Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020

Geldend van 25-12-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2020

De raad van de gemeente Loppersum;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2019;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

"VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2020".

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    restcontainer: het van gemeentewege voor de inzameling van restafval verstrekt inzamelmiddel;

  • b.

    verzamelcontainer:het van gemeentewege voor de inzameling van restafval verstrekt inzamelmiddel ten behoeve van een groep van percelen;

  • c.

    gft-afval: groente-fruit-en tuinafval;

  • d.

    restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;

  • e.

    perceel: een gebouwde onroerende zaak, of gedeelte daarvan, dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt;

  • f.

    groep van percelen: een groep van meerdere percelen waarvoor gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers;

  • g.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de wet Milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d, en f, van de Wet waardering onroerende zaken.

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak, dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een woning of appartement ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven die staan genoemd in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, rekening houdende met de overige leden van dit artikel.

  • 2.

    Het aantal aanbiedingen per perceel en het gewicht van het periodiek ingezamelde restafval van een perceel wordt, naast een vast bedrag per perceel, aangemerkt als maatstaf van heffing van de in hoofdstuk 1 van de tarieventabel genoemde belasting.

  • 3.

    Het aantal aanbiedingen per perceel, niet zijnde een groep van percelen waarvoor gebruik wordt gemaakt van een verzamelcontainer, wordt vastgesteld met behulp van containerherkennings- en registratieapparatuur op de inzamelauto. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een restcontainer ter lediging wordt aangeboden, zoals is vastgesteld met behulp van de containerherkennings- en registratieapparatuur op de inzamelauto.

  • 4.

    Het gewicht van het periodiek ingezamelde restafval per inzamelbeurt per perceel dat niet behoort tot een groep van percelen wordt vastgesteld als het verschil van het gewicht van de betreffende container voor lediging en het gewicht na lediging.

  • 5.

    De vaststelling van het totaal per belastingtijdvak ingezamelde gewicht van het restafval van een perceel, niet zijnde een groep van percelen, vindt plaats door optelling van de gewichten van het periodiek ingezamelde restafval van dit perceel.

  • 6.

    Voor de berekening van de belasting van een perceel dat behoort tot een groep van percelen waarvoor gebruik wordt gemaakt van een verzamelcontainer, wordt uitgegaan van het gemiddeld aanbod van restafval per jaar per huishouden binnen de gemeente Loppersum, zoals is opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 7.

    Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door een technische storing van de inzamelauto of van de op de inzamelauto geplaatste containerherkennings- of registratieapparatuur waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen geen automatische herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van het restafval per perceel, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers wel of niet worden aangeboden voor de inzamelbeurt, geen forfaitaire lediging en gewicht in rekening gebracht.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 en 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de inzameling door de gemeente.

  • 6.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Vrijstelling

De belasting wordt niet geheven ter zake van de beschikbaarstelling van een extra container, inclusief het legen er van, in het geval van medisch afval.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 4.000,00 of meer bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 10,00 of minder bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4.

    De belastingplichtige kan machtiging tot automatische incasso verlenen. Indien een machtiging tot automatische incasso verleend is, moet het bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De belasting, bedoeld in artikel 7, tweede lid, moeten worden betaald ingeval de kennisgeving:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 21 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de bovengenoemde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Kwijtschelding wordt verleend tot een bedrag van maximaal € 218,10 per perceel, per kalenderjaar.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening afvalstoffenheffing 2019 van 5 november 2018, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2020 welke datum tevens de datum van ingang van de heffing is.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2020'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Loppersum,

gehouden op 16 december 2019, nr. 15.

De raad voornoemd,

mr. J.W.M. Engels, voorzitter.

S.P. van Hemmen, griffier. 

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2020

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 134,00

1.2

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 wordt de belasting voor percelen die beschikken over een eigen restcontainer als volgt geheven:

1.2.1

voor het ledigen van een restcontainer per lediging

€ 1,35

1.2.2

voor het periodiek ingezamelde restafval per kilogram

€ 0,22

1.2.3

voor het ledigen van een gft-container per lediging

€ 0,00

1.2.4

voor het periodiek ingezamelde gft-afval per kilogram

€ 0,00

1.3

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 wordt de belasting voor percelen die niet zelf over een restcontainer beschikken en die gebruik maken van een verzamelcontainer vermeerderd met het gemiddeld aanbod van restafval per jaar per huishouden

€ 84,10

1.4

De belasting bedoeld in onderdeel 1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in gebruik hebben van een extra container (is boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffen verordening aan het perceel is verstrekt): per container:

€ 137,00

Hoofdstuk 2 Maatstaf en overig tarief afvalstoffenheffing

2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen per kubieke meter of gedeelte daarvan

€ 19,50

Behorende bij raadsbesluit van 16 december 2019, nr. 15.

De griffier van Loppersum,

S.P. van Hemmen.