Regeling vervallen per 01-01-2015

Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Lingewaard

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Lingewaard

Besluit raad

Besluitnummer 34/2008

Onderwerp Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008

De raad van de gemeente Lingewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 maart 2008;

gehoord de behandeling tijdens de Politieke Avond d.d. 3 april 2008;

gelet op artikel 149 eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

voorts gelet op de EG verordening Werkgelegenheidssteun (nr 2204/2002,Pb.202, nrL337) en de EG verordening de minimissteun (nr 69/2001,Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden, verzamelcirculaire april 2004 nr 24233 van het Ministerie van sociale Zaken en Werkgelegenheid,

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a Wwb, artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 Wwb, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;

besluit:

  • -

    in te trekken de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Lingewaard vastgesteld op 29 september 2004;

  • -

    vast te stellen de Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Lingewaard.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      de raad: de gemeenteraad van Lingewaard;

    • b

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;

    • c

      de Wwb: de Wet werk en bijstand;

    • d

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid onder a, artikel 10 derde lid a casu quo art 40, eerste lid van de Wwb door het college ondersteuning kan worden geboden;

    • e

      uitkeringsgerechtigde: persoon, jonger dan 65 jaar, die een uitkering ontvangt en die ingeschreven staat bij het CWI;

    • f

      de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6 Wet werk en bijstand en die ingeschreven staat bij het CWI;

    • g

      Anw'er: persoon die een nabestaanden- of halfwezenuitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet; en die ingeschreven staat bij het CWI;

    • h

      startkwalificatie jongere:de uitkeringsgerechtigde, Anw'er en Nugger (niet uitkeringsgerechtigde) niet ouder dan 23 jaar, die geen einddiploma middelbare school heeft, tenminste twee maanden aaneengesloten geen onderwijs meer gevolgd heeft en niet ingeschreven staat bij een onderwijs- instelling. Een startkwalificatie voor deze groep is een diploma waarmee een schoolverlater een goede start kan maken op de arbeidsmarkt.

    • i

      voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb. Het aanbieden van een voorziening is zowel op arbeidsinschakeling als maatschappelijke participatie gericht;

    • j

      ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb;

    • k

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • l

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • m

      WIW: Wet inschakeling werkzoekenden zoals die luidde op 31 december 2003;

    • n

      arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6 onder b van de Wwb;

    • o

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • p

      algemeen geaccepteerde arbeid: hiermee wordt bedoeld arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is. De arbeid die wordt aangeboden hoeft met andere woorden niet beperkt te blijven tot de arbeid die voor de betrokken persoon gangbaar is. De affiniteit die hij of zij met een bepaalde vorm van arbeid heeft, omdat deze bijvoorbeeld in het verleden werd uitgeoefend, is in beginsel niet ter zake doende;

    • q

      duurzame reguliere arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid;

    • r

      reïntegratietraject: een met een persoon uit de doelgroep overeengekomen, dan wel door het college opgelegde geheel van activiteiten, gericht op het verkrijgen van duurzame reguliere arbeid;

    • s

      maatschappelijk participatietraject: een met een persoon uit de doelgroep waarvoor geen arbeidsverplichting bestaat, overeengekomen, dan wel door het college opgelegd geheel van activiteiten, gericht op maatschappelijke participatie; afhankelijk van de omstandigheden kan dit traject een opstap zijn naar een reïntegratietraject.

  • 2 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt, voor zover niet anders bepaald, hebben dezelfde betekenis als in de Wwb zelf.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt ondersteuning aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, Anw'ers, nuggers, jongeren zonder startkwalificatie, alsmede aan personen, als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de Wwb.

  • 2 Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

  • 3 Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen, prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en in verband met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4 Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in arbeid.

  • 5 Het college biedt ondersteuning aan op het gebied van Kinderopvang, waaronder Buiten Schoolse Opvang van kinderen, niet ouder dan 12 jaar, van (alleenstaande) ouders, voorzover die opvang noodzakelijk is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening of voor het bereiken van het einddoel van een traject of een voorziening.

  • 6 Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen. In de gevallen waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet, beslist het College.

  • 7 Bij het vaststellen van beleidsregels wordt het oordeel van de Cliëntenraad Wwb gevoegd.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep

Artikel 3 Doel en doelgroep

Het college biedt de uitkeringsgerechtigden, Anw’ers, nuggers, jongeren zonder startkwalificatie, evenals personen als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de Wwb, ondersteuning aan bij arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of als dat doel niet bereikbaar is, ondersteuning in de vorm van een voorziening gericht op maatschappelijke participatie.

De doelgroep jongeren zonder startkwalificatie, wordt hierin ook nadrukkelijk vermeld uit preventieve overwegingen. De minister van onderwijs vindt dat jongeren goed opgeleid moeten worden/zijn.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1 Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2 De persoon, die deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet werk en bijstand, de Ioaw, de Ioaz, de Wet Structuur uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3 Indien een uitkeringsgerechtigde, die deelneemt aan een voorziening,waaronder maatschappelijke participatie, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

  • 4 Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening,waaronder maatschappelijke participatie, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

  • 5 Indien de persoon die aan een voorziening deelneemt zijn verplichtingen in het kader van de Wwb en/of verordening niet nakomt of niet meer behoort tot de doelgroep van deze wet, kan het college de voorziening beëindigen.

  • 6 Weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen voor niet uitkeringsgerechtigden worden nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 5 Ontheffing van de verplichtingen

Het college kan met toepassing van artikel 9 Wwb, artikel 37a IOAW of artikel 37a IOAZ uitkeringsgerechtigden geheel of gedeeltelijk ontheffen van verplichtingen die ingevolge die wetten en artikel 4 van deze verordening gelden.

Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1 Het college biedt waar mogelijk iedere uitkeringsgerechtigde, Anw 'ers, nugger’s en jongeren zonder startkwalificatie, na inschrijving bij het CWI, een aanbod voor een voorziening, waar mogelijk gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2 Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, indien het doel, vermeld onder 1 niet bereikbaar is, een voorziening gericht op maatschappelijke participatie en zorg.

  • 3 Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1

    Het college legt in beleidsregels vast welke voorzieningen in ieder geval aangeboden kunnen worden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen. Voorzieningen kunnen aan de hand van innovatieve en maatschappelijke ontwikkelingen door beleidsregels worden uitgebreid dan wel gewijzigd. Onder deze voorzieningen wordt tevens verstaan voorziening in de vorm van het aanbieden van een nazorgtraject, dat wil zeggen het aanbieden van een aanvullend traject nadat de belanghebbende is uitgestroomd, voor zover hier geen tegemoetkoming kan worden verstrekt door de werkgever. Het college kan in beleidsregels nadere richtlijnen hiervoor vastleggen.

  • 2

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3

    Beëindiging voorziening

Een voorziening kan door het college voortijdig worden beëindigd indien:

  • a

    de belanghebbende verhuist naar een andere gemeente;

  • b

    de belanghebbende zich onvoldoende inspanning getroost om tot een succesvolle afronding van (een deel) van het trajectplan te komen;

  • c

    de belanghebbende arbeid in loondienst aanvaardt, dan wel als zelfstandige gaat werken en daarmee een inkomen gaat verwerven dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde norm;

  • d

    de belanghebbende zich in detentie bevindt,dan wel gaat bevinden;

  • e

    er naar de mening van het college zich omstandigheden voordien die noodzakelijkerwijs tot beëindiging dienen te leiden.

Het college kan in beleidsregels nadere richtlijnen vastleggen.

Artikel 8 Inzet van voorzieningen

  • 1 Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorziening, die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 2 Bij de afweging of een voorziening noodzakelijk is en welke voorziening in dat geval het meest geschikt is voor de persoon, betrekt het college in elk geval de mogelijkheden en de belemmeringen van de persoon en de situatie op de arbeidsmarkt. Daarbij houdt het college rekening met de mantelzorgtaken en de zorgtaken van alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar.

  • 3 Het college kan, voordat besloten wordt tot ondersteuning, dan wel inzet van een voorziening, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de persoon uit de doelgroep en naar de geschiktheid van ondersteuning, dan wel voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

  • 4 Het college weigert de inzet van een voorziening, indien de persoon uit de doelgroep aanspraak kan maken of beroep kan doen op een voorziening buiten de wet om, die naar het oordeel van het college in voldoende mate bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 5 Het college weigert de inzet van een voorziening als het budgetplafond, dat door het college voor de betreffende voorziening kan worden ingesteld, is bereikt. Indien een ingesteld budgetplafond bereikt wordt, biedt het college een andere voorziening als alternatief aan.

  • 6 Het aanbod van een voorziening geschiedt in de vorm van een overeenkomst, waarbij wordt vastgelegd dat de belanghebbende de kosten van de reïntegratievoorziening geheel of gedeeltelijk zal terugbetalen ingeval hij/zij verwijtbaar niet of niet naar behoren, gebruik maakt van de aangeboden voorziening. Het college stelt hiervoor nadere beleidsregels op.

Artikel 9 Budget en subsidieplafonds (algemeen en specifiek)

  • 1 Het college kan een of meer subsidieplafonds-of budgetplafonds betreffende voorzieningen vaststellen; een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een grond voor weigering bij de aanspraak op de specifieke voorziening.

  • 2 Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3 Bij het bereiken van de in lid 1 en 2 bedoelde plafonds,wordt, indien mogelijk, naar het oordeel van het college een andere voorziening aangeboden.

  • 4 Het maximaal per nugger in te zetten bedrag aan voorziening, wordt in beleidsregels vastgelegd.

  • 5 De voorziening is uitsluitend toegankelijk voor inwoners met een laag inkomen. Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

  • 6 Voor nugger’s is de voorziening bedoeld als startkwalificatie en niet als inzet voor positieverbetering. Het begrip startkwalificatie zal nader uitgewerkt worden in beleidsregels.

Artikel 10 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

Het college kan aan personen een vergoeding verstrekken in de vorm van een persoonlijk reïntegratie-budget.

Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 11 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken aan personen zoals genoemd in artikel 1 e,f,g en h van de verordening voor de kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling, vrijwilligerswerk of maatschappelijke participatie.

Dit onderdeel zal nader uitgewerkt worden in beleidsregels.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 12 Handhaving

  • 1 Indien een uitkeringsgerechtigde niet voldoet of niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 7, dan verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hierover is vastgelegd in de maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

  • 2 Indien een persoon, die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of Ioaz, niet voldoet of voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 7, verlaagt het college de uitkering, conform hetgeen hierover bepaald is in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz.

  • 3 Indien een persoon die deelneemt, of deel heeft genomen aan een voorziening, niet voldoet of voldaan heeft aan zijn verplichtingen bedoeld in artikel 7, kan het college de kosten van de voorziening, dan wel de subsidie, geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Het college stelt hieromtrent nadere beleidsregels vast.

  • 4 Indien het aan de persoon uit de doelgroep te wijten is dat een voorziening vroegtijdig is beëindigd, kan het college besluiten enige tijd geen nieuwe voorziening aan te bieden. Het college stelt nadere regels hieromtrent vast.

Hoofdstuk 5 Terugvordering

Artikel 13 Terugvordering

  • 1 Bij voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnen de gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening, van de belanghebbende worden teruggevorderd.

  • 2 Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende niet, niet tijdig, onjuiste of onvolledige gegevens heeft overlegd en de belanghebbende dit te verwijten valt, kan het college de volledig gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening, terugvorderen van de belanghebbende.

  • 3 Indien een voorziening van een uitkeringsgerechtigde wordt beëindigd, is het gestelde in artikel 14 van toepassing.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening, nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

  • 2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Lingewaard".

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag, volgend op die van bekendmaking. Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de Reïntegratie- en Participatieverordening Wwb (besluit 29 september 2004) ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering
van 17 april 2008.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
Th.G.L. Greep H.H. de Vries

Toelichting bij de Reïntegratie- en Participatieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Lingewaard

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand. Het begrip sociale activering in de wet is in deze verordening nader aangeduid als maatschappelijk participatie traject. De omschrijving van de doelgroep is zodanig, dat de aanspraak op ondersteuning alleen geldt voor personen woonachtig in Lingewaard. Ook worden in dit artikel een aantal begrippen omschreven die meer dan eens voorkomen, waarbij het van belang is, dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan.

Ten aanzien van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid wordt nadrukkelijk afstand genomen van het begrip “passende arbeid” zoals dat voorheen in de Algemene bijstandswet werd gehanteerd. Uitgangspunt van de (nieuwe) Wet werk en bijstand is immers, dat de weg naar werk zo kort mogelijk dient te zijn en dat, mede gelet op het vangnetkarakter van deze wet, dan ook elke vorm van arbeid geaccepteerd dient te worden. Er kunnen door de gemeente of door betrokkene geen eisen worden gesteld aan de aansluiting van de arbeid aan het opleidingsniveau, eerder opgedane werkervaring en beloningsniveau. Ook arbeid van tijdelijke aard dient geaccepteerd te worden. Het kan in individuele gevallen zelfs mogelijk zijn dat ook een verhuizing aan de orde kan komen, indien de reistijd erg lang gaat worden.

Onder algemeen geaccepteerde arbeid vallen eveneens alle vormen van gesubsidieerde arbeid.

Uitzondering hierop is de dienstbetrekking in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, Voor deze dienstbetrekking gelden de voorwaarden onder de Wsw. Daarbij zij wel opgemerkt, dat bij uitstroom naar gesubsidieerd werk, nog altijd geen sprake is van arbeidsinschakeling. Onder arbeidsinschakeling wordt immers verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een daarop gerichte voorziening die door de gemeente wordt aangeboden. Met deze laatste beperking wordt nogmaals benadrukt, dat gesubsidieerde arbeid, als voorziening in het kader van deze wet, weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar geen einddoel kan zijn.

Artikel 2 Opdracht college

De Wwb geeft in artikel 7 het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning, gericht op arbeidsinschakeling. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien.

Het is aan het college om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Het college kan een aanspraak op een voorziening niet weigeren. Als het budget niet toereikend is moet het college zorgdragen voor een alternatief. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de combinatie arbeid en zorg, met de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt, maar ook met het uitgangspunt “de kortste weg naar duurzame arbeid”. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de wet gezien als vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande, dat gesubsidieerde arbeid in principe geen einddoel is.

Reïntegratie moet in principe de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject, ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Vervolgens wordt door beide partijen een trajectplan ondertekend.

Ook vergoeding van noodzakelijke reiskosten en kosten van kinderopvang worden aangemerkt als voorziening.

Artikel 3 Doel en doelgroep

Het doel van de ondersteuning voor de beschreven doelgroep, zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is uitstroom (uit de uitkering) naar algemeen geaccepteerde arbeid. Hierbij wordt gestreefd naar duurzame arbeid. Als dit doel niet bereikbaar is, wordt gestreefd naar zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of deelname aan activiteiten in wijk of buurt.

Artikel 4 Verplichtingen

In de Wwb zijn de verplichtingen die verbonden zijn aan het recht op een uitkering, uitgebreid aangegeven. Het eerste en tweede lid in de verordening sluiten aan bij deze verplichtingen. Het derde lid legt verbindingen tussen de verplichtingen die worden verbonden aan de reïntegratie van klanten en de maatregelen opgenomen in de Maatregelenverordening Wwb. In de Maatregelenverordening staat het percentage vermeld waarmee de uitkering kan worden verlaagd. Echter, voor personen zonder uitkering waarvoor wel voorzieningen worden ingezet, zoals Anw'ers , nugger’s, jongeren en personen met een gesubsidieerde baan, kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom zijn in het vierde en vijfde en zesde lid mogelijkheden opgenomen om in die gevallen (een deel van) de gemaakte kosten terug te vorderen.

Nadere uitwerking hiervan zal via beleidsregels worden vastgelegd.

Samengevat zijn de verplichtingen voor uitkeringsgerechtigden vastgelegd in de Wet werk en bijstand, gemeentelijke verordeningen en beleidsregels. De verplichtingen voor de groep niet bijstandscliënten en uitkeringsgerechtigden kunnen met het het opnemen van dit artikel nader uitgewerkt worden in beleidsregels.

Artikel 5 Ontheffing van verplichtingen

Het college kan, met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de Wet werk en bijstand, respectievelijk artikel 37a van de Ioaw en Ioaz, bepalen, dat de uitkeringsgerechtigde tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de verplichtingen.

Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 6 Sluitende aanpak

De WIW kende een wettelijke sluitende aanpak. Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst, afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittende bestand. De Wwb kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk een sluitende aanpak ontstaat.

Desondanks is de gemeente van oordeel dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden.

In het beleid is vastgelegd, dat voor iedereen een trajectplan dient te worden opgesteld. Alle beschikbare middelen zoals genoemd in de verordening en beleidsregels, kunnen ingezet worden. De prioriteit ligt bij het aanbieden van voorzieningen gericht op uitstroom voor de kansrijken.

In het tweede lid wordt aangegeven, dat het ook van belang is, aan alle doelgroepen van deze verordening en dan in het bijzonder voor personen met een groter afstand tot de arbeidsmarkt, voorzieningen, gericht op maatschappelijke participatie, in te zetten. Mensen kunnen soms door de inzet van dergelijke voorzieningen op termijn toegeleid worden naar algemeen geaccepteerde arbeid. In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning zullen mensen gemotiveerd worden om deel te nemen aan maatschappelijke participatie trajecten en activiteiten te verrichten gericht, op mantelzorg en ander vrijwilligerswerk.

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

Ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie kan bijvoorbeeld bestaan uit praktische hulp, advies, recht op begeleiding en nazorg na uitstroom, doorverwijzing naar andere organisaties of uit het aanbieden van één of meerdere voorzieningen, die gelijktijdig of achtereenvolgens ingezet kunnen worden In het eerste lid is opgenomen dat het college in beleidsregels vastlegt welke voorzieningen in ieder geval aangeboden kunnen worden, evenals de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in de verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Achterliggende gedachte hiervoor is, dat het hierdoor mogelijk wordt om snel te komen tot wijziging van het reïntegratie- en participatiebeleid, zonder dat wijziging van de verordening noodzakelijk is. Het opnemen en/of nader uitwerken van de voorzieningen in beleidsregels, doet bovendien meer recht aan de kaderstellende bevoegdheid van de Raad en de bevoegdheden van het college, ten aanzien van de uitvoering.

Dit betekent tegelijkertijd, dat er beter en sneller geanticipeerd kan worden op de veranderde maatschappelijke ontwikkelingen en/of innovatieve mogelijkheden.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid, om aan een voorziening nadere verplichtingen

te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bij verplichtingen worden opgenomen bijvoorbeeld, dat iemand zich medisch/psychisch laat behandelen.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever, of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Bij beëindiging van een voorziening geldt dit ook voor het re-integratiebedrijf dat de voorziening verzorgt. Er zal een intensief contact met de uitvoerder van de re-integratie opdracht moeten worden onderhouden om een oordeel te vormen omtrent de inspanning die de betrokkene levert. Indien deze onvoldoende is, dan dient de belanghebbende daarop te worden aangesproken. Bij onvoldoende verandering wordt het traject beëindigd.

Artikel 8 Inzet van voorzieningen.

De personen uit de doelgroep hebben van rechtswege aanspraak op ondersteuning. De gemeente heeft ervoor gekozen deze aanspraak te vertalen als het recht op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatieactiviteiten. Dit laat onverlet, dat het het college is, dat bepaalt of en welke voorziening ingezet wordt. Tegenover aanspraak staan verplichtingen. Re-integratie en/of maatschappelijke participatie is immers niet vrijblijvend. Naast de verplichtingen die in de verordening worden genoemd en de verplichtingen, genoemd in wet of regelgeving, kan het college aanvullende verplichtingen opleggen. Dat is vooral van belang bij niet-uitkeringsgerechtigden. Bijstandsgerechtigden zijn al door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.

Artikel 9 Budgetten en subsidieplafonds (algemeen en specifiek)

De gemeente kan, om de financiële risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Als het college hiertoe overgaat, zal hiervoor, voorafgaande aan een kalenderjaar, een besluit worden genomen. De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen geen reden kan zijn voor het afwijzen van een aanvraag voor een voorziening. Dit houdt in, dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open om naar een ander instrument uit te wijken.

De middelen die de gemeente kan inzetten voor re-integratie zijn schaars en dienen zo efficiënt mogelijk te worden ingezet. Aangezien nugger´s een eigen inkomen hebben, is gemeend, dat een budgetplafond en een toelatingseis ten aanzien van het inkomen, op zijn plaats is. Dit wordt nader uitgewerkt in beleidsregels.

Artikel 10 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

Een persoonsgebonden reïntegratiebudget kan beschikbaar worden gesteld, als een persoon op eigen initiatief met een voorstel komt. Het college moet vooraf goedkeuring verlenen aan het voorgestelde traject. Daarna kan de persoon zelf uitvoering geven aan de onderdelen, opgenomen in het trajectplan. Bij dit trajectplan gelden dezelfde voorwaarden als bij alle andere trajectplannen. De persoon verstrekt zelf alle benodigde verantwoordingsinformatie.

Het college kan in beleidsregels nadere voorwaarden vaststellen.

Artikel 11 Overige vergoedingen

Soms moeten extra kosten gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatieactiviteit. Aantoonbare reële kosten kunnen vergoed worden, op basis van vergoedingsnormen bijzondere bijstandsverlening. In beleidsregels kan vastgelegd worden op welke wijze hiermee kan worden omgegaan wanneer hierin niet wordt voorzien door de regelgeving van de bijzondere bijstand.

Artikel 12 Handhaving

In het geval de persoon uit de doelgroep de verplichtingen, vermeld in deze verordening niet nakomt, zullen de uitgangspunten, vermeld in de maatregelenverordening, worden toegepast.

Het opleggen van een maatregel kan echter alleen, indien er uitkering wordt ontvangen van de wetten die de gemeente uitvoert. Bij het niet voldoen van de verplichtingen, kan het college van alle personen uit de doelgroep, de kosten van de voorziening terugvorderen. Het college stelt hiervoor nadere regels op.

Het al dan niet terugvorderen van kosten zal afhangen van de vraag, in hoeverre het de persoon uit de doelgroep verweten kan worden dat de verplichtingen niet zijn nagekomen.

Artikel 13 Terugvordering

Indien een voorziening door verwijtbaar gedrag voortijdig wordt beëindigd, kan het college, indien het uitkeringsgerechtigden betreft, beslissen om een maatregel op te leggen. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.

Voor personen zonder uitkering, Anw'ers en personen in gesubsidieerde arbeid, kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is de mogelijkheid opgenomen, dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn kan terugvorderen.

Ook personen met een uitkering vallen onder de werking van dit artikel. Dit betekent,dat in bijzondere situaties sprake kan zijn van zowel terugvordering van de gemaakte kosten als afstemming van de uitkering.

Tot slot dient opgemerkt te worden dat dit geen terugvordering is zoals bedoeld in artikel 58 ev. van de Wet werk en bijstand.

Voor de vergoeding van de kosten gelden de regels van het burgerlijk recht en niet de regels ingevolge de terugvorderingsparagraaf van de Wet werk en bijstand.

Bij de toepassing hiervan zal een kosten/baten analyse worden opgemaakt.

Artikel 14 Beleid

De wet vraagt aan de gemeenteraad om het integratiebeleid in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in voorgaande artikelen vastgelegd. Het college kan nadere beleidsregels opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik te worden gemaakt om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 17 april 2008.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Th.G.L. Greep H.H. de Vries