Regeling vervallen per 01-09-2011

Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs openbare basisschool gemeente Lopik 2000

Geldend van 01-08-2000 t/m 31-08-2011

Intitulé

Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs openbare basisschool gemeente Lopik 2000

De raad der gemeente Lopik;

overwegende,

dat het wenselijk is een verordening vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een subsidie aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen als bedoeld in de artikelen 50 en 51 van de Wet op het Primair Onderwijs voor het geven van godsdienstonderwijs aan leerlingen van de openbare basisschool in de gemeente Lopik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 juni 2000, nr. 8 * ;

gelet op de artikelen 50 en 51 van de Wet op het Primair Onderwijs;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING SUBSIDIËRING GODSDIENSTONDERWIJS OPENBARE BASISSCHOOL, GEMEENTE LOPIK 2000

Artikel 1

Artikel 1

Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen, als bedoeld in artikel 50 van de Wet op Primair Onderwijs, kunnen burgemeester en wethouders desgevraagd, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, uit de gemeentekas een subsidie verlenen voor het geven van godsdienstonderwijs aan leerlingen van de openbare basisscholen.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    godsdienstonderwijs: het onderricht in godsdienstkennis, godsdienstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis van de wereldgodsdiensten;

  • 2.

    instanties: de kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen als bedoeld in artikel 1;

  • 3.

    leerkrachten: de voor het geven van godsdienstonderwijs door bedoelde instanties aangewezen leerkrachten.

Artikel 3

Het in de voorgaande artikelen bedoelde onderwijs wordt in schoollokalen en binnen de in het schoolwerkplan vermelde schooltijden gegeven aan de leerlingen. Voor de leerlingen die dit onderwijs niet volgen, voorziet het schoolwerkplan in andere activiteiten op de school.

Artikel 4

  • 1.

    Over het te geven godsdienstonderwijs wordt overleg gevoerd met de directeur van de school; de verantwoordelijkheid voor de inhoud ervan berust evenwel bij de instantie, die dit onderwijs doet geven.

  • 2.

    Deze instantie draagt er zorg voor dat dit onderwijs op pedagogisch-didactisch verantwoorde wijze wordt gegeven.

  • 3.

    De leerkrachten zijn niet tevens als groepsleerkrachten in een volledige betrekking aan een in de gemeente gevestigde basisschool verbonden.

Artikel 5

De leerkrachten onthouden zich ervan het godsdienstonderwijs zodanig richting te geven dat het wervingsaspecten vertoont voor enige richting in het onderwijs, dan wel een kerkelijke, maatschappelijke of politieke stroming.

Artikel 6

De leerkrachten gedragen zich naar de aanwijzingen door de directeur van de basisschool te geven. Zij verstrekken de directeur van de basisschool alle verlangde inlichtingen.

Artikel 7

Het in artikel 1 bedoelde subsidie wordt voor elk gegeven wekelijks lesuur van 45 minuten, berekend naar 75% van het salarisbedrag per wekelijks klokuur per jaar van een vakleerkracht van een school voor basisonderwijs salarisschaal 6, salarisnummer 7. Wordt godsdienstonderwijs gedurende een gedeelte van het kalenderjaar gegeven, dan wordt de subsidie naar tijdsgelang berekend volgens een breukgetal waarvan de teller het aantal weken aanduidt, gedurende welke periode in het kalenderjaar godsdienstonderwijs is gegeven en de noemer 40 bedraagt. Ook komen voor subsidie in aanmerking de kosten voor de aanschaf van naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor het geven van godsdienstonderwijs noodzakelijke leermiddelen.

Artikel 8

Om voor het in artikel 7 bedoelde subsidie in aanmerking te komen, moet de les bezocht worden, bijzondere gevallen ter beoordeling van burgemeester en wethouders daar gelaten, door tenminste 6 leerlingen van de groepsgrootte, die in schoolverband een groep of groepencombinatie vormt. Hierbij kunnen leerlingen, die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd zijn de les bij te wonen, worden meegerekend, indien zij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geacht kunnen worden regelmatig aan dit onderwijs deel te nemen.

Artikel 9

Voor het verkrijgen van het in artikel 7 bedoelde subsidie zendt de in artikel 1 bedoelde instantie binnen 30 dagen na afloop van het kalenderjaar bij burgemeester en wethouders een opgave in, vermeldende:

  • a.

    de naam van de leerkracht(en), belast geweest met het geven van godsdienstonderwijs;

  • b.

    de lesuren welke werden gegeven;

  • c.

    de dagen en uren gedurende welke deze lesuren werden gegeven;

  • d.

    de aantallen leerlingen, die iedere les hebben bijgewoond.

De opgave wordt, vóór de inzending, door de directeur van de betreffende onderwijsinstelling gewaarmerkt.

Artikel 10

De subsidie mag noch middellijk noch onmiddellijk aan de basisschool zelf ten goede komen. Intrekking van de subsidie vindt plaats wanneer in strijd hiermee wordt gehandeld.

Artikel 11

Elke leerling mag voor de berekening van het in artikel 7 bedoelde subsidie slechts éénmaal worden meegerekend.

Artikel 12

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000 en kan worden aangehaald als 'Verordening subsidiëring godsdienstonderwijs openbare basischool, gemeente Lopik 2000'. Hiermee komt de "Verordening, regelende de subsidiëring van het geven van godsdienstonderwijs op de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs in de gemeente Lopik", vastgesteld door de raad in zijn vergadering op 22 december 1992 te vervallen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 4 juli 2000.
de secretaris, de voorzitter,