Regeling vervallen per 01-01-2015

Handhavingsverordening WWB 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Handhavingsverordening WWB 2012

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Nr.: 8.5

Onderwerp: Handhavingsverordening WWB 2012

De raad van de gemeente Lopik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 januari 2012;

gelet op de bepalingen van de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

-- - - - - - -

de ‘Handhavingsverordening WWB 2012’ vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Lopik;

    • b.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      algemene bijstand: de uitkering ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • f.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 eerste lid van de Wet Werk en Bijstand;

    • g.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • h.

      belanghebbende: persoon die bijstand heeft aangevraagd dan wel ontvangt; indien het een gezin betreft, wordt onder de belanghebbende elk lid van het gezin verstaan.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de in lid 1 genoemde wetten.

HOOFDSTUK II PREVENTIE

Artikel 2 Aanvraag

  • 1. Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag IOAZ vast of recht op uitkering bestaat;

  • 2. Indien het college niet in staat is binnen de termijn, bedoeld in lid 1, een besluit te nemen, kan deze het met ten hoogste dertien weken verlengen. Van de verlenging doen zij mededeling aan de belanghebbende, onder vermelding van het tijdstip waarop de termijn van het nemen van een besluit zal verstrijken;

  • 3. Het college besluit niet tot toekenning dan nadat de juistheid en volledigheid van de door hem verstrekte gegevens is onderzocht;

  • 4. Als buiten toedoen van de belanghebbende het onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de voor hem verstrekte gegevens niet binnen de beslistermijn kan worden voltooid, besluit het college op de aanvraag op voet van de dan bekende gegevens.

Artikel 3 Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag

Het college stelt een beleidsplan van de gemeente vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbende informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het beleidsplan tenminste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij onduidelijkheden in de aanvraag.

Artikel 4 Informatieverzameling

  • 1. Het college maakt gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

  • 2. Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

HOOFDSTUK III CONTROLE

Artikel 5 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand

Het college voert onderzoeken uit om rechtmatigheid van de bijstand te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de bijstand, binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de bijstand en de wederzijds tussen college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 6 Controlemiddelen

  • 1. In het beleidsplan van de gemeente beschrijft het college tenminste de wijze van controle, de handelwijze bij inconsistenties alsmede de beoordeling van inlichtingen die door belanghebbende zijn verstrekt;

  • 2. Het college maakt ter controle voorts gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloop signalen die daaruit voorkomen;

  • 3. Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

HOOFDSTUK IV GEVOLGEN BIJ FRAUDE

Artikel 7 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, verlaagt het college de bijstand, conform hetgeen hierover in de

Afstemmingsverordening is bepaald, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 8 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

  • 1. Indien een gedraging van belanghebbende en zijn eventuele medepleger(s) en/of medeplichtige(n) leidt tot benadeling van de Gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM), in overeenstemming met de door het OM op dit punt gehanteerde uitgangspunten;

  • 2. Indien het benadelingsbedrag de aangiftegrens overschrijdt wordt door of namens het college proces-verbaal opgemaakt en aangifte gedaan bij het OM;

  • 3. Jaarlijks maakt het college afspraken met het OM over het aantal aan te leveren processen-verbaal;

  • 4. Van misdragingen genoemd in de Nederlands strafwetgeving gepleegd tegen het college of de gemeentelijke uitvoerders van de WWB, IOAW en IOAZ kan het college aangifte doen bij het OM.

HOOFDSTUK V VERANTWOORDING COLLEGE

Artikel 9 Verantwoording college

  • 1. De raad bepaalt jaarlijks de onderwerpen waarover het college dient te rapporteren;

  • 2. In ieder geval rapporteert het college aan de raad over:

    • a.

      het aantal gevallen waarin is vastgesteld dat bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, daarbij maken we onderscheid tussen fraude en niet-fraude;

    • b.

      in hoeveel gevallen hierbij sprake is geweest van leeffraude inclusief het aantal verrichte huisbezoeken;

    • c.

      of en zo ja in hoeveel gevallen tot terugvordering is besloten onderscheidenlijk in hoeveel gevallen, met redenen omkleed, is afgezien van terugvordering;

    • d.

      of, en zo ja in hoeveel gevallen is ingevorderd en tot welk bedrag;

    • e.

      in hoeveel gevallen aangifte heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 inwerkingtreding en intrekking oude regeling

Deze Handhavingsverordening WWB 2012 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening WWB.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening WWB 2012.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 27 maart 2012.

de griffier,

de voorzitter,

MW. MR. G.M.G. DOLDERS

mw. mr. R.G. Westerlaken-Loos

Algemene toelichting

In artikel 8a in de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) staat dat de gemeenteraad regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand of inkomensvoorziening, evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Hiermee krijgt de gemeente de verplichting om eigen regels te bepalen over handhaving. De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen de kaders rondom handhaving vast door middel van de Handhavingsverordening en geeft de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels. In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingsverordening.

HOOFDSTUK II PREVENTIE

Gezien de gecompliceerdheid van een lOAZ-aanvraag, waarbij eventueel nog advies van een derde betrokken is, is in de verordening de termijn van dertien weken, die voorheen in de IOAZ stond, overgenomen in de verordening onder artikel 2. Een zelfde termijn geldt voor een aanvraag op grond van het Bbz 2004. Deze termijn is in het Bbz 2004 vastgelegd. De WWB en IOAW hanteren een behandelingstermijn van 8 weken.

HOOFDSTUK III CONTROLE

Dit hoofdstuk gaat over fraudepreventie. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de dienst.

Controle op de aanvraag wordt onder andere vormgegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi)net, waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

HOOFDSTUK IV GEVOLGEN BIJ FRAUDE

Dit hoofdstuk geeft aan dat verlaging van de uitkering conform de

Afstemmingsverordening volgt, als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het OM. De voorwaarden voor aangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het OM (Regionale Sociale Recherche) en worden vermeld in het beleidsplan van de afdeling Werk & Inkomen.

HOOFDSTUK V VERANTWOORDING COLLEGE

Dit hoofdstuk geeft aan hoe en waarvan het college verantwoording aflegt aan de raad over de wijze waarop zij de wetten handhaaft en wat de uitkomst daarvan is.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Dit hoofdstuk behoeft geen nadere toelichting.