Regeling vervallen per 17-04-2018

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016

Geldend van 22-01-2016 t/m 16-04-2018

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016

De raad van de gemeente Lingewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard d.d. 3 november 2015;

gehoord de behandeling tijdens de Politieke Avond d.d. 3 december 2015 ;

gelet op het bepaalde in de artikel(en) 147 en 149 van de Gemeentewet en hoofdstuk 4, titel 2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende, dat het wenselijk en noodzakelijk is om de reikwijdte van algemene subsidieverordening welzijn gemeente Lingewaard 2010 te verruimen;

besluit:

vast te stellen de navolgende algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d.

    eenmalige subsidie: subsidie, tot maximaal € 2.500 per aanvraag, ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;

  • e.

    egalisatiereserve: een (algemene) reserve bedoeld om schommelingen in de exploitatie af te dekken;

  • f.

    gemeente: de gemeente Lingewaard;

  • g.

    investeringssubsidie: een subsidie, tot maximaal € 7.500 per aanvraag, in de kosten van koop, bouw of verbouwing van accommodaties;

  • h.

    prestatiesubsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • i.

    raad: de gemeenteraad van Lingewaard;

  • j.

    voorziening: een vermogen gevormd om eventuele toekomstige verplichtingen af te dekken;

  • k.

    verordening: de Subsidieverordening Welzijn gemeente Lingewaard.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheid

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 4 Subsidieregelingen

Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij de subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      Als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      Als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde, dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de weigeringsgronden zoals vermeld in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb, kan het college subsidie weigeren als er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de subsidie niet of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de activiteit niet voor alle ingezetenen van de gemeente toegankelijk is;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de subsidieverstrekking niet past binnen de beleidsdoelen van de gemeente.

  • 2. Het college kan tevens subsidie weigeren indien naar het oordeel van het college op een andere wijze in de activiteiten toereikend wordt voorzien.

Artikel 7 Toezicht

Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd.

Hoofdstuk 2 Prestatiesubsidie

Artikel 8 Aanvraag, verlening en vaststelling prestatiesubsidie

  • 1. De aanvraag voor een prestatiesubsidie wordt bij het college ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Het college verleent de prestatiesubsidie voor een subsidieperiode van een kalenderjaar of boekjaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, stelt het college de prestatiesubsidie die lager is dan € 10.000 per jaar, voor een subsidieperiode van maximaal 4 jaar vast, zonder voorafgaande verlening, tenzij er naar het oordeel van het college dringende redenen zijn daar van af te zien.

Artikel 9 Bescheiden aanvraag prestatiesubsidie

  • 1. De aanvraag voor een prestatiesubsidie wordt ingediend met een formulier dat door het college is vastgesteld en gaat vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenprogramma;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een begroting van baten en lasten met toelichting.

  • 2. Indien het een eerste aanvraag om prestatiesubsidie betreft, voegt de aanvrager voor zover aanwezig tevens toe:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling;

    • b.

      een afschrift van de statuten van de instelling.

  • 3. Indien de aanvrager beschikt over een egalisatie- of bestemmingsreserve, vermeldt de aanvrager de omvang daarvan.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere of slechts enkele van de genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 10 Aanvraag vaststelling prestatiesubsidie

  • 1. Indien het college de subsidie niet meteen heeft vastgesteld, dan is de aanvrager verplicht, na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen.

  • 2. Het college deelt bij de beschikking tot verlening mee op welk tijdstip de aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend.

  • 3. De aanvraag voor vaststelling van een prestatiesubsidie wordt ingediend met een formulier dat door het college is vastgesteld en gaat vergezeld van

    • a.

      een activiteitenverslag van de verrichte werkzaamheden en activiteiten, waarin inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten en prestaties zijn gehaald en of met de activiteiten de in het werkprogramma gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd;

    • b.

      een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een toelichting op deze stukken die op dezelfde wijze is ingedeeld als de begroting;

    • c.

      een verklaring van een kascommissie, bestaande uit niet-bestuursleden of een accountantsverklaring.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid onder c is niet van toepassing indien de aanvrager een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen is.

  • 5. Het college is bevoegd ook andere of slechts enkele van de genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Hoofdstuk 3 Eenmalige subsidie

Artikel 11 Voorwaarden eenmalige subsidie

  • 1. Een eenmalige subsidie wordt verleend voor nieuwe of vernieuwende activiteiten, bij voorkeur met een experimenteel karakter.

  • 2. Een eenmalige subsidie kan tevens worden verleend als de activiteiten zich specifiek richten op samenwerking tussen instellingen of op integratie van activiteiten.

Artikel 12 Aanvraag, verlening en vaststelling eenmalige subsidie

  • 1. De aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk acht weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, bij het college van burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Het college stelt de eenmalige subsidie, zonder voorafgaande verlening, meteen vast.

Artikel 13 Bescheiden aanvraag eenmalige subsidie

  • 1. De aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend met een formulier dat door het college is vastgesteld en gaat vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenprogramma;

    • b.

      de gegevens van de aanvrager of aanvragers of een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een begroting van baten en lasten met toelichting.

  • 2. Het college is bevoegd ook andere of slechts enkele van de genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Hoofdstuk 4 Investeringssubsidie

Artikel 14 Voorwaarden investeringssubsidie

  • 1. Een investeringssubsidie wordt alleen verleend aan een instelling met rechtspersoonlijkheid.

  • 2. De investeringssubsidie heeft een aanvullend karakter en bedraagt niet meer dan 50% van de totale investering waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 15 Aanvraag, verlening en vaststelling investeringssubsidie

  • 1. De aanvraag voor een investeringssubsidie wordt uiterlijk zestien weken voor het tijdstip van koop, of voor aanvang van de bouw of verbouwing van een accommodatie bij het college ingediend.

  • 2. Het college stelt de investeringssubsidie zonder voorafgaande verlening, meteen vast.

Artikel 16 Bescheiden aanvraag investeringssubsidie

  • 1. De aanvraag voor een investeringssubsidie wordt ingediend met een formulier dat door het college is vastgesteld en gaat vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de kosten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een begroting van baten en lasten met toelichting;

    • d.

      een financieringsplan voor de beoogde investering;

    • e.

      een opgave van de vermogenspositie van de instelling met specificaties van de egalisatie- en bestemmingsreserve en overige vermogensvoorzieningen.

  • 2. Het college is bevoegd ook andere of slechts enkele van de genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Hoofdstuk 5 Betaling en bevoorschotting

Artikel 17. Betaling en bevoorschotting prestatiesubsidie

  • 1. Indien een prestatiesubsidie wordt vastgesteld, zonder voorafgaande verlening, vindt de betaling per jaar plaats, in het eerste kwartaal van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Het college is bevoegd, in afwijking van het tweede lid, de bevoorschotting lager vast te stellen.

  • 4. De hoogte en de termijnen van de voorschotten worden in het besluit tot subsidieverlening bepaald.

Artikel 18 Betaling eenmalige subsidie en investeringssubsidie

De investeringssubsidie en de eenmalige subsidie wordt betaald binnen dertig dagen na de datum van verzending van de beschikking.

Hoofdstuk 6 Reserves

Artikel 19 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3. De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve tegenover de gemeente vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen, indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 4. De vergoeding als bedoeld in het vierde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 20 Bestemmingsreserve

  • a. Het college kan de subsidieontvanger verplichten bestemmingsreserve te vormen.

  • b. De bestemmingsreserve wordt opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen en overige bepalingen

Artikel 21 Verplichtingen

  • 1. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening en indien geen verleningsbeschikking wordt gegeven, in de beschikking tot subsdidievaststelling overige doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb opleggen. Deze verplichtingen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de groepsgrootte of het minimum aantal leden;

    • b.

      het aantal uren dat een ruimte beschikbaar is voor de gebruikers;

    • c.

      de samenwerking met andere instellingen;

    • d.

      de kwaliteit en het gebruik van de ruimtelijke voorziening;

    • e.

      het geven van een minimaal aantal openbare uitvoeringen per jaar;

    • f.

      het lidmaatschap van een landelijke of plaatselijke (koepel-)organisatie;

    • g.

      de kwaliteit van de activiteiten;

    • h.

      eigen bijdrage of de minimum contributie voor leden;

    • i.

      het aantal leden dat woonachtig moet zijn binnen de gemeente.

  • 2. Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de instelling het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 4. Indien gedurende de subsidieperiode aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 22 Niet doelgebonden verplichtingen

Het college is bevoegd niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 Awb op te leggen met betrekking tot:

  • a.

    de kwaliteit of het inschakelen van beroepskrachten;

  • b.

    het betrekken van leden, vrijwilligers, beroepskrachten, deelnemers en gebruikers bij het beleid van de rechtspersoon en het werkprogramma;

  • c.

    toegankelijk maken van activiteiten en accommodaties voor gehandicapten.

Artikel 23 Beslistermijnen

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot verlening of een aanvraag tot vaststelling zonder voorafgaande verlening van prestatiesubsidie, uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een prestatiesubsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag om eenmalige subsidie of investeringssubsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 24 Toestemming college burgemeester en wethouders

  • 1. De instelling behoeft de toestemming van het college voor:

    • a.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • b.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • c.

      het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van haar surseance van betaling.

    • d.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • e.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • f.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • g.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening.

  • 2. Het college is bevoegd een of meer bepalingen van dit artikel buiten toepassing te verklaren.

Artikel 25 Verzekering en aansprakelijk stelling

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht haar roerende en onroerende eigendommen of bezittingen op basis van nieuwwaarde tegen brandschade te verzekeren en verzekerd te houden. Het college kan bepalen dat ook andere door hen aan te geven risico’s worden verzekerd en verzekerd gehouden.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht de wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering per gebeurtenis of geval.

  • 3. Indien en voor zover de gemeente geen verzekering heeft afgesloten, verzekert de subsidieontvanger de wettelijke aansprakelijkheid voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 4. Het college is bevoegd een of meer bepalingen van dit artikel buiten toepassing te verklaren.

Artikel 26 Medewerking onderzoek

De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan door of namens het college ingesteld onderzoek dat is gericht op de ontwikkeling van het beleid, de kwaliteit of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen en citeertitel

Artikel 28 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie die zijn ingediend na 31 december 2015.

  • 2. Voor subsidieaanvragen die zijn ingediend of zijn verstrekt voor 31 december 2015 is de algemene subsidieverordening welzijn 2010 van toepassing.

  • 3. Beleidsregels gebaseerd op de algemene subsidieverordening welzijn 2010 blijven van kracht voor de subsidieverleningen totdat deze zijn ingetrokken en nadere regels zijn vastgesteld.

Artikel 29 Intrekking oude regeling

De Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Lingewaard 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering
van..
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

Toelichting algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016.

De algemene subsidieverordening welzijn gemeente Lingewaard 2010 gaf in artikel 2 de reikwijdte aan waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt. De afgelopen jaren is geconstateerd, dat deze reikwijdte, welke slechts is gericht op welzijn, als (te) beperkt wordt ervaren.

Om initiatieven vanuit de gemeente financieel te stimuleren of financieel te kunnen ondersteunen, zoals bijvoorbeeld voor leefbaarheidsplannen als onderdeel van overheidsparticipatie, is een rechtsgrond nodig op basis waarvan subsidies kunnen worden verstrekt.

Om die reden is een nieuwe algemene subsidieverordening vastgesteld.

In de nieuwe algemene subsidieverordening is de reikwijdte is verruimd.

Daarnaast is een nieuw artikel 4 opgenomen, waarin expliciet de mogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders tot het treffen van een nadere regeling (beleidsregels) is opgenomen.

Tot slot is opgenomen, dat de vaststelling van subsidieplafonds is gedelegeerd aan het college.