Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag Gemeente Lingewaard 2013A

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Gemeente Lingewaard 2013A

De raad van de gemeente Lingewaard op 12 december 2013;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard

d.d. 8 oktober en 19 november 2013;

gehoord de behandeling tijdens de Politieke Avond d.d. 28 november 2013;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 35, en 36 van de Wet werk en bijstand alsmede artikel 108 en 149 van de Gemeentewet

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van Langdurigheidstoeslag aan personen van

21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, lees AOW gerechtigde leeftijd, bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Verordening Langdurigheidstoeslag Gemeente Lingewaard 2013A

I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b

      college: het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard;

    • c

      de raad: de gemeenteraad van Lingewaard;

    • d

      langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

    • e

      vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • f

      referteperiode: als ingezetene van Nederland een onafgebroken periode van 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan het jaar van de aanvraag;

    • g

      langdurig: gelijk aan de duur van de ononderbroken referteperiode;

    • h

      peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd, voor zover deze dag niet ligt vóór de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om langdurigheidstoeslag aan te vragen.

    • i

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op Langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

    • j

      bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet exclusief eventuele heffingskortingen

    • k

      belanghebbende: in deze verordening wordt onder belanghebbende mede verstaan het gezin.

    • l

      rechthebbende: een alleenstaande, alleenstaande ouder of echtpaar met recht op langdurigheidstoeslag

    • m

      niet rechthebbende: een persoon die op grond van de artikelen 11 of 13 uitgesloten is van het recht op langdurigheidstoeslag.

  • 2 Begrippen die in deze verordening wordt gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de WWB.

II Voorwaarden

Artikel 2 Doelgroep

  • 1 Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en géén uitzicht op inkomensverbetering hebben, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de WWB, én ten tijde van de aanvraag in de gemeente Lingewaard woonachtig zijn.

  • 2 Geen recht op de langdurigheidstoeslag hebben personen die:

    • a

      op de peildatum een inkomen op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten; zij worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komen niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking.

    • b

      op de peildatum geen vaste woon- of verblijfplaats hadden of in een instelling verblijven bedoeld voor de opvang van dak- en thuislozen.

    • c

      op de peildatum in een verpleeghuis verblijven.

    • d

      Op de peildatum naar het oordeel van het college gedurende de referteperiode onvoldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden of te behouden of anderszins verwijtbaar onvoldoende medewerking heeft verleend aan de vaststelling van het recht op bijstand.

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36 eerste lid van de wet gestelde voorwaarde voor het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 100 procent van de toepasselijke netto bijstandsnorm. Per 1 januari 2014 wordt dit bedrag vastgesteld op 110 procent van de toepasselijke netto bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

Artikel 4 Hoogte van de Langdurigheidstoeslag

  • 1 De langdurigheidstoeslag betreft een bedrag voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden/partners.

  • 2 Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag is de peildatum bepalend.

  • 3 De toeslag bedraagt per 1 januari 2013:

    • -

      voor een alleenstaande € 360,00 per jaar;

    • -

      voor een alleenstaande ouder € 460,00 per jaar;

    • -

      voor gehuwden/partners € 510,00 per jaar.

  • 4 De in lid 3 genoemde bedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het minimumloon ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar is gestegen. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

  • 5 Indien één van de gehuwden/partners op de aanvraagdatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot/partner in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 5 Bestemming Langdurigheidstoeslag

In het kader van de kenbaarheid wordt opgenomen dat de Langdurigheidstoeslag als een voorliggende voorziening wordt gezien voor bijzondere bijstand reserveringskosten.

III Slotbepalingen

Artikel 6 Uitvoering

  • 1 De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2 Het college stelt nadere beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling, voor zover deze niet zijn opgenomen in deze verordening of een uitwerking zijn van deze verordening.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Lingewaard 2013A.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt één dag na bekendmaking in werking en werkt terug tot 1 juli 2013.

  • 2 Op het moment van de inwerkingtreding wordt de Verordening Langdurigheidstoeslag Lingewaard 2013 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering
van 12 december 2013.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep M.Schuurmans-Wijdeven. 

Toelichting bij de Verordening Langdurigheidstoeslag Lingewaard 2013A

Algemeen

Doelstelling Langdurigheidstoeslag

De doelstelling van deze verordening is het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen.

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het bijstandsnormbedrag is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten met in begrip van een component reservering voor (onverwachte) hoge kosten zoals vervangingsuitgaven.

Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de wet in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd.

Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36 lid 1 van de wet).

De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen”. Daarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 100% van de toepasselijke netto bijstandsnorm.

De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen. Het college kan in (wet interpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van “geen uitzicht op inkomensverbetering”. Gelet op de tekst van artikel 8 lid 2 onderdeel b van de wet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening.

Wetswijziging in Verzamelwet SZW juli 2013

De Eerste Kamer heeft op 18 juni 2013 de Verzamelwet SZW aangenomen zonder stemming en beraadslaging. Door het aannemen van de Verzamelwet is er met ingang van 1 juli 2013 geen langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht mogelijk. Het wetsvoorstel is als hamerstuk afgedaan.  

 

Toelichting wetswijziging per 1 juli 2013 en gevolgen voor verordening

De Langdurigheidstoeslag moet vanaf 1 juli 2013 worden toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt vóór de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om langdurigheidstoeslag aan te vragen. De ingangsdatum van de langdurigheidstoeslag had tot juli 2013 in beginsel een onbepaalde terugwerkende kracht. De wetgever geeft als reden voor de aanpassing aan, dat die onbepaalde terugwerkende kracht voor gemeenten tot uitvoeringsproblemen leidt.

Opmerkelijk is dat de wetswijziging doorgevoerd wordt zonder overgangsregeling.

 

In het huidige artikel 36, lid 5, van de wet staat, dat ten aanzien van de langdurigheidstoeslag (onder meer) artikel 44 van de wet niet van toepassing is.

Artikel 44 lid 1 bepaalt, dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

De wijziging van artikel 36 lid 5 van de wet bij Verzamelwet SZW 2013 voorziet erin, dat artikel 44 van de wet als hoofdregel voortaan ook gaat gelden voor de verlening van de langdurigheidstoeslag, net als voor de overige vormen van categoriale bijzondere bijstand. Hiermee kan de peildatum niet meer vóór de aanvraagdatum zijn gelegen.

Het huidige artikel 36 lid 4 van de wet wordt door het van toepassing verklaren van artikel 44 van de wet bij de verlening van langdurigheidstoeslag overbodig.

Dit artikel lid komt dan ook te vervallen onder vernummering van het huidige lid 5 en het huidige lid 6 tot lid 4 en lid 5.

Met deze wetswijziging is het per 1 juli 2013 niet meer mogelijk een langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen over voorgaande jaren.

Deze wijziging is verwerkt in de verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Lingewaard 2013A.

Artikelsgewijze toelichting

In onderstaand volgt een toelichting per artikel in de verordening.

Artikel 1 Begripsbepaling

Begrippen die in de wet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de wet.

Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de wet zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Begrippen die al zijn omschreven in de Awb of de Gemeentewet zijn niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden aangepast.

Referteperiode

Gekozen is om de referteperiode vast te stellen op 3 jaar, ofwel 36 maanden, voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip “langdurig”. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft. Zie ook toelichting bij artikel 3.

Voorts dient er tijdens de referteperiode een band met Nederland te zijn. De belanghebbende dient dan ook tijdens de gehele referteperiode woonachtig te zijn geweest in Nederland. De inschrijving als zodanig in de Gemeentelijke Basisadministratie is hierbij leidend.

 

Artikel 2 Doelgroep

Lid 1

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet.

Door de zinsnede “geen uitzicht op inkomensverbetering” wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag.

De tekstuele aanpassing “pensioengerechtigde leeftijd” sluit aan bij de wetstekst als bedoel in artikel 7a eerste lid van de AOW.

Lid 2

Bepaalde specifieke groepen zijn uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen, maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.

  • a

    Van studenten wordt per definitief gesteld dat zij kansen hebben op de arbeidsmarkt. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimumloon, die zijn positie middels avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering (of uit Rijks kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd) heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beiden een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.

  • b

    Het doel van de Langdurigheidstoeslag is een inkomensondersteuning voor de grote uitgaven zoals bijvoorbeeld vervangingsuitgaven. Dak- en thuislozen hebben in de periode dat zij dak of thuisloos zijn, niet te maken met (onverwachte) hoge kosten van dien aard. Voor deze groep bestaan bovendien andere regelingen. Enerzijds in de vorm van een inkomensondersteuning voor kleinere uitgaven, anderzijds in de vorm van bijzondere bijstand voor een woninginrichting zodra zij een vaste woon- of verblijfplaats hebben.

  • c

    We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ-instelling. De term AWBZ-instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ-instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen die bewoners tot de doelgroep te rekenen, die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op langdurigheidstoeslag uitgesloten.

  • d

    Indien personen behorend tot de doelgroep op de peildatum of in de referteperiode een maatregel of boete opgelegd hebben gekregen vanwege het schenden van de re-integratieverplichtingen en inlichtingenverplichtingen als bedoel in de derde, vierde en vijfde categorie van artikel 9 en 10 van de Maatregelenverordening, anders dan een schriftelijke waarschuwing of boete nul-fraude, is er geen recht op de langdurigheidstoeslag. Dit geldt ook als iemand een maatregel opgelegd heeft gekregen tijdens een andere sociale zekerheidsuitkering of als iemand verwijtbaar werkloos is geworden.

 

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, moet de gemeenteraad vastleggen wat onder langdurig wordt verstaan en wat onder laag wordt verstaan.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 lid g van deze verordening. Uit het feit dat de minimumleeftijd van het wettelijk recht op langdurigheidstoeslag is verlaagd van 23 naar 21 jaar kan echter worden afgeleid dat onder langdurig tenminste 3 jaar moet worden begrepen. Een belanghebbende is immers in beginsel vanaf 18 jaar een zelfstandig rechtssubject. De gemeenteraad sluit aan bij de periode van 3 jaar. De referteperiode bedraagt een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

 

Laag inkomen

Met betrekking tot de invulling van het begrip “laag inkomen” is de gemeenteraad gebonden aan een ondergrens en aan een bovengrens. De ondergrens van ‘laag” is de bijstandsnorm. De bovengrens bedraagt per 1 januari 2013 100% en per 1 januari 2014 110% van de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 36 lid 6 WWB). Bij een inkomen hoger dan deze 100% is geen sprake meer van een laag inkomen.

De gemeenteraad heeft eerder ervoor gekozen om aan te sluiten bij de ondergrens. In deze verordening is dit niet gewijzigd. De vraag of het inkomen van een belanghebbende gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 100% respectievelijk 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, dient niet al te rigide te worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd (vergelijk CRvB 19-08-2008, nrs 06/1163 WWB e.a., LJN BE8918, en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, LJN BP 5532)

 

Per 1 januari 2014 wordt het inkomensgrens gewijzigd en vastgesteld op 110% van de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

Hiermee wordt aangesloten bij de wettelijk vastgestelde categoriale inkomensgrens Wet werk en bijstand.

 

 

 

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

In dit artikel is de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden.

De vermelde bedragen zijn bedragen zoals die per 1 januari 2013 gelden en vastgesteld zijn tijdens de raadsvergadering van 13  december 2012. In aansluiting op het op 13 december 2012 vastgestelde amendement is in deze verordening vastgelegd dat dit bedrag vanaf 1 januari 2014 jaarlijks op 1 januari geïndexeerd wordt.

 

In lid 2 is bepaald dat voor de toepassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag moet worden uitgegaan van de situatie op de peildatum.

 

In lid 4 is een indexeringsbepaling opgenomen.

 

Artikel 5 voorziet in het onderdeel dat bij gehuwden/partners in het oog gehouden moet worden dat het recht op langdurigheidstoeslag de gehuwden/partners gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gehuwden/partners aangemerkt, dan moeten beide gehuwden/partners voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 van de wet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op langdurigheidstoeslag (vergelijk bijvoorbeeld CRvB 13-07-2010, nr 08/2345 WWB, LJN BN2529).

 

Is één van de echtgenoten/partners uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 van de wet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikel 11 of 13 lid 1 van de wet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op langdurigheidstoeslag komt deze hiervoor in aanmerking naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dit is geregeld in artikel 4 lid 6 van de verordening.

 

 

Artikel 5

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is voor de kosten van levensonderhoud en vervangingsuitgaven.

De Langdurigheidstoeslag is een extra inkomensbijdrage en is daardoor onderdeel van de reserveringscomponent.  Dit betekent dat bij aanvragen bijzondere bijstand voor vervangingsuitgaven rekening gehouden moet worden met het ontvangen budget voor Langdurigheidstoeslag.

Uitbetaling van de langdurigheidstoeslag kan gedurende het gehele jaar plaatsvinden. De langdurigheidstoeslag is niet vatbaar voor beslag.

 

Artikel 6 Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van langdurigheidstoeslag is opgedragen aan het college, worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels vastgesteld. Strikt genomen dient dit niet in een verordening te worden vastgelegd. Omwille van de leesbaarheid van deze verordening is hier toch voor gekozen. Bovendien wordt het belang van het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering” hiermee nog eens nadrukkelijker onder de aandacht gebracht. Dit criterium hoeft gelet op de tekst van artikel 8 lid 2 onderdeel b van de wet niet door de gemeenteraad te worden gedefinieerd. Het college kan hierover wel beleidsregels vaststellen.

 

Artikel 8 Citeerartikel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.

 

 Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Na vaststelling van deze verordening op 12 december 2013 treedt de verordening, na publicatie, met    terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 juli 2013.

  • 2.

    Met de inwerkingstreden van deze verordening per 1 juli 2013 vervalt de  Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Lingewaard 2013. Er wordt (conform de wet) geen  overgangsregeling van toepassing verklaard.