Regeling vervallen per 01-09-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent subsidie (Subsidieregeling subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020)

Geldend van 27-11-2019 t/m 31-08-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent subsidie (Subsidieregeling subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Lingewaard 2018, de Wet Kinderopvang, de Algemene Verordening Gegevensbescherming, de Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 2010, nr. 298)

Besluit:

Vast te stellen de ‘Subsidieregeling subsidiëring Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020’, met de volgende doelstellingen:

  • a.

    Dat alle kinderen tussen 2 en 4 jaar uit Lingewaard gebruik kunnen maken van een voorschoolse voorziening in Lingewaard.

  • b.

    Te zorgen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding, waar gesubsidieerde peuteropvang en voorschoolse educatie wordt aangeboden, welke laatste categorie toegankelijk is voor geïndiceerde doelgroeppeuters in Lingewaard. Deze definitie luidt per 2020:

    Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

    • -

      Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

    • -

      Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Aanvrager: een organisatie die peuterplaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbiedt en die subsidie aanvraagt voor een kalenderjaar.

  • 2. Doelgroeppeuter: peuters van 2 tot 4 jaar die in aanmerking komen voor een aanbod voorschoolse educatie op grond van door het college vastgestelde criteria.

  • 3. Kinderopvang: aanbod voor kinderen van 2 tot 4 jaar vanuit een landelijk geregistreerd kindercentrum in de zin van Wet kinderopvang.

  • 4. Niet- toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 5. Organisatie: de houder van een in het landelijke register kinderopvang geregistreerd kindercentrum waar peuteropvang en/of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • 6. Peuteropvang: een ontwikkelingsgericht aanbod voor kinderopvang waarmee op basis van een gericht programma de ontwikkeling van het kind gestimuleerd wordt, in het bijzonder op de gebiedentaal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 7. Peuterplaats peuteropvang: een aanbod peuteropvang voor peuters vanaf 2 tot 4 jaar gedurende 320 uur per jaar te verdelen over 40 of 46 weken per jaar en op minimaal 2 dagdelen per week op ten minste twee verschillende dagen per week.

  • 8. Peuterplaats voorschoolse educatie: een aanbod peuteropvang gericht op doelgroeppeuters voor peuters vanaf 2 tot 4 jaar gedurende 640 uur per jaar te verdelen over 40 of 46 weken per jaar en op minimaal 3 dagdelen per week op minimaal 3 dagen per week met een maximum van 6 uur per dag. Dit aanbod wordt aangevuld met extra begeleiding van de doelgroeppeuter en de ouder(s).

  • 9. Toeslagouder(s): ouder(s) die recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 10. Voorschoolse educatie: een aanbod peuteropvang gericht op kinderen van 2 tot 4 jaar oud als bedoeld in artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

  • 11. Voorziening: het aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie zoals een organisatie dat op een specifieke locatie aanbiedt.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan een aanvrager voor één of meer peuterplaatsen peuteropvang.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan een aanvrager voor één of meer peuterplaatsen voorschoolse educatie.

  • 3. Voor een peuterplaats voorschoolse educatie wordt uitsluitend subsidie verleend voor doelgroeppeuters voorschoolse educatie die bij aanvang van de voorschoolse educatie beschikken over een indicatie van de JGZ.

Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

  • 1. Elke voorziening waarvoor een subsidie voor peuteropvang of voorschoolse educatie wordt aangevraagd is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang.

  • 2. De aanvrager van een subsidie voor peuterplaatsen voorschoolse educatie:

    • a.

      Beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

      • i.

        De voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie (pedagogisch en didactisch) en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten,

      • ii.

        De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd met een landelijk erkend VVE-programma in 40 of 46 weken, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

      • iii.

        De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd met een kindvolgsysteem en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd (planmatige begeleiding/opbrengstgericht werken). Hierbij worden de doelen voor het Jonge Kind van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO-doelen van Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, www.slo.nl) gehanteerd;

      • iv.

        De wijze van resultaatmeting, kwaliteitsborging en evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • v.

        De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, onder andere in de zomervakantie bij een aanbod voorschoolse educatie van 40 weken (ouderbeleid),

      • vi.

        Het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgden het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie, en

      • vii.

        De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

      • viii.

        De wijze van samenwerking met andere organisaties.

    • b.

      De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de onderwerpen van het eerste lid betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

    • c.

      Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit programma moet een landelijk erkend VVE-programma zijn https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies?thema=VVE

  • 3. De aanvrager van een subsidie peuterplaatsen voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

  • 4. De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt, stelt voorafgaande aan de plaatsing van een peuter vast of de ouders geen recht op kinderopvangtoeslag hebben en daarmee recht op een peuterplaats peuteropvang of peuterplaats voorschoolse educatie.

  • 5. De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt factureert en int de ouderbijdrage, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage.

  • 6. De organisatie die een subsidie peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie ontvangt sluit met ouders een overeenkomst voor de peuterplaats waarin rechten en plichten zijn vastgelegd.

  • 7. De organisatie is verplicht de ouders te stimuleren daadwerkelijk gebruik te maken van de gesubsidieerde plaats peuteropvang en een peuterplaats voorschoolse educatie en bij structureel geen gebruikmaken van de plaats de plaatsing te beëindigen. Dit laat onverlet dat de ouders verplicht zijn de eigen bijdrage over de periode dat zij een overeenkomst met de organisatie hebben te betalen. De te factureren ouderbijdrage wordt ten allen tijd in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie voor de peuterplaats o.b.v. het inkomen van (beide) ouder(s) in het jaar t-1. Bij gewijzigde omstandigheden wordt het inkomen voor de subsidieberekeningen niet aangepast.

  • 8. De houder werkt volgens de per 1 januari 2019 aangepaste Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 9. De aanvrager wijst één medewerker aan als coördinator voor de peuteropvang/voorschoolse educatie.

  • 10. In aanvulling op artikel 12 van de subsidieverordening overleggen alle coördinatoren Peuteropvang/Voorschoolse Educatie bij de organisaties die een subsidie hiervoor ontvangen gezamenlijk minimaal vier keer per jaar met de gemeente en de JGZ over de uitvoering van peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie (uitvoeringsoverleg peuteropvang en Voorschoolse Educatie).

  • 11. De aanvrager neemt minimaal deel aan de gemeentelijke overleggen 1) Het LEA-overleg en 2) de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn 3) uitvoeringsoverleg peuteropvang en Voorschoolse Educatie.

  • 12. De aanvrager werkt volgens de afgesproken procedure m.b.t. de Integrale Ondersteuningsstructuur 0-12 jaar en de Lingewaardse Overdracht- en Verwijsprocedure.

  • 13. Plaatsing van doelgroeppeuters geschiedt vanaf de leeftijd van 2 jaar; als sprake is van wachtlijsten worden de doelgroeppeuters in volgorde van hun leeftijd geplaatst (oudste doelgroeppeuter wordt het eerst geplaatst). Bij uitzondering en in overleg met de gemeente kunnen kinderen jonger dan twee jaar met een indicatie eerder worden geplaatst of kinderen tussen de twee en vier jaar minder uren, als gebruik wordt gemaakt van nog nader vast te stellen specialistische hulpverlening. Dit geldt ook voor een verlenging, mocht een kind van 4 jaar nog niet naar de basisschool gaan.

  • 14. In overleg met ouders, jeugdverpleegkundige en voorschoolse voorziening kan een peuterplaats kindplaats voorschoolse educatie voor een doelgroeppeuter o.b.v. een indicatie van de JGZ worden beëindigd voordat het kind 4 jaar wordt, als het kind zich leeftijdsadequaat ontwikkelt.

  • 15. De aanvrager werkt nauw samen met de JGZ in Lingewaard voor het bereiken, toeleiden en verwijzen van doelgroeppeuters naar het aanbod voorschoolse educatie en koppelt terug over de inschrijvingen bij de voorschoolse voorziening en voorschoolse educatie aan de indicatiesteller en de gemeente.

Artikel 4 Reikwijdte van de subsidieregeling

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan organisaties die peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbieden in een voorziening gevestigd in de gemeente Lingewaard.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd artikel 9, lid 3 van de subsidieverordening wordt een aanvraag ook geweigerd als deze niet voldoet aan de verplichtingen uit artikel 3 en 4.

  • 2. Aan een organisatie die op 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar geen voorziening in de gemeente Lingewaard geregistreerd heeft, wordt subsidie geweigerd.

Artikel 6 Grondslag voor de subsidieberekening

  • 1. De grondslag voor de subsidie peuterplaatsen is het aantal te realiseren bezette peuterplaatsen peuteropvang en/of peuterplaatsen voorschoolse educatie.

  • 2. Voor een peuterplaats peuteropvang wordt uitsluitend subsidie verleend voor peuters van ouders die aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. De grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat peuters van niet-toeslagouder(s) deelnemen aan peuteropvang op basis van de maximum uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (inkomen beide ouders bij niet-toeslagouders over het jaar t-1 moet worden opgegeven voor de berekening).

  • 3. Voor een peuterplaats voorschoolse educatie wordt:

    • a.

      Subsidie verleend voor peuters van ouders die aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. Grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat doelgroeppeuters van niet-toeslagouder(s) deelnemen aan voorschoolse educatie, op basis van € 10,50 per uur (prijspeil 2020) en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (gezamenlijk inkomen ouders bij niet-toeslagouders over het jaar t-1 moet worden opgegeven voor de berekening).

    • b.

      Subsidie verleend voor peuters van ouders die recht op kinderopvangtoeslag op grond van afdeling 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag) hebben. Grondslag hiervoor is het aantal uren per kalenderjaar dat doelgroeppeuters van toeslagouder(s) deelnemen aan voorschoolse educatie, op basis van € 10,50 per uur (prijspeil 2020) minus de maximum uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang.

  • 4. De uurprijs van € 10,50 per uur (prijspeil 2020) wordt jaarlijks geïndexeerd met de verhoging van de maximale uurprijs voor dagopvang van de Belastingdienst.

  • 5. Wanneer de gemeente een subsidie peuteropvang of voorschoolse educatie verstrekt op grond van aanspraak op de hardheidsclausule, wordt er € 0,15 boven op het geldende uurtarief vergoed op basis van het aantal uren per kalenderjaar.

  • 6. De te verlenen en vast te stellen subsidie voor peuteropvang per uur is nooit hoger dan de door de organisaties bij de aanvraag voor het kalenderjaar opgegeven en voor overige klanten gehanteerde uurprijs.

  • 7. Er wordt gewerkt met de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van het kalenderjaar voor de berekening van de ouderbijdrage voor de peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie (bij aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag).

Artikel 7 De subsidieaanvraag

  • 1. Organisaties die voor een subsidie peuteropvang en/of voorschoolse educatie in het kalenderjaar in aanmerking wensen te komen voor een subsidie op grond van artikel 6 lid 2 (subsidiepeuterplaats peuteropvang) en lid 3 (subsidie peuterplaats VE in de peuteropvang) moeten jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

  • 2. In aanvulling op artikel 6 van de subsidieverordening wordt een aanvraagformulier aangevuld met:

    • a.

      Een gespecificeerd overzicht van het totale aantal kinderen voor wie in het kalenderjaar peuterplaatsen peuteropvang en peuterplaatsen voorschoolse educatie per locatie inclusief de startdatum en (beoogde) einddatum en totaal aantal uren van het aanbod peuteropvang en voorschoolse educatie;

    • b.

      Het meest recent vastgestelde pedagogisch beleidsplan;

    • c.

      Een opgave van het voor het kalenderjaar geldende uurtarief;

    • d.

      Een verklaring dat wordt voldaan aan de bepalingen en verplichtingen van deze subsidieregeling.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van aanvragen peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanvraagformulieren vaststellen.

Artikel 8 De subsidieverlening

  • 1. Een subsidie wordt aan een organisatie verleend op basis van het aantal peuterplaatsen zoals omschreven in artikel 1 lid 4 en 5, waarvoor op grond van artikel 6 subsidie wordt verleend en dat in het kalenderjaar zal worden geëxploiteerd.

  • 2. Bij de subsidieverlening kunnen door burgemeester en wethouders nadere verplichtingen worden opgelegd.

  • 3. Bij de subsidieverlening wordt bepaald of en op welke wijze een voorschot kan worden verstrekt op de verleende subsidie waarbij het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze worden uitbetaald worden vermeld.

  • 4. Bij de subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 9 Rapportageverplichtingen

  • 1. De aanvrager legt bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie verantwoording af waarbij wordt overgelegd:

    • a.

      Een overzicht van alle peuters die in het kalenderjaar hebben deelgenomen aan een door de gemeente gesubsidieerd aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie met opgave van de periode die zij gedurende het kalenderjaar hebben deelgenomen en daarmee het aantal gerealiseerde plaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie en bewijsstukken dat zij tot de doelgroep behoren waarbij:

      • i.

        Voor peuteropvang en voorschoolse educatie per gesubsidieerde peuterplaats start- en einddatum in het kalenderjaar worden vermeld en voor zover daarom ambtelijk wordt verzocht kopieën van bewijsstukken worden overgelegd waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak wordt gemaakt op peuteropvang of voorschoolse educatie (ouderverklaring geenrecht op toeslag + inkomensverklaring van de belastingdienst + eventuele aanvullende bewijsstukken);

      • ii.

        Voor voorschoolse educatie start- en einddatum in het kalenderjaar en zover daarom ambtshalve verzocht wordt per gesubsidieerde peuterplaats kopieën van bewijsstukken worden overgelegd waaruit blijkt dat rechtmatig gebruik gemaakt wordt van voorschoolse educatie (indicatie van de Jeugdgezondheidszorg);

    • b.

      Het totaalaantal daadwerkelijk bezette peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie gedurende het kalenderjaar afgeleid van de gegevens onder lid a;

    • c.

      De in het kalenderjaar gefactureerde ouderbijdragen en de gehanteerde uurprijs voor peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie per peuterplaats afgeleid van lid a;

    • d.

      De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen in lid 1 tot en met 9 van artikel 3.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen formulieren vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

Artikel 10 De subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie moet worden ingediend voor 1 mei volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen op basis van het ingediende verzoek de subsidie vast op basis van het gedurende het kalenderjaar daadwerkelijk bezette aantal peuterplaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie (startdatum en einddatum van de peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie).

  • 3. Voor de subsidiabele uren geldt het aantal conform artikel 6 lid 2 t/m 5.

  • 4. Indien een peuterplaats slechts gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet wordt de vast te stellen subsidie verminderd naar rato van het aantal dagen dat de peuterplaats niet bezet is.

  • 5. Op de vast te stellen subsidie per peuterplaats wordt de te factureren ouderbijdrage over de deelnameperiode conform de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang in mindering gebracht.

  • 6. Niet of niet geheel voldoen aan de subsidie verbonden verplichtingen zoals die blijken uit:

    • a.

      De verantwoordingsgegevens op grond van artikel 10 of

    • b.

      Nader opgevraagde gegevens op grond van artikel 10 of

    • c.

      Rapportages van inspecties van de toezichthouder GGD (VGGM) of de Inspectie voor het Onderwijs

  • Of het niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie op grond van lid 1 of 2 van dit artikel, kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 18 van de algemene subsidieverordening van één of meer bepaalde artikelen of artikelleden van deze regeling afwijken, als dit voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2017’.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend op basis van de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2017’ en waarop nog niet onherroepelijk is beslist bij het in werking treden van deze nadere regel worden afgehandeld krachtens de Nadere Regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2017’;

  • 3. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als “Subsidieregeling Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2020”.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van Lingewaard, d.d.

Burgemeester en wethouders van Lingewaard,

de secretaris

J. Wijnia

de burgemeester,

J.P.M. Meijers