Regeling vervallen per 06-04-2011

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 06-04-2011 t/m 05-04-2011

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;

gelet op artikel 5 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 7 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard;

besluiten vast te stellen het volgende:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • · Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard.

  • · Besluit: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard.

  • · College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard.

  • · Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaard te stellen regels van toepassing zijn.

  • · Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • · Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • · Goedkoopst adequaat: niet duurder dan noodzakelijk en naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt.

  • · ADL-woning: Woning voor zelfstandig wonende bewoners die zijn aangewezen op persoonlijke assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen.

  • · Hoofdverblijf: de woonruimte bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien het een aanvrager met enkel een briefadres is.

  • · Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording.

2.1 Verzoek aanvrager

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

2.2 Geen verstrekking persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a

    er een algemene passende voorziening is, die een goede en snelle oplossing biedt;

  • b

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

2.3 Uitsluitend verstrekking in natura

De individuele voorzieningen die slechts in natura kunnen worden verstrekt, worden in dit Besluit expliciet benoemd.

2.4 Uitsluitend verstrekking in persoonsgebonden budget

De individuele voorzieningen die slechts in de vorm van een persoonsgebonden budget kunnen worden verstrekt, worden in dit Besluit expliciet benoemd.

2.5 Uitsluitend verstrekking als financiële tegemoetkoming

De individuele voorzieningen die slechts als financiële tegemoetkoming kunnen worden verstrekt, worden in dit Besluit expliciet benoemd.

2.6 Verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a

      conform het programma van eisen dat in het besluit op de aanvraag is opgenomen;

    • b

      steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2

    De bescheiden die daarbij verstrekt dienen te worden zijn:

    • a

      bij de aan te schaffen voorziening:

      • §

        de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

      • §

        een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

      • §

        het onderhouds/reparatiecontract (inclusief bewijs betaalde premie);

    • b

      bij hulp bij het huishouden:

      §een overzicht van de salarisadministratie met bewijsstukken.

2.7 Verantwoording persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden

  • 1Wanneer een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder verantwoording af aan het college of de door de gemeente aangewezen uitvoerende instantie.

  • 2Verantwoording, zoals bedoeld in artikel 6 lid 5 van de Verordening, geschiedt op de wijze zoals dit voorheen aan het zorgkantoor werd gedaan.

2.8 Betaling pgb

De betaling van het toegekende pgb gebeurt per bevoorschotting. Uitbetaling geschiedt per maand, kwartaal, halfjaar of per jaar, afhankelijk van het pgb-budget per jaar.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdragen en eigen aandeel

3.1 Omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.222,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden, 15 % bedraagt tot het landelijk vastgelegde maximumbedrag (*).

3.2 Omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon van 65 jaar en ouder

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 15.256,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden, 15 % bedraagt tot het landelijk vastgelegde maximumbedrag (*).

3.3 Omvang eigen bijdrage van gehuwde personen waarbij één van beiden jonger dan 65 jaar

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 27.222,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden, 15 % bedraagt tot het landelijk vastgelegde maximumbedrag (*).

3.4 Omvang eigen bijdrage van gehuwde personen, beiden ouder dan 65 jaar

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.058,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden, 15 % bedraagt tot het landelijk vastgelegde maximumbedrag (*).

3.5 Geen eigen bijdrage voor rolstoelen

Ingevolge artikel 4.1 lid 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB van 2 oktober 2006) is voor een rolstoel geen eigen bijdrage verschuldigd.

3.6 Inning eigen bijdrage

Indien er een eigen bijdrage van toepassing is, zal de inning ervan geschieden door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 4 Duur eigen bijdrage

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van negenendertig maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

Artikel 5 Besparingsbijdrage

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt het bedrag dat verschuldigd zou zijn voor het deel van de voorziening dat als algemeen gebruikelijk gezien kan worden.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De hoogte van het persoonsgebonden budget is vastgesteld op € 15,00 per geïndiceerd uur (*).

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Woonvoorzieningen

7.1 Typen woonvoorzieningen

Een individuele woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a

    een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten zoals bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening;

  • b

    bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15 onder b van de verordening:

    • ·

      kosten van een woonaanpassing;

    • ·

      kosten voor het verwerven van grond.

  • c

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening:

    • ·

      kosten van hulpmiddelen;

    • ·

      kosten van een losse woonunit;

    • ·

      kosten van onderhoud, keuring en reparatie;

    • ·

      kosten in verband met tijdelijke huisvesting;

    • ·

      kosten in verband met huurderving;

    • ·

      kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen.

  • d

    een uitraasruimte zoals bedoeld in artikel 15 onder d van de verordening.

De voorziening zoals hierboven genoemd onder a, wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming.

De voorziening hierboven genoemd onder b, wordt verstrekt als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming aan de eigenaar van de woonruimte.

De voorziening hiervoor genoemd onder c, wordt verstrekt als persoonsgebonden budget, als financiële tegemoetkoming of in bruikleen. Indien de kosten betrekking hebben op een losse woonunit wordt de voorziening in bruikleen verstrekt.

De voorziening genoemd onder d, wordt verstrekt als persoonsgebonden budget.

7.2 Uitsluitend verstrekking in natura

Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn onder andere:

mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards, toiletstoelen.

7.3 Vergoeding woonvoorziening

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst adequate voorziening.

7.4 Hoogte persoonsgebonden budget in verband met kosten voor het verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 7.1, onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een pgb verstrekken voor de extra te verwerven grond dat ten hoogste overeenkomt met het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I.

7.5 Hoogte persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel voor de woning

Het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel voor de woning wordt vastgesteld op basis van artikel 7.3. Het pgb wordt verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan de toekenning van de desbetreffende voorziening, voor zover de woonvoorziening voorkomt op de in de bijlage II genoemde voorzieningen.

7.6 Hoogte persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Het college verleent alleen een pgb of een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie indien de betreffende woonvoorziening in het kader van de verordening en het besluit is verleend. Het pgb wordt vastgesteld op de werkelijke kosten, doch ten hoogste op de gemiddelde kosten die de gemeente betaalt aan de gecontracteerde leverancier(s).

7.7 Hoogte financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a

      a zijn huidige woonruimte;

    • b

      b de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte.

  • 2

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder lid 1 a en b wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan met een maximum van zes maanden.

7.8 Hoogte financiële tegemoetkoming in verband met huurderving

  • 1

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 4.750,- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de aangepaste woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2

    De leegstand van de desbetreffende woning dient binnen 4 weken bij de gemeente te worden gemeld.

  • 3

    Er wordt geen vergoeding verstrekt, indien de termijn van het vorige lid is verstreken.

  • 4

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op de helft van de werkelijke kosten met een maximum van € 250,- per maand.

7.9 Hoogte financiële tegemoetkoming in verband met het verwijderen van voorzieningen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 7.1, onder c indien:

a de kosten van de aanpassing van de woonruimte meer hebben bedragen dan €. 4.750,-;

b de woning langer dan zes maanden leeg staat;

c de aanpassingen zo specifiek zijn, dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.

7.10 Afschrijvingsschema

Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

afschrijving in 5 jaar waarbij de restitutie aan de gemeente als volgt luidt:

voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,

voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde;

7.11 Verhuiskostenvergoeding

  • 1

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard bedraagt maximaal € 4.750,-.

  • 2

    Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 7.1 onder a verstrekken aan:

    • a

      de aanvrager;

    • b

      of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een aanvrager de woonruimte bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd.

  • 3

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid, onder a, indien:

    • §

      de aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • §

      de aanvrager niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • §

      de aanvrager niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting;

    • §

      in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • §

      de aanvrager niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder beperkingen algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

7.12 Primaat van verhuizing

  • a

    Indien de noodzaak tot een bouwkundige- of woontechnische aanpassing zoals omschreven in artikel 15 sub b van de verordening vaststaat, past het college het primaat van verhuizing toe.

  • b

    Indien de kosten van een bouwkundige- of woontechnische aanpassing het bedrag van € 20.000,- te boven gaan, dient de aanvrager te verhuizen naar een adequate woning, tenzij binnen een periode van 6 maanden na besluit en berichtgeving aan belanghebbende geen geschikte woning is gevonden dan wel aangeboden.

7.13 Vergoeding bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 7.100,-.

7.14 In aanmerking komende kosten woonaanpassing

Kosten worden vergoed voor zover deze betrekking hebben op de volgende limitatieve lijst:

  • 1

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; Ad 1 en 2: Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

  • 3

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woning-aanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woning-aanpassingen;

  • 4

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6

    de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7

    renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8

    de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in artikel 7.4;

  • 9

    de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11

    de kosten van aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 12

    de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de aanvrager, voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1000,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,--.

7.15 Voorwaarden verstrekking pgb en uitbetaling financiële tegemoetkoming

De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

    • a

      Er dienen door twee verschillende ondernemingen opgestelde offertes bij de gemeente ingediend te worden om te bepalen welke uitgevoerd kan gaan worden;

    • b

      De woningaanpassing dient uitgevoerd te worden conform het in het advies opgestelde programma van eisen;

    • c

      Er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college;

    • d

      Aan door het college aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht;

    • e

      Aan de onder d. genoemde personen wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • f

      Aan de onder d. genoemde personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing;

    • g

      Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid comform het programma van eisen;

    • h

      De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming;

    • i

      De gereedmelding, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. Alle rekeningen en betalingsbewijzen worden bijgevoegd.

    • j

      De tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte, tenzij en voor zover de kosten van een woningaanpassing door de huurder zelf zijn gefinancierd, in welk geval de tegemoetkoming aan de huurder wordt uitbetaald.

  • kDe tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

7.16 Frequentie van woningaanpassingen

  • 1

    een woonvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 onder b en c wordt geweigerd, indien de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van ergonomische belemmeringen geen aanleiding bestond (artikel 20 sub a van de Verordening).

  • 2

    Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 7.1, onder b en c maximaal éénmaal.

  • 3

    Het gestelde in het tweede lid is niet van toepassing, indien sprake is van minimaal één van de volgende omstandigheden:

    • a

      er is een noodzaak aanwezig voor een verhuizing op grond van ergonomische belemmeringen;

    • b

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders is het door gezinsomstandigheden dringend noodzakelijk om te verhuizen;

    • c

      de te verlaten woning kan worden aangemerkt als meest adequate voorziening voor een andere aanvrager en de gekozen oplossing is als meest goedkoopste adequate aan te merken;

    • d

      de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente;

    • e

      vervanging van een voorziening die defect is en waarvan de economische levensduur De aanvraag voor inmiddels verstreken is.

Artikel 8 Overige woonvoorzieningen

8.1 Aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Het college kan een pgb of een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de aanvrager ontoegankelijk blijft.

8.2 Aanpassing van woonwagens

Het college verleent slechts een pgb of een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

a de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

b de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

c de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

d de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een voor de standplaats vereiste vergunning.

8.3 Aanpassing van woonschepen

Het college verleent slechts een pgb of financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

a de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

b het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

8.4 Aanpassing van binnenschepen

Het college verleent slechts een pgb of een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992;

  • b

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

8.5 Levensduur of standplaats korter dan vijf jaar

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 2.400,--. Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 9 Soorten vervoersvoorzieningen

Een vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

    • 1

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3

      een al dan niet aangepaste open elektrische buitenwagen;

    • 4

      een ander al dan niet aangepast verplaatsingsmiddel;

    • 5

      accessoires die voor een doelmatig gebruik noodzakelijk zijn.

  • c

    een vergoeding voor de (vervoers)kosten van:

    • 1

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3

      gebruik van een taxi of eigen auto;

    • 4

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 5

      aanschaf of gebruik van een ander al dan niet aangepast verplaatsingsmiddel;

    • 6

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

Een voorziening, genoemd onder b, wordt verstrekt in bruikleen (of huur) of als persoonsgebonden budget. Een voorziening, genoemd onder c, wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming (2 t/m 4) of tevens als pgb (1, 5 en 6).

Artikel 9a Collectieve vervoersvoorziening

1De persoon met beperkingen, die kiest voor de collectieve vervoersvoorziening, krijgt een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Met deze vervoerspas kan tegen gereduceerd tarief onbeperkt, tot een maximum van 5 zones per rit, binnen het SRAN-gebied gereisd worden met de stadsregiotaxi SRAN.

2Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de collectieve vervoersvoorziening niet worden gewijzigd.

Artikel 10 Hoogte persoonsgebonden budget voor een verplaatsingsmiddel

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkomingen

11.1 Hoogte vergoedingen

  • 1

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt € 600,-. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 600,-. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 800,-.

  • 2

    De inkomensgrens van 1,5 maal het inkomen van de voor de aanvrager toepasselijke bijstandsnorm zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening, is van toepassing.

  • 3

    Voor de aanvrager die in het kader van een geïndiceerde vervoersvoorziening tevens beschikt over een ander vervoersmiddel in natura bedraagt de vergoeding de helft van de onder het eerste lid vermelde en toepasselijke bedrag dan wel een kwart daarvan indien sprake is van een verminderde individuele vervoersbehoefte.

  • 4

    Vervallen.

  • 5

    Wanneer het toegekende bedrag uit het eerste lid van dit artikel aantoonbaar ontoereikend is, kan op basis van declaratie het meerdere vergoed worden tot maximaal € 400,-.

11.2 Individuele vervoersbehoefte

  • 1

    Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding kan rekening gehouden worden met de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager.

  • 2

    Voor zover de behoeften van twee gehandicapte echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele tegemoetkoming toegekend.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 12 Algemeen

Een individuele rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie;

  • c

    een tegemoetkoming in de kosten van accessoires, die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn;

  • d

    een sportrolstoel.

Een voorziening, genoemd onder a. t/m c. wordt verstrekt in natura (bruikleen) of als persoonsgebonden budget.

Een voorziening, genoemd onder d. wordt verstrekt als persoonsgebonden budget.

Artikel 13 Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoel

  • 1

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het voorafgaande volledige kalenderjaar.

  • 2

    De met het pgb aan te schaffen voorziening dient te voldoen aan het programma van eisen zoals vastgelegd in het advies van het CIZ.

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het bedrag van het pgb bedraagt € 2200,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 15 Verplicht advies

  • a

    Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 1.750,-.

  • b

    Dit artikel geldt niet voor een aanvraag betreffende hulp bij het huishouden.

Artikel 16 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Het verkrijgen van een voorziening.

Artikel 17 Gronden voor weigering

Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

a indien op grond van de verstrekte gegevens het recht op een voorziening niet kan worden vastgesteld;

b voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;

c indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 18 Bijzondere bepalingen

1 Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

2 Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 10 Terugvordering

Artikel 19 Terugvordering en verrekening

19.1 Terugvordering van een voorziening

Indien aan een aanvrager een persoonsgebonden budget is verstrekt, en de voorziening is in eigendom van de aanvrager, en deze voorziening wordt niet meer gebruikt, dient de aanvrager of de nabestaande(n) de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 19.2 beschreven afschrijvingssystematiek terug te betalen aan de gemeente dan wel de voorziening binnen redelijke termijn aan de gemeente te doen toekomen.

19.2 Afschrijvingssystematiek

De afschrijvingssystematiek voor een voorziening, zoals genoemd in artikel 19.1 wordt als volgt berekend:

Voorziening

Jaar 1

Jaar 2

Jaar 3

Jaar 4

Jaar 5

Jaar 6

Duwrolstoelen

70

60

45

35

25

15

Handbewogen rolstoelen

70

60

45

35

25

15

Hand/elektr. Bikes

70

60

45

35

25

15

Elektrische rolstoelen

70

60

45

35

25

15

Scootmobielen

70

60

45

35

25

15

19.3 Verrekening van een voorziening

  • 1

    Indien aan een aanvrager een persoonsgebonden budget is verstrekt, en de voorziening is in eigendom van de aanvrager, en de desbetreffende voorziening wordt binnen de hiervoor beschreven afschrijvingstermijn niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget.

  • 2

    Verrekening zoals bedoeld in het eerste lid vindt niet plaats, indien de aanvrager de desbetreffende voorziening aan de gemeente laat toekomen.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 20 Evaluatie

Het gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 21 Overgangsrecht

Vervallen.

Artikel 22 Overgangsjaar

Vervallen.

Artikel 23 Citeertitel

Dit Besluit kan worden aangehaald als: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard 2010.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking na tijdige publicatie.

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 2010,

de secretaris, de voorzitter,

w.g.w.g.

drs. E.R. Loenen H.H. de Vries

BIJLAGE I

AANTAL M2 WAARVOOR EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING KAN WORDEN GEGEVEN INGEVOLGE ARTIKEL 7.4. HET VERWERVEN VAN GROND

Ingevolge artikel 7.4 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

1 a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

_______________________________________________________________________

Aantal m2 waarvoor ten Aantal m2 waarvoor ten

hoogste financiële hoogste financiële

tegemoetkoming wordt tegemoetkoming wordt

verleend in geval verleend in geval van

van aanbouw van een uitbreiding van een reeds

Soort vertrek vertrek aanwezig vertrek

Woonkamer 30 6

Keuken 10 4

Eenpersoons slaapkamer 10 4

Tweepersoons slaapkamer 18 4

Toiletruimte 2 1

Badkamer:

  • -

    wastafelruimte 2 1

  • -

    doucheruimte 3 2

Entree/gang/hal 5 2

Berging 6 4

_______________________________________________________________________

1 b Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Bijlage II

VOORZIENINGEN WAARVAN DE KOSTEN VOOR ONDERHOUD, KEURING EN REPARATIE WORDEN VERGOED.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

a stoelliften;

b rolstoel- of sta-plateauliften;

c woonhuisliften;

d hefplateauliften;

e balansliften;

f de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

g elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Afkortingenlijst

ADL : Algemeen dagelijkse levensverrichtingen

AWBZ : Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BNA : Bond van Nederlandse Architekten

CAK : Centraal Administratie Kantoor

PGB : persoonsgebonden budget

SR 1988 : Stand voorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever – architect 1988 van BNA