Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent opleidingsfaciliteiten

Geldend van 02-11-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent opleidingsfaciliteiten

Inhoudsopgave

  • 1. Doelgroep

  • 2. Toekenning opleidingsfaciliteiten

  • 3. Vergoeding opleidingskosten

  • 4. Deelname examens en tentamens

  • 5. Termijn opleidingsfaciliteiten

  • 6. Stopzetten opleidingsfaciliteiten

  • 7. Terugbetalen van verstrekte vergoedingen voor opleidingen

  • 8. Opleidingsverlof

  • 9. Examen- en tentamenverlof

  • 10. Hardheidsclausule

1. Doelgroep

De regeling is van toepassing op de ambtenaar als bedoeld bij artikel 1:1 CAR/UWO.

2. Toekenning opleidingsfaciliteiten

Het afdelingshoofd kent de opleidingsfaciliteiten toe aan de hand van de door het college vastgestelde opleidings- en ontwikkelingsplanning als bedoeld in het opleidingsplan ex artikel 17:1:1, lid 3 CAR/UWO.

3. Vergoeding opleidingskosten

Lid 1

Voor een volledige vergoeding van kosten komen in aanmerking cursus-, les- of collegegelden, examen-, tentamen- en diplomagelden, alsmede opleidingsmateriaal met uitzondering van schrijfbehoeften, duurzame gebruiksartikelen en niet verplicht voorgeschreven met de opleiding verband houdende boeken.

Lid 2

De reiskosten voor lesbezoek worden vergoed tegen het tarief van € 0,28 netto per kilometer of de daadwerkelijke kosten van openbaar vervoer.

4. Deelname examens en tentamens

Lid 1

De ambtenaar, die in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan opleidingen volgt, is verplicht zich aan het eerstvolgende voor zijn opleiding geldende examen en/of tentamen te onderwerpen, tenzij zulks op grond van persoonlijke omstandigheden niet kan worden verlangd.

Lid 2

Indien de ambtenaar door persoonlijke omstandigheden is verhinderd aan het examen en/of tentamen deel te nemen, is hij verplicht hiervan per omgaande aan zijn afdelingshoofd mededeling te doen.

Lid 3

De ambtenaar dient de uitslag van de opleidingsresultaten binnen 14 dagen nadat hij daarvan redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen, door middel van een kopie van de uitslag, aan zijn afdelingshoofd mede te delen.

Lid 4

Indien aan de ambtenaar opleidingsfaciliteiten zijn toegekend voor een opleiding waaraan geen afsluitend examen en/of tentamen is verbonden, kan de ambtenaar volstaan met overlegging aan zijn afdelingshoofd van een door het betrokken opleidingsinstituut afgegeven verklaring of getuigschrift dat de opleiding is voltooid.

5. Termijn opleidingsfaciliteiten

Lid 1

De opleidingsfaciliteiten worden verleend voor de normaal te achten duur van de opleiding.

Lid 2

Op verzoek van de ambtenaar kan het afdelingshoofd afwijken van de in het vorige lid bepaalde termijn danwel deze termijn verlengen.

Lid 3

De in de voorgaande leden bedoelde termijnen worden in elk geval geacht te zijn verstreken op de datum waarop het dienstverband van de ambtenaar met de gemeente eindigt.

6. Stopzetten opleidingsfaciliteiten

Lid 1

Indien het afdelingshoofd op grond van door hem ingewonnen inlichtingen van oordeel is, dat de ambtenaar zich onvoldoende inzet om de in het persoonlijk ontwikkelingsplan overeengekomen opleiding af te ronden, waardoor hij niet in staat kan worden geacht de opleiding binnen de afgesproken termijn te volbrengen, is hij bevoegd de opleiding stop te zetten en de ambtenaar te verplichten de volledige kosten aan de gemeente te vergoeden.

Lid 2

Stopzetting van de overeengekomen opleiding vindt niet plaats, indien de ambtenaar aannemelijk maakt, dat de onregelmatig of onvoldoende gevolgde opleiding het gevolg is van feiten of omstandigheden, die niet aan hem zelf zijn te wijten.

Lid 3

De ambtenaar is verplicht de inlichtingen te geven, die het afdelingshoofd voor de toepassing van dit artikel nodig acht.

7. Terugbetalen van verstrekte vergoedingen voor opleidingen

Lid 1

Het afdelingshoofd legt een terugbetalingsverplichting van de opleidingkosten op aan de ambtenaar indien:

  • a.

    hij de hem ingevolge punt 4, onder 1, opgelegde verplichting niet nakomt;

  • b.

    hij de opleiding, waarvoor de vergoeding is verleend, beëindigt voordat de in het persoonlijk ontwikkelingsplan overeengekomen studietermijn is verstreken zonder dat het volgen van de opleiding tot het behalen van een diploma heeft geleid;

  • c.

    de vergoeding wordt gestopt op grond van punt 6;

  • d.

    hij op eigen verzoek of ten gevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de opleiding waarvoor vergoeding is toegekend of binnen twee jaren na het behalen van het voor deze opleiding geldende diploma.

Lid 2

De terugbetalingverplichting op grond van het gestelde in punt 5.1, onder b, wordt niet opgelegd, indien voortzetting van de opleiding redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Lid 3

Indien op de datum van ingang van het ontslag van de in punt 5.1, onder d, bedoelde termijn van twee jaren tenminste één jaar is verstreken blijft de verplichting tot terugbetaling beperkt tot 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand, die aan de termijn van twee jaren ontbreekt.

Lid 4

Het afdelingshoofd kan de ambtenaar op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, ontheffen van een op hem rustende verplichting tot terugbetaling.

8. Opleidingsverlof

Lid 1

Voor opleidingen en activiteiten in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan kan aan de ambtenaar met een volledige betrekking opleidingsverlof met behoud van bezoldiging worden toegekend tot ten hoogste 216 uur per jaar.

Lid 2

Voor ambtenaren met een deeltijdbetrekking wordt het maximum opleidingsverlof naar rato van hun dienstverband berekend.

Lid 3

Toekenning van opleidingsverlof vindt plaats voor zover dat noodzakelijk is, daarbij wordt rekening gehouden met de aard en zwaarte van de opleiding en een bijdrage van 25% eigen tijd van de ambtenaar.

Lid 4

Voor de bepaling van de aard en zwaarte van de opleiding wordt rekening gehouden met de duur van de opleiding en/of studiebelasting.

Lid 5

Reistijd wordt buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van het noodzakelijk opleidingsverlof.

9. Examen- en tentamenverlof

Lid 1

Voor deelname aan een afsluitend examen of een deel van de studie afsluitend tentamen wordt verlof met behoud van bezoldiging verleend.

Lid 2

Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend door het afdelingshoofd, voor zover de werkzaamheden van de ambtenaar dat toelaten.

10. Hardheidsclausule

Het directieteam is bevoegd in gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, een voorziening te treffen.

Ondertekening

Algemene toelichting

Inhoudsopgave

  • Inleiding

  • Uitwerking akkoord in de CAR/UWO

  • Afspraken over voorzieningen en medewerking van de gemeente

  • Lokale invulling nieuwe regeling

Inleiding

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2002 hebben LOGA-partijen afgesproken dat gemeenten een actief beleid gaan voeren ter bevordering van de employability van het gemeentelijk personeel. In dit kader is besloten om de studiefaciliteitenregeling vanaf 1 januari 2002 te vervangen door een nieuwe regeling waarin gemeenten, nadrukkelijker dan voorheen, invulling moeten geven aan het scholingsbeleid.

Uitwerking akkoord in de CAR/UWO

In het nieuwe hoofdstuk 17 van de CAR/UWO is bepaald dat het college en de ambtenaar in een persoonlijk ontwikkelingsplan de afspraken vastleggen over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede een in dat kader door hem te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten (artikel 17:1:1, lid 1 CAR/UWO). Het persoonlijk ontwikkelingsplan dient ten minste een keer per drie jaar te worden opgesteld en door het college te worden vastgesteld (artikel 17:1:1, lid 2 CAR/UWO).

De te volgen opleidingen en de te ondernemen activiteiten dienen te passen in de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden van het gemeentelijk opleidingsbeleid, zoals neergelegd in het door het college vastgestelde opleidingsplan (artikel 17:1:1, lid 3 CAR/UWO). In het arbeidsvoorwaardenakkoord is afgesproken dat de kosten van opleidingen die in het kader van een POP zijn afgesproken, volledig worden vergoed. Dit is neergelegd in lid 4 van artikel 17:1:1 CAR/UWO.

Naast de afspraken over loopbaanontwikkeling, de vereiste kennis en vaardigheden, alsmede de in dat kader te volgen opleiding en te ondernemen activiteiten dienen in het POP ook de afspraken over faciliteiten te worden vastgelegd. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 17:1:1, lid 5 en 6 CAR/UWO.

Afspraken over voorzieningen en medewerking van de gemeente

Uit het bovenstaande blijkt dat leidinggevende en medewerker in een POP-gesprek moeten inventariseren welke opleidingen en activiteiten nodig zijn in het kader van de loopbaanontwikkeling en de ontwikkeling van de (vereiste) kennis en vaardigheden.

Opleidingen en activiteiten (bijvoorbeeld coaching door een extern deskundige) die in het POP zijn opgenomen en passen binnen het opleidingsplan worden (volledig) vergoed. Hierbij moet gedacht worden aan de kosten van de opleiding en noodzakelijke reis- en verblijfkosten. Dit geldt zowel voor medewerkers die voltijds werken als voor medewerkers met een deeltijdbaan. Het vergoeden van opleidingen kan uiteraard slechts plaatsvinden voorzover het opleidingsbudget toereikend is. Daarnaast is in het arbeidsvoorwaardenakkoord afgesproken dat verlof wordt toegekend voor zover dat noodzakelijk is. Wat noodzakelijk verlof is, is niet door het LOGA vastgelegd. Hierbij kunnen dus maatwerkafspraken worden gemaakt tussen de leidinggevende en de medewerker. Van geval tot geval kan verschillen wat noodzakelijk verlof inhoudt. Overwegingen die hierbij een rol kunnen spelen, zijn uiteraard de aard en zwaarte van de opleiding en de persoonlijke omstandigheden van de medewerker.

Uit het vorenstaande blijkt dat gemeenten bij de uitvoering van de nieuwe afspraken grote beleidsvrijheid hebben bij het formuleren van hun opleidingsbeleid en de daaraan gekoppelde faciliteiten.

Lokale invulling nieuwe regeling

De nieuwe regeling gaat dus uit van maatwerk en van de situatie dat gemaakte afspraken over faciliteiten in een POP worden neergelegd. De regeling geeft dus een zeer grote mate van flexibiliteit voor wat betreft het toekennen van faciliteiten. Derhalve wordt het noodzakelijk geacht op lokaal niveau een kaderstellende regeling te treffen voor het verlenen van faciliteiten. Binnen de aangegeven kaders kunnen afspraken worden gemaakt over faciliteiten.

Bij het ontwerpen van de regeling is er voor gekozen, daar waar mogelijk, zoveel mogelijk aan te sluiten bij de voorheen geldende regeling voor studiefaciliteiten. Met name ten aanzien van de verloffaciliteiten is er sprake van nieuwe richtlijnen omdat als gevolg van de afspraken in het arbeidsvoorwaardenakkoord veel beleidsruimte resteert.

Omdat er naast het organisatiebelang altijd een persoonlijk belang valt te onderkennen, ligt het in de rede dat de medewerker ook een deel van zijn eigen tijd investeert in de opleiding. Voor de berekening van het maximum aantal uren opleidingsverlof van 216 is uitgegaan van maximaal 1 dag per week (7,2 uur) verlof en 40 lesweken per opleidingsjaar waarbij de medewerker 25% eigen tijd investeert.

In tegenstelling tot de oude studiefaciliteitenregeling is het opleidingsverlof niet langer afhankelijk van de werktijden. Afhankelijk van de kenmerken van de opleiding wordt een hoeveelheid verlof toegekend (binnen de aangegeven kaders) die in overleg met het afdelingshoofd kan worden aangewend voor het volgen van colleges, lessen, thuisstudie of een schriftelijke cursus. Het geeft flexibiliteit voor zowel de werkgever als de werknemer.

De regeling met betrekking tot de terugbetalingsverplichting is aangepast omdat bij invoering van de persoonlijke ontwikkelingsplannen alle opleidingen volledig worden vergoed. Aan alle opleidingen, zowel op grond van artikel 17:1:1 als op grond van artikel 15:1:26 is nu een terugbetalingsverplichting verbonden.