Regeling vervallen per 31-12-2016

Verordening op Logeerinrichtingen en pensionbedrijven

Geldend van 27-01-1972 t/m 30-12-2016

Intitulé

Verordening op Logeerinrichtingen en pensionbedrijven

Verordening op Logeerinrichtingen en pensionbedrijven

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Onder logeerinrichting verstaat deze verordening een inrichting, die bestemd is om daarin tegen betaling tijdelijk nachtverblijf, al dan niet met dagverblijf, te verschaffen aan personen, niet behorende tot het gezin, waarvan de houder, noch tot dat, waarvan de beheerder van die inrichting deel uitmaakt.

Artikel 2

Onder pensionbedrijf verstaat deze verordening een woning of gebouw, al of niet bewoond door een gezin, waarin door het gezinshoofd aan drie of meer personen - niet behorende tot het gezin - tegen betaling kost en inwoning wordt verstrekt.

Hoofdstuk 2 Vergunning tot het houden van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf; eisen t.a.v. de persoon van de houder

Artikel 3

Het houden van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, is verboden, tenzij dit door iemand, die daartoe strekkende persoonlijke schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders bezit, geschiedt in het gebouw of gedeelte van een gebouw, waarvoor die vergunning geldt.

Artikel 4

  • 1 Een vergunning, als bedoeld in artikel 3 - hierna te noemen "vergunning" - behoort schriftelijk bij Burgemeester en Wethouders te worden aangevraagd.

  • 2 In een verzoekschrift ter verkrijging van een vergunning behoort nauwkeurig aangegeven te zijn:

    • a.

      de ligging van het daarbij betrokken gebouw, met vermelding van de kadastrale aanduiding;

    • b.

      voor welk gedeelte of welke gedeelten van dat gebouw de vergunning wordt gevraagd;

    • c.

      het aantal personen, tot verblijf waarvan de logeerinrichting, c.q. het; pensionbedrijf, waarop het verzoekschrift betrekking heeft, ten hoogste dient;

    • d.

      tot welk geslacht de personen, aan wie in bedoelde inrichting nachtverblijf zal worden verschaft, behoren;

    • e.

      of de warme maaltijden door of vanwege de pensiongever worden verstrekt, of dat de gelegenheid wordt gegeven de maaltijden zelf te bereiden.

  • 3 De verzoeker moet aan burgemeester en wethouders alle gegevens en tekeningen verschaffen welke zij voor een deugdelijke beoordeling van het verzoek nodig achten.

Artikel 5

Een verzoek om een vergunning kan worden afgewezen:

  • a.

    wanneer uit een vanwege Burgemeester en Wethouders ingesteld onderzoek is gebleken, dat de logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, waarop dat verzoek betrekking hoeft, niet voldoet aan de eisen, gesteld in hoofdstuk III;

  • b.

    wanneer degene, die dat verzoek doet, en/of als beheerder zal optreden, is veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk opgelegde gedeelte zes maanden of meer bedraagt, en nog geen tien jaren zijn verlopen, nadat de desbetreffende uitspraak onherroepelijk is geworden;

  • c.

    wanneer degene, die dat verzoek doet, en/of als beheerder zal optreden, onherroepelijk is schuldig verklaard aan een zodanig strafbaar feit of bekend staat als van zodanig slecht gedrag, dat hij ongeschikt is om een taak te vervullen bij de exploitatie van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf;

  • d.

    wanneer degene die het verzoek doet en/of als beheerder zal optreden onder curatele staat, dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet is;

  • e.

    wanneer degene die het verzoek doet en/of als beheerder zal optreden de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

  • f.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn.

Artikel 6

Een verzoek om een vergunning kan worden afgewezen, wanneer een huisgenoot van degene, die dat verzoek doet, verkeerd in een geval, als bedoeld in artikel 5, onder b en c.

Artikel 7

Een besluit tot weigering van een vergunning is met redenen omkleed en wordt in afschrift aan hem, die de vergunning heeft aangevraagd, toegezonden bij aangetekende brief of uitgereikt tegen ontvangbewijs.

Artikel 8

  • 1 Na overlijden van iemand, die een vergunning bezit, kunnen Burgemeester en Wethouders die vergunning overschrijven ten name van de overlevende echtgeno(o)t(e) of één der kinderen van eerstgenoemde.

  • 2 Daartoe behoort de belanghebbende binnen drie maanden na dat overlijden een schriftelijk verzoek bij Burgemeester en Wethouders in te dienen.

  • 3 Gedurende deze termijn of gedurende de behandeling van een zodanig verzoek blijft de daarbij betrokken vergunning van kracht en geldt alsdan voor de in het eerste lid bedoelde nagelaten betrekkingen.

  • 4 Ten aanzien van de beslissing omtrent een zodanig verzoek zijn de artikelen 5, 6, 7, 43 en 44, leden 1 en 2, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Eisen waaraan een logeerinrichting c.q. pensionbedrijf moet voldoen

Artikel 9

De inrichting, de installaties en de inboedel moeten in behoorlijke staat van onderhoud verkeren.

Artikel 10

Als slaapvertrek mag niet worden gebruikt:een kelder, souterrain, zolder, winkel, werkplaats, keuken, stal of een lokaal, bestemd voor gemeenschappelijk dagverblijf of voor eetzaal, een gemeenschappelijke gang, gemeenschappelijk portaal of een ruimte, die uit hoofde van de daarin gewoonlijk heersende abnormale temperatuur tot dit gebruik moet worden geacht. 

Artikel 11

  • 1 De slaapvertrekken moeten door wanden van onbrandbaar materiaal onderling en van de omringende ruimten zijn gescheiden en over de gehele oppervlakte stevig met slecht warmtegeleidende en onbrandbare stoffen zijn geplafonneerd.

  • 2 De vloer van elk slaapvertrek moet gemakkelijk te reinigen en zoveel mogelijk naadloos zijn en van een deugdelijke vloerbedekking zijn voorzien.

Artikel 12

  • 1 Elk slaapvertrek moet aan de binnenzijde op voldoende wijze kunnen worden afgesloten.

  • 2 Indien slaapvertrekken rechtstreeks met elkander in gemeenschap staan, moet de verbindingsdeur, of moeten de verbindingsdeuren, in elk dier vertrekken op voldoende wijze kunnen worden gesloten.

  • 3 Elk slaapvertrek, dienende tot verblijf van niet meer dan twee personen, moet bereikbaar zijn onafhankelijk van andere slaapvertrekken.

  • 4 In een slaapzaal voor meer dan twee personen bestemd, mogen geen personen van verschillend geslacht tegelijkertijd verblijven.

  • 5 In een slaapzaal mogen niet meer dan 8 personen worden ondergebracht.

Artikel 13

  • 1 Elk slaapvertrek moet rechtstreeks in gemeenschap staan met de buitenlucht door middel van beweegbare ramen, deuren of ventilatieopeningen, waarvan het gezamenlijk luchtdoorlatend oppervlak niet minder dan een twintigste deel van de vloeroppervlakte van het vertrek bedraagt.

  • 2 In elk slaapvertrek moet voor één persoon een vloeroppervlakte van ten minste 5 m2 aanwezig zijn en voor iedere persoon meer een extra vloeroppervlakte van 3,5 m2.

  • 3 Bij gebruik van een kamer als zit/slaapkamer bedragen deze oppervlaktematen respectievelijk 8 en 4,5 m2.

  • 4 Elk slaapvertrek, bestemd voor een echtpaar, moet de oppervlakte hebben van ten minste 12 m2 en is voorzien van een wasgelegenheid met stromend water.

  • 5 De hoogte van elk slaapvertrek moet, gemeten van de vloer tot het plafond, gemiddeld ten minste 2,50 m bedragen.

Artikel 14

  • 1 Een bedstede mag niet als slaapplaats worden gebruikt.

  • 2 De slaapplaatsen mogen niet boven elkander zijn aangebracht.

  • 3 De slaapplaatsen mogen niet met eert lange zijde tegen elkander indien daar geen slaapschot tussen geplaatst is staan

Artikel 15

  • 1 Elke eenpersoonsslaapplaats moet ten minste 1.90 m lang en ten minste 0.75 m breed zijn en elke tweepersoonsslaapplaats - uitsluitend bestemd voor echtparen - 1.90 m lang en ten minste 1.20 m breed zijn; deze afmetingen gelden niet voor kinderslaapplaatsen.

  • 2 Onder elke slaapplaats moet een doorlopende, in haar geheel gemakkelijk toegankelijke ruimte aanwezig zijn.

  • 3 Elke slaapplaats moet ten minste 1.50 m verwijderd zijn van een warmtebron. Voor buizen en radiatoren van een centrale verwarming geldt een afstand van ten minste 0,5 m.

  • 4 Per persoon moet, behalve voldoende kleerhaken, een afsluitbare kast van ten minste 60 x 45 x 180 cm, en ten minste één stoel beschikbaar zijn.

Artikel 16

  • 1 Rijen van slaapplaatsen moeten gescheiden zijn door gangpaden van ten minste 1.20 m breedte.

  • 2 Bij elke slaapplaats moet zich ten minste aan één lange zijde een gangpad bevinden, waarvan de breedte ten dienste van elk bed ten minste 0.70 m bedraagt.

Artikel 17

  • 1 Voor elk vijftal personen, tot verblijf waarvan de inrichting dient, moet tenminste één behoorlijke wasgelegenheid aanwezig zijn, welke zich niet in de buitenlucht bevindt en binnendoor bereikbaar is.

  • 2 Indien zich geen behoorlijke wasgelegenheid buiten de slaapvertrekken bevindt, moet in elk slaapvertrek een behoorlijke wasgelegenheid aanwezig zijn voor elk vijftal personen, tot verblijf waarvan het dient.

  • 3 Indien de inrichting dient tot verblijf van personen van verschillend geslacht, mag een wasgelegenheid zich niet bevinden in een ruimte voor beide geslachten toegankelijk.

  • 4 De bepaling van het derde lid is niet toepasselijk op vertrekken, dienende tot verblijf van ten hoogste twee personen, of tot badkamer.

  • 5 Voor tenminste elk tiental personen moet een behoorlijke bad- of douchegelegenheid aanwezig zijn met stromend warm en koud water.

Artikel 18

  • 1 Ten behoeve van de logeergasten moet een behoorlijk vertrek voor dagverblijf aanwezig zijn, waarbij gerekend moet worden op ca. 2.00 m2 per persoon.

  • 2 Dat vertrek mag niet tegelijkertijd dienen tot woon- of slaapvertrek van een lid van het gezin, waarvan de houder of waarvan de beheerder der inrichting deel uitmaakt, of van een lid van het personeel.

  • 3 Dat vertrek moet op voldoende wijze kunnen worden verwarmd en een oppervlakte van ten minste 15 m2 hebben; het mag aan geen zijde korter dan 3.00 m zijn en het moet, indien het onmiddellijk van de buitenlucht uit toegankelijk is, met het oog daarop zijn voorzien van een voldoend aantal tochtportalen van ten minste 0.8 m2.

  • 4 Per persoon moet ten minste 1 stoel beschikbaar zijn, alsmede voldoende tafeloppervlak, doch ten minste 0.21 m2 per persoon.

  • 5 Een woonvertrek moet rechtstreeks in gemeenschap staan met de buitenlucht door middel van beweegbare ramen en/of deuren in een der wanden waarvan het gezamenlijk lichtdoorlatend oppervlak niet minder dan een tiende deel van het oppervlak van het vertrek bedraagt.

Artikel 19

  • 1 Ten behoeve van de logeergasten moet voor eventuele bereiding van maaltijden een behoorlijke keuken met kookinstallatie en opbergruimten voor levensmiddelen aanwezig zijn, die een hygiënisch verantwoorde en veilige maaltijdbereidbereiding waarborgt.

  • 2 Naast of in deze keuken moet een aanrecht met spoelbak en stromend water aanwezig zijn om het gebruikte vaatwerk te kunnen wassen en op te bergen.

Artikel 20

  • 1 Elke kachel, welke in de inrichting wordt gebruikt, moet op voldoende wijze zijn voorzien van een brandvrij scherm.

  • 2 Petroleum-, spiritus- of (buta) gaskooktoestellen mogen alleen aanwezig zijn in de keuken en niet op gangen en in portalen en moeten voorzien zijn van voldoende beveiliging tegen brandgevaar.

  • 3 Voorhanden moet zijn een voldoend aantal doelmatige brandblusapparaten of andere doelmatige brandblusmiddelen, welke onmiddellijk in gebruik kunnen worden genomen.

Artikel 21

Elk vertrek, gang, portaal, toilet of wasgelegenheid moet voorzien zijn van een behoorlijk werkende elektrische verlichtingsinstallatie, waarvan schakelaars voor de logeergasten behoorlijk bereikbaar zijn.

Artikel 22

Voor elk tiental personen, tot verblijf waarvan de inrichting dient, en in ieder geval op elke verdieping, moet een behoorlijk privaat met spoelinstallatie aanwezig zijn, dat alleen toegankelijk is door een goed geventileerde gang of een goed geventileerd portaal.

Artikel 23

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij een vergunning ten aanzien van de daarbij betrokken logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, nadere eisen te stellen:

  • a.

    in het belang van de reinheid van die inrichting, van de daarin aangebrachte installaties en van de daarin aanwezige inboedel, alsmede in het belang van de hygiëne;

  • b.

    op grond waarvan sommige ruimten in het gebouw, waarin die inrichting is gevestigd, niet mogen gebruikt worden ten behoeve van die inrichting;

  • c.

    op grond waarvan die inrichting aan niet meer dan een vastgesteld aantal personen tegelijkertijd verblijf mag worden verschaft, en omtrent de verdeling van dit aantal over de daartoe geschikte vertrekken;

  • d.

    op grond waarvan in een slaapvertrek in verband met de daarin aanwezige luchtruimte en vloeroppervlakte niet meer dan een vastgesteld aantal personen tegelijkertijd mag verblijven, en omtrent de aanduiding van dit aantal in dat vertrek;

  • e.

    omtrent de wasgelegenheden;

  • f.

    omtrent de kachelschermen;

  • g.

    omtrent de brandblusapparaten en andere brandblusmiddelen;

  • h.

    omtrent het treffen van maatregelen tegen brandgevaar;

  • i.

    omtrent de uitgangen en trappen;

  • j.

    omtrent de verlichtingsinstallatie;

  • k.

    omtrent aanpassing aan plaatselijke gebruiken of leefgewoonten;

Artikel 24

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij een vergunning ontheffing van één of meer bepalingen te verlenen, onder door hen ten aanzien van de daarbij betrokken logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, haar installaties of haar inboedel te stellen eisen:

  • a.

    artikel 10, voor zoveel het betreft beschoten zolders;

  • b.

    het eerste lid van artikel 11, voor zoveel ontheffing van deze bepalingen in verband met de veiligheid tegen brandgevaar verantwoord is;

  • c.

    het tweede lid van artikel 11;

  • d.

    het derde lid van artikel 13, voor zoveel het betreft op een beschoten zolder gelegen slaapvertrekken;

  • e.

    het tweede lid van artikel 14;

  • f.

    het eerste lid van artikel 18;

  • g.

    artikel 22, voor zover het betreft de aanwezigheid van een privaat op elke verdieping en de aanwezigheid van een spoelinstallatie in elk privaat.

Hoofdstuk 4 Toestemming om beheerder en personeel in logeerinrichting, en c.q. pensionbedrijf, te doen optreden; eisen t.a.v. de persoon

Artikel 25

Het is verboden iemand als beheerder, als plaatsvervangende beheerder of als lid van het dienstpersoneel in een bepaalde logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, te doen of te laten optreden ,zonder in het bezit te zijn van een daartoe strekkende persoonlijke schriftelijke toestemming, afgegeven door Burgemeester en wethouders, en geldende voor die inrichting.

Artikel 26

  • 1 Een toestemming, as bedoeld in Artikel 24 -hierna te noemen "toestemming"- behoort schriftelijk bij Burgemeester en Wethouders te worden aangevraagd.

  • 2 in een verzoekschrift ter verkrijging van een toestemming behoort nauwkeurig aangegeven te zijn:

    • a.

      de ligging van de daarbij betrokken logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf;

    • b.

      de hoedanigheid van de persoon, die toestemming aanvraagt;

    • c.

      de naam, de voornamen, de geboorteplaats, de geboortedatum, de woonplaats en de taak van de persoon, voor wiens optreden toestemming wordt gevraagd.

Artikel 27

Een verzoek om een toestemming kan worden afgewezen, wanneer de persoon, voor wiens optreden toestemming wordt; gevraagd, verkeert in een geval, als bedoeld in artikel 5, onder b of c en als bedoeld in 5 onder d wanneer sprake is van dienstpersoneel.

Artikel 28

Een verzoek om toestemming kan worden afgewezen, wanneer de persoon, voor wiens optreden toestemming wordt gevraagd, bestemd is om als beheerder of als plaatsvervangend beheerder op te treden, en een huisgenoot van deze verkeert in een geval als bedoeld in artikel 5, onder b, c of d.

Artikel 29

Op een besluit tot weigering van een toestemming is artikel 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30

  • 1 Na overlijden van iemand, die een toestemming bezit, kunnen Burgemeester en Wethouders, die toestemming overschrijven ten name van de overlevende echtgeno(o)t(e) of één der kinderen der eerstgenoemde.

  • 2 Daartoe behoort de belanghebbende binnen drie maanden na het overlijden een schriftelijk verzoek bij Burgemeester en Wethouders in te dienen.

  • 3 Gedurende deze termijn of gedurende de behandeling van een zodanig verzoek blijft de toestemming van kracht en geldt alsdan voor de in het eerste lid bedoelde nagelaten betrekkingen.

  • 4 Een zodanig verzoek wordt afgewezen of kan worden afgewezen, wanneer de toestemming waarop het betrekking heeft, volgens artikel 38 wordt ingetrokken of volgens artikel 40 of 42 kan worden ingetrokken.

  • 5 Ten aanzien van een besluit tot weigering van de overschrijving van een toestemming zijn de artikelen 7, 43 en 44, leden 1 en 2, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31

  • 1 Bij verlening of overschrijving van een toestemming wordt een duplicaat daarvan toegezonden aan de persoon, voor wiens optreden zij geldt.

  • 2 Het is verboden in een bepaalde logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf als beheerder, als plaatsvervanger of als lid van het dienstpersoneel op te treden zonder in het bezit te zijn van een desbetreffende toestemming.

Hoofdstuk 5 Overige gebods- en verbodsbepalingen

Artikel 32

  • 1 De beheerder van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, is indien hij daarover niet zelf het beheer voert, verplicht, met inachtneming van de artikelen 24 en 25, een beheerder en tenminste één plaatsvervangend beheerder van die inrichting aan te wijzen.

  • 2 Hij, die als houder of in een andere hoedanigheid het beheer over een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, voert is verplicht met inachtneming van de artikelen 24 en 25 zorg te dragen, dat, wanneer hij afwezig is, terwijl die inrichting voor logeergasten is opengesteld of deze zich daarin bevinden, steeds een bij het dienstpersoneel van die inrichting bekend. persoon, die als plaatsvervangend beheerder optreedt, daarin tegenwoordig is.

Artikel 33

  • 1 De houder, de beheerder en de plaatsvervangend beheerder van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, zijn verplicht ieder voor zich zorg te dragen, dat alle krachtens deze verordening aan hem afgegeven schriftelijke stukken, dan wel gewaarmerkte afschriften daarvan, in die inrichting aanwezig zijn.

  • 2 Hij, die als houder of in een andere hoedanigheid het beheer over een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, voert, is verplicht de stukken, bedoeld in het eerste lid, op eerste aanvraage aan de ambtenaren, belast met de opsporing van eventuele overtredingen dezer verordening, ter hand te stellen.

Artikel 34

De houder, de beheerder en de plaatsvervangend beheerder van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, zijn verplicht de eisen, gesteld in de artikelen 9 tot en met 22 - voor zover daarvan ten aanzien van de inrichting geen ontheffing is verleend - alsmede de eisen, gesteld krachtens de artikelen 22 en 23 of krachtens het derde lid van artikel 44 - voor zover deze ten aanzien van die inrichting zijn toegepast - in acht te nemen.

Artikel 35

  • 1 Onverminderd de bepalingen van artikel 27 van het Vreemdelingenreglement (Staatsblad 1918 nr.521), is hij, die als houder of in een andere hoedanigheid het beheer voert over een door Burgemeester en Wethouders aangewezen logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, verplicht zorg te dragen, dat op de tijden en op de wijze, door de burgemeester bepaald, bij een door hem aangewezen ambtenaar aangifte wordt gedaan:

    • a.

      omtrent de personen, die tot het houden van nachtverblijf in die inrichting zijn aangekomen;

    • b.

      omtrent personen, die na het houden van nachtverblijf uit die inrichting zijn vertrokken;

  • 2 De burgemeester is bevoegd van de onder b omschreven bepaling ontheffing te verlenen.

Artikel 36

Het is verboden aan hem, die als houder of in een andere hoedanigheid over een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, voert, onware gegevens te verstrekken telt behoeve van de invulling van het in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde register.

Artikel 37

  • 1 Hij, die in een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, verblijf houdt, is verplicht zich op schriftelijke last van Burgemeester en Wethouders binnen de daarbij bepaald termijn te onderwerpen aan de daarin voorgeschreven maatregelen voor zuivering van ongedierte.

  • 2 De verplichting, omschreven in het eerste lid, rust eveneens op de personen, die in een gebouw, waarin een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, gevestigd is, wonen of werkzaam zijn.

Artikel 38

Hij, die als houder of in een andere hoedanigheid het beheer over een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf voert, is, in geval van ernstige verontreiniging van die inrichting, de daarin aangebrachte installaties of de daarin aanwezige inboedel, na aanschrijving van Burgemeester en Wethouders verplicht binnen een door hen te stellen termijn de nodige maatregelen tot reiniging te treffen.

Hoofdstuk 6 Intrekking van een vergunning of van een toestemming

Artikel 39

Ben vergunning of toestemming wordt door Burgemeester en Wetshouders ingetrokken:

  • a.

    wanneer de persoon, aan wie de vergunning of toestemming hetzij rechtstreeks, hetzij door overschrijving, is verleend, daarvan geen gebruik meer maakt;

  • b.

    wanneer de persoon, op wie de vergunning of toestemming betrekking heeft, verkeert in een geval, op grond waarvan een verzoek om een dergelijke vergunning of toestemming zou moeten worden afgewezen.

Artikel 40

Een vergunning of toestemming kan door Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken, wanneer de persoon op wie die vergunning of toestemming betrekking heeft, verkeert in een geval, op grond waarvan een verzoek om een dergelijke vergunning of toestemming zou kunnen worden afgewezen.

Artikel 41

Een vergunning kan door Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken, wanneer de bestemming van de logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, waarvoor zij geldt, niet meer beantwoordt aan de daaromtrent krachtens het tweede lid van artikel 4, onder c en d verstrekte opgave.

Artikel 42

Wanneer ten aanzien van een bepaalde logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, niet alle gebods- en verbodsbepalingen omtrent verontreiniging zijn nageleefd, kunnen Burgemeester en Wethouders de voor die inrichting geldende vergunning intrekken of volstaan met intrekking van één of meer der daarvoor geldende toestemmingen.

Artikel 43

  • 1 Een besluit tot intrekking van een vergunning of toestemming is met redenen omkleed en wordt in afschrift aan de daarbij betrokken persoon of personen toegezonden bij aangetekende brief of uitgereikt tegen ontvangbewijs.

  • 2 Een zodanige intrekking gaat in, wanneer dertig dagen zijn verlopen na de dag, waarop het daartoe strekkende besluit overeenkomstig het eerste lid is toegezonden of uitgereikt, behoudens de bepaling van het tweede lid van artikel 46.

Hoofdstuk 7 Beroep tegen weigering of intrekking van een vergunning of een toestemming

Artikel 44

  • 1 Van een weigering van een vergunning of een toestemming kan degene, die haar heeft aangevraagd, binnen dertig dagen na de dag van toezending of uitreiking van het besluit, strekkende tot die weigering, in beroep komen bij do Raad der gemeente.

  • 2 Een zodanig beroep behoort te worden ingesteld bij een met redenen omkleed geschrift.

Artikel 45

  • 1 Wordt omtrent een beroep, als bedeeld in artikel 44, een gunstige beslissing genomen, dan geldt deze voor toepassing van deze verordening als een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning of toestemming.

  • 2 Een beslissing omtrent een zodanig beroep wordt in afschrift toegezonden of uitgereikt aan hem, die de vergunning of toestemming heeft aangevraagd.

  • 3 Wanneer omtrent een beroep tegen weigering van een vergunning een gunstige beslissing wordt genomen, is de Raad der gemeente bevoegd bij die beslissing op de voet van artikel 22 bepaalde eisen te stellen en op de voet van artikel 23 -onder het stellen van bepaalde eisen- ontheffing van bepaalde artikelen te verlenen.

Artikel 46

  • 1 Van een intrekking van een vergunning of toestemming kan hij, aan wie deze, hetzij rechtstreeks, hetzij door overschrijving, was verleend, binnen dertig dagen na de dag van toezending of uitreiking van het besluit, strekkende tot die intrekking, in beroep komen bij de Raad der gemeente.

  • 2 Een zodanig beroep behoort te worden ingesteld bij een met redenen omkleed geschrift.

Artikel 47

  • 1 Een beslissing omtrent een beroep, bedoeld in artikel 45, wordt in afschrift toegezonden of uitgereikt aan de daarbij betrokken persoon of personen.

  • 2 Strekt een beslissing omtrent een zodanig beroep tot handhaving van intrekking, dan gaat deze in op de derde dag na die, waarop die beslissing overeenkomstig het eerste lid is toegezonden.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 48

Wanneer de exploitatie van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, door een rechtspersoon plaatsvindt, wordt degene, die als bestuurder, bestuurslid of commissaris van die rechtspersoon opdracht gaf tot en feitelijke leiding had bij een handeling of een nalaten van de rechtspersoon in strijd met de bepalingen van deze verordening, als houder van die inrichting aangemerkt.

Artikel 49

Overtreding van een gebods- of verbodsbepaling dezer verordening kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 50

  • 1 De burgemeester is bevoegd:

    • a.

      een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, te sluiten indien ten aanzien van die inrichting een gebods- of verbodsbepaling van deze verordening is overtreden.

    • b.

      In het belang van de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf voor de tijd van ten hoogste dertig dagen te sluiten.

  • 2 Een besluit tot sluiting van een logeerinrichting, c.q. pensionbedrijf, is met redenen omkleed en wordt in afschrift aan hem, die als houder of in een andere hoedanigheid het beheer over die inrichting voert, toegezonden bij aangetekende brief of uitgereikt tegen ontvangbewijs.

  • 3 In geen geval gaat een zodanige sluiting eerder in, dan wanneer acht dagen zijn verlopen na de dag waarop het daartoe strekkende besluit overeenkomstig het tweede lid is toegezonden of uitgereikt, behoudens de bepaling van het zevende lid

  • 4 Van een dergelijke maatregel kan de in het tweede lid bedoelde persoon binnen acht dagen na de dag, vermeld in het derde lid, bij een met redenen omkleed geschrift in beroep komen bij de Raad der gemeente.

  • 5 Het instellen van een zodanig beroep schorst de sluiting.

  • 6 Een beslissing omtrent een dergelijk beroep wordt in afschrift toegezonden of uitgereikt aan hem, die het instelde.

  • 7 Strekt een zodanige beslissing tot handhaving van de maatregel, dan gaat deze in op de derde dag na die waarop die beslissing overeenkonmstig het zesde lid is toegezonden of uitgereikt.

Artikel 51

  • 1 Met de handhaving van de verordening, de zorg van de naleving daarvan en de opsporing van de daarin genoemde overtredingen zijn belast het hoofd van de technische dienst van de gemeenten Vuren en Herwijnen, alsmede de opzichters aan die dienst verbonden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen te allen tijde, indien de uitoefening van de in die bepalingen omschreven taak het vereist, in de besloten lokalen en erven der ingezetenen – hun ondanks – binnentreden.

Artikel 52

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de dag van haar afkondiging.

  • 2 De afkondiging van deze verordening geschiedt op de dag na haar vaststelling.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt voor logeerinrichtingen c.q. pensionbedrijven, welke op de dag van afkondiging in exploitatie zijn, de verordening in werking zes maanden na het einde van de maand, waarin zij is afgekondigd.

Ondertekening

Gemeente Lingewaal, 26-01-1972