Regeling vervallen per 21-12-2015

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN LINGEWAARD 2007

Geldend van 21-12-2015 t/m 20-12-2015

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN LINGEWAARD 2007

De raad van de gemeente Lingewaard;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 mei 2007;

gehoord de rondetafelbijeenkomst d.d.13 juni 2007;

gelet op het bepaalde in gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet ;

besluit:

Vast te stellen:

DE SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTEN EN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN LINGEWAARD 2007

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;

  • b

    de commissie Monumenten en Cultuurhistorie: de door het college op basis van de Verordening commissie Monumenten en Cultuurhistorie Lingewaard 2007ingestelde commissie;

  • c

    subsidie: een aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), door de gemeente verstrekt aan een eigenaar ten behoeve van de duurzame instandhouding of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en/of monumenten;

  • d

    subsidiecomponent: een in de beschikking tot subsidieverlening te noemen onderdeel of element van een aangevraagde subsidie;

  • e

    cultuurhistorische waarden: objecten of structuren van historisch bouwkundige, archeologische en/of historisch-geografische waarde en/of landschapshistorische (geomorfologische) elementen;

  • f

    duurzame instandhouding of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden: een beschermingsaanpak, die er op is gericht het verval van cultuurhistorische objecten of structuren tegen te gaan en zo mogelijk schade te herstellen; hieronder vallen de maatregelen op het gebied van onderhoud, restauratie, inrichting en beheer

  • g

    eigenaar: een natuurlijke of rechtspersoon, al dan niet op winst gericht, die krachtens eigendom of beperkt recht het genot heeft van cultuurhistorische waarden, onder wiens opdracht duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden plaatsvindt;

  • h

    gemeentelijk monument: object dat krachtens de bepalingen opgenomen in de de Monumentenverordening 2007 is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;

  • i

    onderhoud: periodieke werkzaamheden aan een monument welke dienen om het monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden om grote restauraties te voorkomen;

  • j

    restauratie: werkzaamheden aan een monument, die het normale onderhoud te boven gaan, en die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn;

  • k

    subsidiabele kosten: kosten die noodzakelijk zijn voor het herstel en instandhouding van een monument of cultuurhistorische waarden. Hieronder zijn niet begrepen kosten die uitsluitend danwel in overwegende mate worden gemaakt voor de verbetering van het wooncomfort;

  • l

    lijst van subsidiabele kosten: door het college vast te stellen lijst met subsidiabele kosten;

  • m

    uitvoeringsvoorschriften: voorschriften welke het college kan stellen bij de monumentenvergunning als bedoeld in artikel 10 van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 of voorschriften welke op basis van artikel 14 van deze verordening opgenomen kunnen worden in het besluit tot subsidieverlening;

  • n

    haalbaarheidsonderzoek: onderzoek naar de haalbaarheid van een investering in brede zin gericht op duurzame instandhouding en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en monumenten;

  • o

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument of toekomstig monument.

Artikel 2 Uitvoering van de verordening

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijzigingen en vaststelling van subsidie en omtrent de daaraan te verbinden voorschriften en voorwaarden.

Artikel 3 Beleidsregels

  • 1

    Het college kan beleidsregels vaststellen waarin het subsidiebeleid ten aanzien van monumenten en cultuurhistorische waarden wordt uitgewerkt. Het college stelt in ieder geval vast een lijst met subsidiabele kosten.

  • 2

    Voordat tot vaststelling van de beleidsregels wordt overgegaan vraagt het college advies aan de commissie Monumenten en Cultuurhistorie.

  • 3

    De commissie Monumenten en Cultuurhistorie brengt haar advies uit binnen 8 weken na de datum van verzending van de in het tweede lid bedoelde adviesaanvraag.

Artikel 4 Geen subsidie voor overheden

Subsidie wordt niet toegekend ten behoeve van monumenten en cultuurhistorische waarden die het eigendom zijn van de Staat der Nederlanden, gemeenten of provincies.

Artikel 5 Algemene voorwaarden subsidieverlening

  • 1

    Een subsidie wordt slechts verleend indien:

    • a

      de nodige gelden bij de jaarlijkse begrotingsvaststelling door de gemeenteraad beschikbaar zijn gesteld;

    • b

      een eigenaar voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2

    De gemeenteraad kan voor afzonderlijke beleidsonderdelen en/of onderdelen van deze verordening een subsidieplafond vaststellen.

  • 3

    In geval van een door de gemeenteraad vastgesteld subsidieplafond, worden de aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld totdat het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Artikel 6 Indexering

  • 1

    Een subsidie of een subsidiecomponent kan door het college jaarlijks worden bijgesteld op basis van een door hen vast te stellen indexering.

  • 2

    Het college stelt nadere richtlijnen vast over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde indexering.

  • 3

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt dat de te verlenen subsidie kan worden geïndexeerd en de wijze waarop dit gebeurd.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIE ONDERHOUD EN RESTAURATIE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

PARAGRAAF 2.1 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 7 Algemeen

  • 1

    De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2

    Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of instanties, doet hij daarvan opgave in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 8 De aanvraag

  • 1

    Een aanvraag voor subsidie voor restauratie en/of onderhoud van een gemeentelijk monument dient door de eigenaar schriftelijk te worden ingediend bij het college op een daartoe vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2

    Gelet op hetgeen bepaald in artikel 4:2 tweede lid Awb dient de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:

    • a

      Een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden;

    • b

      Een gespecificeerde begroting van de kosten met plan- en detailtekeningen;

    • c

      Een situatietekening waaruit blijkt de situering van het monument op het terrein met kadastrale informatie;

    • d

      Foto’s van het monument en de omgeving, recente foto’s niet ouder dan 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de te wijzigen onderdelen, inclusief de in de nabijheid gelegen bouwwerken voorzover nodig ter beoordeling van het uiterlijk van het monumenten waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • e

      Een kopie van een afgesloten uitgebreide opstalverzekering ten behoeve van het monument.

  • 3

    Het college kan bepalen dat buiten de gevallen genoemd in het tweede lid, andere bescheiden moeten worden overgelegd.

  • 4

    Bij aanvraag voor subsidie voor onderhoud kan het college genoegen nemen met minder te overleggen stukken dan genoemd in het tweede lid.

  • 5

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt in behandeling genomen nadat de met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden vereiste monumentenvergunning en/of bouwvergunning definitief aan de eigenaar van het monument is toegekend.

PARAGRAAF 2.2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 9 Algemene voorwaarden

  • 1.

    Een subsidie wordt uitsluitend verleend aan de eigenaar van het monument.

  • 2.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten vermeld op de lijst van subsidiabele kosten.

  • 3.

    De beschikking tot verlening van subsidie vermeldt de daaraan verbonden verplichtingen.

Artikel 10 De beslistermijn

Het college beslist binnen acht weken op een volledige aanvraag om een subsidie tot onderhoud en/of restauratie van een monument.

Artikel 11 Subsidie gemeentelijke monumenten

  • 1

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien de subsidiabele kosten van onderhoud en restauratie per aanvraag het bedrag van €1350,- te boven gaat. Voor uitsluitend materiaalkosten in zelfwerkzaamheid is de ondergrens € 450,-

  • 2

    Subsidie in de kosten van onderhoud bedraagt 25% van de subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 5700,- per boekjaar.

  • 3

    Subsidie in de kosten van restauratie bedraagt 25% van de subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 10.000,- per boekjaar.

Artikel 12 Subsidie haalbaarheidsonderzoek en bouwhistorisch onderzoek

  • 1

    Subsidie ten behoeve van haalbaarheidsonderzoeken wordt verstrekt, na overleg en met goedkeuring van het college en bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 5.000,- per boekjaar.

  • 2

    Subsidie ten behoeve van bouwhistorisch onderzoek wordt verstrekt, na overleg en met goedkeuring van het college en bedraagt 45% van de subsidiabele kosten tot een bedrag van maximaal € 5.000,- per boekjaar.

Artikel 13 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht wordt geen subsidie verstrekt:

  • 1

    indien reeds op andere wijze subsidie wordt verstrekt, tenzij op grond van die andere regeling een gemeentelijke bijdrage voorwaarde is.

  • 2

    bij een gezamenlijk subsidiëren van een zelfde project door verschillende instanties indien het gezamenlijk toe te kennen subsidie een percentage van 90% van de subsidiabele kosten te boven gaat.

  • 3

    indien met de restauratie of met het onderhoud is aangevangen, voordat op de aanvraag voor subsidie, als bedoeld in deze verordening, is beslist.

  • 4

    indien het monument waarop de aanvraag betrekking heeft niet is verzekerd onder een zogenaamde uitgebreide opstalverzekering (inclusief verzekering tegen water-, brand-, storm- en bliksemschade) gebaseerd op de waarde van het monument.

  • 5

    voor zover de te subsidiëren werkzaamheden gedekt kunnen worden uit de opbrengsten van een brand- en/of stormverzekering of andere vorm van verzekering.

  • 6

    in de kosten van onderhoud of restauratie indien uitgevoerd door een bedrijf dat geen vergunning bezit zoals bedoeld in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bedrijven.

  • 7

    wanneer de kosten van de werkzaamheden, naar het oordeel van het college, niet geacht kunnen worden in een redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat.

Artikel 14 Opnemen verplichtingen

  • 1

    Het college kan voorschiften verbinden aan de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2

    Subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat:

    • a

      Binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn een begin met de werkzaamheden wordt gemaakt en dit schriftelijk wordt gemeld aan het college;

    • b

      De werkzaamheden zijn voltooid vóór een bij de subsidieverlening te bepalen tijdstip.

PARAGRAAF 2.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15 Uitvoeringsvoorschriften

  • 1

    De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de aanvraag en conform de door het college gestelde uitvoeringsvoorschriften.

  • 2

    Het college kan tussentijds schriftelijk toestemming verlenen van de aanvraag of de nadere regels af te wijken, mits nog niet met de werkzaamheden overeenkomstig de gewijzigde aanvraag is begonnen.

Artikel 16 Start werkzaamheden

Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder worden begonnen dan nadat op de aanvraag voor subsidie, als bedoeld in deze verordening, is beslist.

Artikel 17 Maatregelen tot behouden monument

Degene aan wie krachtens deze verordening subsidie is verstrekt dient het monument in goede staat van onderhoud te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen water, brand, storm en bliksemschade gedurende de periode dat er sprake is van een monument.

Artikel 18 Controle werkzaamheden

  • 1

    De eigenaar dient een door het college aangewezen deskundige of ambtenaar in gemeentelijke dienst op diens verzoek de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de werkzaamheden zullen worden verricht, of zijn uitgevoerd, te inspecteren.

  • 2

    Een controle als bedoeld in het eerste lid heeft plaatsgevonden alvorens een aanvraag zoals bedoeld in artikel 19 kan worden ingediend.

PARAGRAAF 2.4 DE VASTSTELLING EN UITBETALING VAN EEN SUBSIDIE

Artikel 19 Aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1

    De eigenaar dient binnen 12 weken na gereed melding van de werkzaamheden een schriftelijke aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

  • 2

    De aanvraag van de beschikking tot subsidievaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een gespecificeerde financiële verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten en afschriften van rekeningen.

Artikel 20 Beslistermijn

Het college beslist binnen 8 weken op de volledig aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 21 Controle

Het college beslist op de aanvraag nadat:

  • ·

    de uitgevoerde werkzaamheden zijn goedgekeurd door de gemeente of een door de gemeente aangewezen onafhankelijke instantie, en;

  • ·

    nadat de op de uitgevoerde werkzaamheden betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

Artikel 22 Uitbetaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIE DUURZAME INSTANDHOUDING OF ONTWIKKELING VAN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN

Dit hoofdstuk wordt vooralsnog niet ingevuld.

HOOFDSTUK 4 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 23 Hardheidsclausule

  • 1

    In bijzondere gevallen kan het college in het belang van het monument een bijzonder subsidiepercentage vaststellen.

  • 2

    Het college kan de bij of krachtens deze verordening opgenomen artikelen of bepalingen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing daarvan, gelet op het belang, de aard of de strekking van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 23A Kosten onderhoud en/of restauratie rijksmonumenten

  • 1

    De gemeenteraad kan na een schriftelijk verzoek van de eigenaar van een rijksmonument besluiten subsidie te verlenen.

  • 2

    Voor de behandeling van een dergelijk verzoek zijn de bepalingen van Hoofdstuk 2 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 3

    De eigenaar dient in het in lid 1 bedoelde verzoek aan te geven in hoeverre hij in aanmerking komt voor fiscale aftrek en in welke mate hij in aanmerking komt voor andere vormen van subsidie en/of laagrentende leningen.

  • 4

    De gemeenteraad beslist binnen 3 maanden op een volledige aanvraag om een subsidie tot onderhoud en/of restauratie van een rijksmonument.

Artikel 24 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 25 Inwerkingtreding en overgang

  • 1

    Deze verordening treedt in werking vier weken na bekendmaking.

  • 2

    De Subsidieverordening monumenten gemeente Bemmel 2002, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 4 juli 2002, wordt ingetrokken.

  • 3

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, een aanvraag om subsidie op grond van de in het tweede lid ingetrokken verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld op grond van de bepalingen van deze verordening.

  • 4

    Subsidiebesluiten genomen op grond van de in het tweede lid ingetrokken verordening blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn genomen is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische waarden Lingewaard 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 juni 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep H.H. de Vries

I TOELICHTING ALGEMEEN

De gemeente Lingewaard hecht aan een duurzame instandhouding van het culturele erfgoed binnen de gemeente. Op basis van deze verordening kan de gemeente subsidie verstrekken aan hen die daadwerkelijk willen bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Lingewaard.

Cultuurhistorie betreft niet enkel de historisch gebouwde omgeving maar ook de archeologie en het historische landschap.

Deze verordening beoogt een financieel beleidsinstrument te zijn voor de duurzame instandhouding en ontwikkeling van alle cultuurhistorische waarden. Duurzame instandhouding en ontwikkeling word ondermeer bereikt door onderhoud, restauratie, conservering en beheer van historisch bouwkundige, archeologische en historisch geografische objecten.

Vooralsnog is in hoofdstuk 2 van deze verordening enkel subsidiëring met betrekking tot de duurzame instandhouding van monumenten uitgewerkt. Op termijn is het opnemen van een regeling voor overige cultuurhistorische waarden mogelijk in hoofdstuk 3 (zie toelichting artikel 2).

De noodzaak tot het opstellen van deze nieuwe subsidieverordening komt voort uit de nieuwste beleidsontwikkelingen op het gebied van cultuurhistorie, de ervaringen in de dagelijkse praktijk met betrekking tot uitvoering van het monumentenbeleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (o.a. de regelgeving met betrekking tot subsidies opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

De nummering en formulering van deze verordening is opgesteld en zoveel mogelijk in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving van de VNG.

Op grond van artikel 3:9a Awb is afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuurecht tevens van toepassing op voorstellen van wet. Volgens de toelichting bij dit artikel betekent deze bepaling voor de lagere overheden dat op alle voorstellen voor regelingen en verordeningen zij rechtstreeks vallen onder de werking van afdeling 3.3 Awb. Op grond van de verplichting van artikel 3:8 Awb wordt dan ook vermeldt dat de conceptversie van deze verordening is opgesteld door de mevr. mr. P. Nijhoff van Buro Langhenkel Noord bv te Zwolle in nauwe samenwerking met afdeling BWM van de gemeente Lingewaard.

II TOELICHTING PER ARTIKEL

Artikel 1

Lid m: Op basis van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 kan het verrichten van een bouwhistorisch onderzoek verplicht gesteld worden opdat meer inzicht verkregen wordt in de historische geschiedenis van een gebouw.

Artikel 2

Vooralsnog is in deze verordening alleen een subsidieregeling voor monumenten opgenomen (hoofdstuk 3). De intentie is om op termijn subsidie te kunnen verlenen voor werkzaamheden welke betrekking hebben op monumenten én cultuurhistorische waarden in brede zin. Reden hiervoor zijn de landelijke en Europese (Verdrag van Matla) beleidsontwikkelingen waardoor in de toekomst niet langer volstaan zal kunnen worden met enkel een subsidieregeling voor historisch bouwkundige monumenten. Momenteel wordt het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Lingewaard uitgewerkt. Naar aanleiding van het Verdrag van Malta wordt allereerst het archeologische beleid uitgewerkt. In 2008 zal naar verwachting een integrale nota cultuurhistorie tot stand komen. Naar aanleiding van de genoemde integrale nota kan blijken dat het subsidiëren van initiatieven met betrekking tot andere cultuurhistorische waarden, anders dan monumenten, gewenst is. Daartoe kan vervolgens in hoofdstuk 3 van deze verordening een regeling opgenomen worden. Een dergelijke regeling zal ook onder andere duidelijkheid moeten verschaffen over de vraag welke cultuurhistorische waarden voor subsidiëring in aanmerking komen. Tot die tijd voorziet deze verordening enkel in een subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten.

Artikel 3

Het cultuurhistorisch beleid is op dit moment nog duidelijk in ontwikkeling. In het kader van deze nieuwe ontwikkeling is het zeer wel denkbaar dat nadere uitwerking van het subsidiebeleid noodzakelijk is. Deze bepaling biedt het college de mogelijkheid dergelijke regels te stellen zonder dat daartoe de verordening gewijzigd vastgesteld moet worden. Daardoor kan het college slagvaardiger optreden. In verband met de subsidieregeling voor monumenten stelt het college in ieder geval een lijst met subsidiabele kosten vast zodat de eigenaren van monumenten op dat punt rechtszekerheid geboden kan worden.

Artikel 4

Geen toelichting nodig.

Artikel 5

Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle subsidie aanvragen welke ingediend worden op basis van deze verordening.

Voor de subsidies met betrekking tot monumenten is een nadere regeling opgenomen in hoofdstuk 2 ten opzichte van hetgeen geregeld in de Awb. Dat betekent dat de Awb van toepassing blijft voor zover door middel van deze verordening niet wordt afgeweken van de bepalingen in de Awb.

Artikel 6

Subsidieverlening kan niet alleen per boekjaar maar ook, bijvoorbeeld op basis van een meerjarenonderhoudsplan, voor een langere periode plaatsvinden. In het laatste geval ontbreekt een jaarlijkse beschikking tot subsidieverlening en kan worden volstaan met de jaarlijkse vaststelling op grond van de door de aanvrager aangeleverde gegevens. Dit artikel biedt het college de mogelijkheid een dergelijke langlopende subsidie op basis van een indexering bij te stellen.

Artikel 7

In geval van monumenten is sprake van een jaarlijks vast te stellen subsidieplafond. Volledigeaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Dat betekent dat een subsidieaanvraag geweigerd moet worden als het budget opgebruikt is, ook al kan een aanvrager op grond van deze verordening aanspraak maken op de betreffende subsidie.

In geval van een onvolledige aanvraag dient de aanvrager, conform de Awb, in de gelegenheid gesteld te worden zijn onvolledige aanvraag te completeren. Als hij dat nalaat binnen de daartoe gesteld termijn, wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen. Immers in dit artikel wordt bepaald dat enkel volledige aanvragen in behandeling genomen worden.

Artikel 8

Lid 1

De subsidieaanvraag kan betrekking hebben op restauratie en onderhoud. Het onderscheid tussen onderhoud en restauratie hangt samen met de aard en omvang van de werkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden zijn meer gericht op het instandhouden van de bouwkundige staat van het gebouw. Restauratiewerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op een veelvoud van verschillende werkzaamheden en gericht op het herstel van het casco van het gebouw. In geval van ingrijpende herstelwerkzaamheden aan het interieur van het monument is er veelal sprake van restauratie.

Lid 2

De aanvrager kan verplicht worden een recent (niet ouder dan een jaar) inspectierapport van de Monumentenwacht te overleggen. Ook een bouwhistorisch onderzoek kan verplicht gesteld worden. In de praktijk zal echter al, indien het college dit noodzakelijk acht, in het kader van de vergunningverlening op basis van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 om een inspectierapport en/of bouwhistorisch onderzoek verzocht worden.

Artikel 9

Lid 2

Het college stelt een lijst van subsidiabele kosten vast. Op basis van artikel 10 van de Monumentenverordening Lingewaard 2007 kan het college in de monumentenvergunning voorschriften opnemen met betrekking tot de wijze van uitvoering van de vergunde werkzaamheden. Indien deze voorschriften niet in acht genomen worden wordt er geen subsidie verstrekt (artikel 15).

Lid 3

In de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschriften opgenomen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan men onder meer denken aan voorschriften met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden (geldt eigenlijk alleen in die gevallen dat geen monumentenvergunning vereist is omdat anders op basis van artikel 15 de vergunningsvoorschriften al direct bindend zijn voor de subsidieaanvrager) en de termijn waarbinnen de werkzaamheden gestart en afgerond moeten worden.

Artikel 10

Geen toelichting nodig.

Artikel 11

Lid 1

Er wordt een ondergrens per aanvraag gehanteerd. Dit zodat de administratieve kosten in redelijke verhouding staan tot de subsidiabele kosten van de uit te voeren werkzaamheden.

Een aanvraag kan een zogenaamd meerjarenonderhoudplan betreffen. In een dergelijk plan geeft de eigenaar voor meerdere jaren aan welke werkzaamheden hij wil gaan uitvoeren. Hij kan daarvoor door middel van één aanvraag subsidie voor het totaal aan werkzaamheden aanvragen. Eigenaren die zelf de werkzaamheden verrichten doen dat meestal gefaseerd. De uit tevoeren werkzaamheden worden dan opgedeeld in meerdere kleinere klussen. De gemeente wil door het indienen van meerjarenonderhoudsplannen mogelijk te maken bewerkstelligen dat ook die eigenaren, ondanks de gehanteerde ondergrens, in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Ander belangrijk voordeel is dat op deze wijze voorkomen wordt dat voor iedere klus een nieuwe subsidieaanvraag ingediend moet worden.

Leden 2 en 3

In geval van een meerjarenonderhoudsplan kan per boekjaar een maximum bedrag beschikbaar gesteld worden.

Artikel 12

Zowel bij onderhoud als bij restauratie zijn de werkzaamheden gericht op het niet aantasten van de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten en het herstel van een historisch verantwoorde staat van het beschermde object. Wat die historisch verantwoorde staat is, kan aan de hand van bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond.

Artikel 13

Lid 6

In geval loonkosten ook “in rekening gebracht” worden dienen de werkzaamheden verricht te worden door een erkend bedrijf.

Artikel 14

Uitvoeringsvoorschriften zullen voornamelijk opgenomen worden in de monumentenvergunning. Voor die gevallen dat geen monumentenvergunning nodig is, kan het college bij het besluit tot subsidieverlening nog voorschriften stellen. In de door het college opgestelde uitvoeringsvoorschriften wordt vooral aandacht geschonken aan zaken als materiaal gebruik en wijze van toepassing.

Artikel 15

Lid 1

Gelet op de omschrijving van het begrip uitvoeringsvoorschriften in artikel 1 onder m, betreft het hier de voorschriften opgenomen in de verleende monumentenvergunning of de op basis van artikel 14 van deze verordening in het besluit tot subsidieverlening opgenomen voorschriften.

Lid 2

Tijdens de werkzaamheden kunnen zich onverwachte feiten openbaren die een gewijzigde uitvoering noodzakelijk maken. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om, na instemming van het college, af te wijken van de bij de aanvraag overgelegde gegevens.

Artikel 16

Geen toelichting nodig.

Artikel 17

Geen toelichting nodig.

Artikel 18

Geen toelichting nodig.

Artikel 19

Geen toelichting nodig.

Artikel 20

Indien de aanvraag niet volledig is dient de aanvrager een termijn gesteld te worden waarbinnen hij de aanvraag kan completeren. Pas na het completeren van de voor de beoordeling benodigde gegevens begint de termijn van 8 weken te lopen.

Artikel 21

Geen toelichting nodig.

Artikel 22

Hiermee wordt de eigenaar rechtszekerheid geboden met betrekking tot de daadwerkelijke uitbetaling van de subsidiegelden.

Artikel 23

Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Zonodig wordt hierbij advies ingewonnen van de commissie Welstand en Monumenten. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de betrokken aanvrager.

Gedacht kan worden aan een situatie waar het, vanwege de staat waarin het monument verkeerd, van belang is dat begonnen wordt met de werkzaamheden voordat men bericht ontvangen heeft over de subsidieverlening. Verder wordt met nadruk gemeld dat dit beperkt dient te blijven tot bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering. Het college moet dan ook bij toepassing van deze clausule, in verband met precedentwerking, extra zorgvuldig motiveren waarom in die situatie van de verordening wordt afgeweken.

Artikel 23A

Anders dan bij gemeentelijke monumenten zijn er voor rijksmonumenten al meerdere andere fiscale en subsidieregelingen van toepassing. Om die reden is besloten het subsidiebudget behorende bij deze verordening te beperken tot gemeentelijke monumenten. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen echter op basis van artikel 23A een verzoek voor subsidie indienen bij de gemeenteraad. De gemeenteraad beoordeelt dan of zij in dat specifieke geval extra financiële middelen beschikbaar wil stellen.

Wat betreft procedure en wijze van aanvragen (indieningsvereisten, gereedmelding etc.)worden de bepalingen in Hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Een beslistermijn van 8 weken is gelet op de vergaderfrequentie van de gemeenteraad niet haalbaar. Om die reden is deze bepaald op 3 maanden.

De eigenaar dient wel inzichtelijk te maken in hoeverre hij in aanmerking komt voor fiscale aftrek en andere financiële regelingen zodat de gemeenteraad deze gegevens bij haar beslissing mee kan laten wegen.

Artikel 24

Geen toelichting nodig.

Artikel 25

De termijn welke ligt tussen bekendmaking en inwerkingtreding van deze verordening kan het college gebruiken voor bijvoorbeeld het vaststellen van de bij de uitvoering van deze verordening te hanteren beleidsregels.

Artikel 26

Geen toelichting nodig.