidie moet worden vastgesteld. Komt er geen aanvraag tot vaststelling, of verantwoording van de verleende subsidie, dan biedt het vierde lid het college de mogelijkheid na éénmalig rappel tot ambtshalve vaststelling over te gaan.

Artikel 19 Aanvullend bij de aanvraag in te dienen gegevens Hoofdstuk 8 is specifiek opgesteld voor twee bijzondere subsidievormen in Lingewaal, de investeringssubsidie en de garantstelling. Dit artikel verplicht de aanvrager bij zijn subsidieaanvraag aanvullende informatie te geven. Ten eerste is dat een uitvoeringsplan met een begroting van de kosten. Het uitvoeringsplan moet aantonen dat de beoogde investering noodzakelijk is voor de organisatie dan wel als basisvoorziening conform het manifest. Met de begroting, eventueel ook offertes, wordt de redelijkheid van de investering beoordeeld.Vraagt de organisatie een garantstelling door de gemeente aan, dan dient uit offertes van tenminste twee banken te blijken dat die garantstelling voorwaardelijk is voor het verkrijgen van de lening. Uit de exploitatiebegroting moet blijken dat de aanvrager de lasten voor rente en aflossing, die met de lening gemoeid zijn, meerjarig binnen zijn exploitatie kan dragen.

Artikel 20 Maximale bijdrage investeringssubsidiesSubsidiabel zijn investeringskosten voor nieuwbouw, uitbreiding en aanpassing van multifunctionele accommodaties, die de gemeente essentieel acht voor de uitvoering van sociaal-culturele activiteiten binnen de gemeentegrenzen, de zogenaamde basisvoorzieningen. Leidend principe hierbij is ‘sober en doelmatig’. Basisvoorzieningen zijn benoemd in het manifest. Het betreft accommodaties waar ‘ontmoeting’ als primaire functie centraal staat en waar activiteiten plaatsvinden om de sociale cohesie te bevorderen. De investering kan zich bijvoorbeeld richten op: - ontvangstruimte / garderobe; - activiteitenruimte, media- of bibliotheekruimte, ruimte voor peuterspeelzaalwerk, theaterzaal; - vergaderruimte; - horecagelegenheid (keuken/bar); - toiletruimte; - verwarmingsinstallaties t.b.v. deze ruimten; - etc. De kosten van nieuwbouw, uitbreiding of aanpassing van sociaal-culturele accommodaties worden zover als mogelijk gefinancierd met behulp van rijkssubsidies, provinciale subsidies en/of fondsen. Indien er geen of onvoldoende financieringmogelijkheden zijn, kan de gemeente een subsidie verstrekken. Investeringen in deze accommodaties in eigendom van een lokale rechtspersoon zijn (na aftrek van rijkssubsidies, provinciale subsidies en middelen uit fondsenwerving) subsidiabel voor ten hoogste 50% van de kosten. Ten minste de helft van de overblijvende investering dient de aanvrager dus zelf op te brengen. De aanvrager kan de inbreng uit eigen middelen beperken door zelfwerkzaamheid en/of waar mogelijk een beroep te doen op sponsoren. Er is sprake van ‘aanpassing’ van een sociaal culturele accommodatie in geval van/indien: - de accommodatie anders niet geschikt is voor het uitoefenen van de beoogde functie(s); - verbouwing wordt beoogd om een dislocatie te kunnen afstoten; - functieverandering van ruimten wordt beoogd; - voorzieningen wenselijk zijn in verband met eisen voortkomend uit de wet- en regelgeving; - vervanging van een oliegestookte verwarmingsinstallatie; - aanbrengen van een traplift bij meerlaagse accommodaties. Niet subsidiabel zijn de kosten van (luxe) voorzieningen die naar oordeel van het college niet noodzakelijk zijn voor het dagelijkse gebruik van de accommodatie.

Artikel 21 Subsidieplafond en verdeling, besluiten tot investeringssubsidiesBij vaststelling van de begroting stelt de raad het maximaal beschikbare budget voor investeringssubsidies vast. In principe reserveert de raad € 200.000,- per jaar voor het plegen van investeringen. Echter, dat bedrag is niet sec bedoeld voor subsidies, maar kan ook ingezet worden voor andere investeringen in basisvoorzieningen. Dit is dan ook de reden dat de raad eens per jaar integraal besluit over alle voorliggende investeringsplannen.Prioritering van de investeringsplannen kan volgen uit:- de mate waarin de doelstellingen van het gemeentelijk beleid worden bereikt, dan wel bijdragen aan Het manifest van Lingewaal;- instandhouding of realisatie van basisvoorzieningen;- multifunctioneel gebruik van de voorziening;- eigen bijdrage van de aanvrager aan de voorziening.

Artikel 22 Besluiten tot garantstellingenOp grond van de “Wet financiering decentrale overheden” (Wet Fido) mag de gemeente Lingewaal garanties verstrekken voor de uitoefening van de publieke taak. Deze wet geeft aan het begrip “publieke taak” een beperkte invulling omdat dit in belangrijke mate politiek wordt bepaald op lokaal niveau. In principe bepaalt de gemeente dus zelf wat zij onder de publieke taak verstaat en hoe zij deze taak uitoefent. Een algemene voorwaarde is dat de activiteiten die de aanvrager verricht bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente Lingewaal dan wel uit het manifest. Het kenmerk van een garantstelling is dat de gemeente een mogelijk financieel risico loopt. Anders dan bij een financiële instelling als een bank, een verzekeringsmaatschappij of een waarborgfonds, is het beoordelen van en waken over de financiële risico's van derden geen kerntaak van de gemeente. Anders gezegd, er zijn andere partijen die beter dan de gemeente in staat zijn financiële risico's af te dekken.Het financiële risico ontstaat ook doordat de gemeente geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van de instelling die een aanvraag voor garantie doet. Gezien de risico’s verbonden aan het verlenen van garanties is in de kadernota subsidies het gemeentelijk beleid verwoord als: garanties: nee, tenzij ….Het gaat te ver om te stellen dat de gemeente nooit garant kan of wil staan. Er zijn situaties denkbaar dat een instelling nergens terecht kan voor het realiseren van een maatschappelijk relevante zaak. In die gevallen kan de gemeente garant staan, maar dan wel onder strikte voorwaarden. Zo moet de garantie noodzakelijk zijn om voor een lening in aanmerking te kunnen komen. Ook moet de organisatie middels haar financiële gegevens aantonen dat zij de lasten voor rente en aflossing meerjarig in haar exploitatie kan dragen. Ook moet het doel waarvoor de gemeente Lingewaal dit instrument gebruikt passen binnen het gemeentelijk beleid uit hoofde van de publieke taak en het algemeen belang.Het college bereidt een dergelijke garantstelling voor en doet de raad een voorstel daartoe.

Artikel 23 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippenEen veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie (kostengrondslag) de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Dit brengt hoge lasten met zich mee. Vooral de verschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten (bijvoorbeeld overheadkosten) leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van subsidieontvangers.

Bij het bepalen van de standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven sluit het college aan bij de berekeningswijzen, volgens het Rijksbrede subsidiekader:

  • a.

    berekening op basis van integrale kosten;

  • b.

    berekening op basis van kosten per kostendrager, vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten of

  • c.

    een forfaitair vastgesteld uurtarief.

Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van kosten per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten door het college voorgeschreven. Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager door het college voorgeschreven.Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: - het aantal werkbare uren op jaarbasis, - het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en - het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.

Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven hanteert het college de volgende definities, zoals die ook in het Rijksbrede subsidiekader worden gehanteerd:

- Subsidiabele kosten:

kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking worden genomen, respectievelijk de feitelijke hoogte van die kosten.

- Kostendrager:

kostenplaats of volume-eenheid voor kostenberekening, bijvoorbeeld personeels-/arbeidsuren, apparaat-/machine-uren en overige kosten¬dragers als output van apparaten en machines en verbruikte materialen.

- Afschrijvingskosten:

kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.

- Loonkosten:

totaal van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.

- Urenbasis:

het aantal werkbare uren per fte per jaar.

- Directe kosten:

kosten van een kostendrager en kosten derden, die rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit worden toegerekend.

- Indirecte kosten:

(overhead) kosten die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager.

- Kosten derden:

op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten.

Artikel 24 EvaluatieArtikel 4:24 van de wet verplicht eens in de vijf jaar verslag te doen over 'de doeltreffendheid en effecten in de praktijk van subsidies' die volgens deze verordening worden verstrekt. De wet biedt de mogelijkheid in de verordening hiervan af te wijken. Ervaring wijst uit dat een dergelijke evaluatie voor subsidies binnen het brede welzijnsterrein ondoenlijk is. Want wat levert de subsidie nu feitelijk op? En wat was er gebeurd wanneer geen subsidie was verstrekt? Vergelijkingsmethodieken zijn niet voorhanden en het antwoord op die vragen is dan ook niet of slechts zeer moeilijk te geven. En dat geldt in nog sterkere mate voor kleine subsidies.Dat is dan ook de reden om niet inhoudelijk op subsidies te evalueren. Wat wel meetbaar is, is in hoeverre de verordening voor aanvragers en gemeente een bruikbaar middel is. Daarom wordt de methodiek van de verordening en het proces van subsidieverstrekkingen wel periodiek geëvalueerd. Dit laat overigens onverlet dat in de verantwoording van subsidies wel resultaten worden aangegeven.

Artikel 25 HardheidsclausuleIn de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule niet van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot incidentele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de subsidieverordening te worden vastgelegd.

Artikel 26 Intrekking,Artikel 27 Overgangsbepalingen,Artikel 28 Inwerkingtreding,Artikel 29 CiteertitelVoor de opgenomen overgangs- en slotbepalingen zijn gebruikelijke formuleringen gebruikt. Deze behoeven geen nadere toelichting.