Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning

De college van Burgemeester en Wethouders stelt Besluit maatschappelijke ondersteuning vast.

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 1.1 Het verkrijgen van een voorziening

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) plaatsvinden op verzoek van de aanvrager.

Artikel 1.2 Indicatie of noodzakelijk geïndiceerde voorziening

Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de beperking waarvoor men geïndiceerd is, dan wel voor de noodzakelijk geïndiceerde voorziening.

Artikel 1.3 Vervoersvoorziening, rolstoelen en roerende woonvoorzieningen

Lid 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt vastgesteld in overeenstemming met de bruikleenvergoeding die de gemeente aan haar leverancier verschuldigd zou zijn voor de goedkoopst adequate voorziening inclusief standaardaanpassingen. Voor individuele aanpassingen aan de vervoersvoorziening of rolstoel wordt een eenmalig pgb verstrekt. Lid 2. Het persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verwerven voorziening.

Artikel 1.4 Verantwoording

Lid 1. De pgb-houder verantwoordt periodiek over het geheel van voorzieningen, dan wel eenmalig op verzoek van de gemeente. Lid 2. De verantwoording bij de verstrekking van eenmalig pgb kan geschieden door overlegging van de aankoopnota of een aankoopbewijs. Lid 3. De verantwoording van een periodiek pgb kan geschieden door overlegging van de nota’s of een eigen verklaring.

Artikel 1.5 Financiële tegemoetkoming

Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de aanvrager, na aanschaf van de voorziening of, bij een woningaanpassing, na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota.

Indien de financiële tegemoetkoming een bijdrage betreft in de kosten voor vervoer bij eigen auto, taxi of door derden, is geen verantwoording verschuldigd.

Artikel 1.6 Verantwoording achteraf

Het college controleert, achteraf, de besteding van de persoonsgebonden budgetten op basis van de afgelegde verantwoording.

Artikel 1.7 Definitieve vaststelling

Het persoonsgebonden budget wordt, na overlegging van de nota of de eigen verklaring van de aanvrager, definitief vastgesteld.

Artikel 1.8 Weigeringsgronden

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien: a. een algemene of collectieve voorziening (regiotaxi) aanwezig is en toereikend wordt geacht; b. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen; c. de aanvrager eerder een pgb is verleend op grond van deze verordening en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de bij dat eerdere pgb opgelegde verplichtingen; d. op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager het persoonsgebonden budget om financiële redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening; e. de aanvrager een zodanig progressief ziektebeeld heeft dat om economische redenen een bruikleenvoorziening de voorkeur heeft.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2.1 Huishoudelijke hulp

De eigen bijdrage (c.q het eigen aandeel) wordt berekend, opgelegd en geïnd (art.16 WMO) door het Centraal Administratie Kantoor- Bijzondere Zorgkosten(CAK-BZ)

Het CAK-BZ vraagt hiervoor de inkomensgegevens op bij de Belastingdienst en berekent de maximale periodebijdrage voor de cliënt.

Het CAK werkt met verzamelinkomens vanuit een peiljaar, welk jaar twee jaar voor het lopende jaar ligt. Dit is noodzakelijk om over de verzamelinkomens, die afkomstig zijn van de belastingdienst, te kunnen beschikken.

De gemeente bepaalt de kostprijs. Indien de maximale periodebijdrage van een cliënt de totale kostprijs overschrijdt, dan betaalt de cliënt de totale kostprijs.

Artikel 2.2 Voorzieningen

In het kader van de voorzieningen geldt een afwijkende eigen bijdrage systematiek. Uitgangspunt hierbij is dat de periodieke bijdrage voor de voorzieningen door de gemeente zelf vastgesteld mag worden tot maximaal de kostprijs van de voorziening.

De eigen bijdrage systematiek in de gemeente Losser is gelijk aan die van de huishoudelijke hulp met dien verstande dat gedurende een periode van maximaal 39 termijnen van 4 weken een eigen bijdrage in rekening wordt gebracht.

Artikel 2.3 Samenloop eigen bijdragesystematiek

De cliënt betaalt nooit meer dan de maximale periodebijdrage. Het is mogelijk dat een cliënt een eigen bijdrage is opgelegd voor een andere vorm van hulp vanuit de AWBZ.

Eén van de taken van het CAK-BZ bestaat eruit om het eigen bijdrage plafond in de gaten te houden. Door het eigen bijdrage plafond kan de eigen bijdrage nooit meer bedragen dan dat het voor die persoon geldende maximum aan verschuldigde eigen bijdragen.

Artikel 2.4 Hoogte eigen bijdrage en eigen aandeel

Lid 1. De laagst mogelijke bijdrage per categorie;

Eénpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar € 17,80 (2011)

Eénpersoonshuishouden ouder dan 65 jaar € 17,80 (2011) Lid 2. De laagst mogelijke bijdrage per categorie:

Meerpersoonshuishoudens beiden/één jonger dan 65 € 25,40 (2011)

Meerpersoonshuishoudens beiden ouder dan 65 jaar € 25,40 (2011) De laagst mogelijke eigen bijdrage wordt vermeerderd met de inkomensafhankelijke bijdrage.

Artikel 2.5 Inkomensafhankelijk eigen bijdrage

Lid 1. Het startpunt van de inkomensafhankelijke bijdrage (marginaal 15%) bedraagt:

- Eénpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar € 23.636,-- (2011)

- Eénpersoonshuishouden ouder dan 65 jaar € 15.838,-- (2011)

- Meerpersoonshuishouden beiden/één jonger dan 65 € 27.902,-- (2011)

- Meerpersoonshuishoudens beiden ouder dan 65 jaar € 22.100,-- (2011)

Artikel 2.6 Inkomensafhankelijk eigen bijdrage

Bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt gedurende die periode een met toepassing van de artikelen 2.1 tot en met 2.5 vastgesteld bedrag (eigen aandeel) in mindering gebracht.

Artikel 2.7 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel

Voor de volgende voorzieningen is geen eigen bijdrage/eigen aandeel verschuldigd:

- rolstoelen;

- vervoerkostenvergoedingen zoals bedoeld in artikel 5.2 lid 2 b, c, d en e van de

Verordening;

- vergoeding in de kosten van onderhoud, reparatie;

- vergoeding voor tijdelijke huisvesting en huurderving;

- verhuis- en inrichtingskosten. Let wel: de opgevoerde cijfers, uurtarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd (inflatiecorrectie op grond van CBS-huishoudens).

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Keuze zorg in natura

De aanvrager kan, bij de voorziening hulp bij het huishouden in natura, een keuze maken tussen vier zorgaanbieders (2011) die de gemeente na een aanbesteding voor het leveren van zorg heeft geselecteerd.

Artikel 3.2 Budget ( persoonsgebonden budget regulier)

Voor een persoonsgebonden budget (regulier) ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld dat gelijk is aan 100% van de gemiddelde kostprijs die de aanbieders voor hulp bij het huishouden in natura in rekening brengen, de zogenaamde gecontracteerde zorgaanbieders.

De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vorm van hulp bij het huishouden waar de indicatie voor is gesteld.

Artikel 3.3 Omvang persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van het aantal geïndiceerde uren. De desbetreffende bedragen kunnen zonodig volgens de landelijke tarieven jaarlijks worden geïndexeerd. Per 1 januari 2011 zijn de tarieven als volgt: a. Pgb alfa huishoudelijke verzorging HH1 € 15,20 en HH2 € 15,20 (2011)

b. Pgb regulier huishoudelijke verzorging HH1 € 19,25 en HH 2 € 22,86 (2011) De kosten die een zorgaanbieder voor ondersteunende diensten (bemiddeling en ondersteuning) bij een Pgb alfa in rekening brengt, zijn bij bovengenoemde bedragen inbegrepen.

Artikel 3.4 Respijtzorg

1. Respijtzorg als bedoeld in artikel 3.5 van de Verordening kan worden verleend in de vorm van zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

2. Respijtzorg strekt niet verder dan de voorzieningen genoemd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

3. Als respijtzorg geïndiceerd wordt, is de eigen bijdrageregeling niet van toepassing. Let wel: de opgevoerde cijfers, uurtarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd (inflatiecorrectie op grond van CBS-huishoudens).

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Woonvoorzieningen en eigen aandeel

Het college stelt voor woonvoorzieningen de voorlopige financiële tegemoetkoming en het voorlopig eigen aandeel op de volgende wijze vast: - direct na de selectie indien de kosten vooraf duidelijk zijn te bepalen;

- na ontvangst van twee offertes.

Artikel 4.2 Hoogte verhuiskosten

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding, genoemd in artikel 4 lid 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, bedraagt voor een alleenstaande en voor een echtpaar € 2.681,76 en voor een meeverhuizend gezinslid € 500,- , alle bedragen samen tot een maximum van € 4.186,76.

Artikel 4.3 Maximum bedrag “ bezoekbaar maken”.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning bedraagt

€ 3.500,--.

Artikel 4.4 Hoogte onderhoud en keuring

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring als bedoeld in artikel 4.9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning wordt vastgesteld conform de kosten van een afgesloten contract (v.w.b. trapliften) door de gebruiker, voor het uitvoeren van eenmaal per jaar preventief onderhoud en de noodzakelijk gemaakte reparatiekosten.

Artikel 4.5 Hoogte woningsanering

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering bedraagt:   Stoffering Maximale bijdrage per eenheid Overgordijnen in de woonkamer € 30,= per m2 raamoppervlak Overgordijnen in de slaapkamer  € 20,= per m2 raamoppervlak Vitrage woon- en slaapkamer  € 20,= per m2 raamoppervlak Vloerbedekking € 50,= per m2

Mochten de te vervangen zaken ouder zijn dan zeven jaar, dan vindt geen vergoeding plaats.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Hoogte persoonsgebonden budget bij vervoersvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de bruikleenvergoeding voor de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 5.2 Hoogte kilometervergoeding

Het bedrag dat per jaar wordt verstrekt als kilometervergoeding bedraagt bij: a. het gebruik van een eigen auto, vervoer door derden of voor een taxi bedraagt maximaal

€ 491,25 per jaar (€ 40,94 per maand) b. een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt

maximaal € 491,25 per jaar (€ 40,94 per maand); c. een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een

normbedrag van € 982,50.(€ 81,88 per maand).

Artikel 5.3 Toetsinkomen bij regiotaxi/ aantal zones regiotaxi

1. Om voor een regiotaxipas ofwel een kilometer vergoeding in aanmerking te komen mag

het inkomen niet hoger zijn dan: Leefvorm Norminkomen Toetsinkomen WMO Gehuwden beiden tot 65 jaar € 15766,20 € 19707,75 Alleenstaande ouder tot 65 jaar € 14189,64 € 17737,05 Alleenstaanden tot 65 jaar € 14189,64 € 13795,50 Gehuwden, één partner 65 jaar of ouder € 16657.92 € 20822,40 Gehuwden beide 65 jaar of ouder € 16657.92 € 20822,40 Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder € 15224.64 € 19030,76 Alleenstaande 65 jaar of ouder € 12099.60 € 15124,50 Gehuwden in inrichting € 5460.72 € 6825,90 Alleenstaande in inrichting € 3510.84 € 4388,55 Alleenstaande ouder in inrichting € 3510.84 € 4388,55   2. Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi) binnen het

vervoersgebied van 5 zones wordt een limiet gesteld ten aanzien van het aantal te reizen zones, van 700 zones op jaarbasis. 3. Indien er een ander verplaatsingsmiddel ( b.v. een scootmobiel of een driewieler) wordt

verstrekt en men heeft tevens de beschikking over een pasje voor de regiotaxi, dan wordt 50% van het aantal zones ingehouden. 4. Indien een echtpaar beiden aangewezen zijn op vervoer met de regiotaxi en hierdoor in het bezit van twee pasjes, kan, in het geval dat de vervoersbehoeften van de echtgenoten samenvallen, volstaan worden met een enkele voorziening, t.w. maximaal 700 zones. Dit om te voorkomen dat men in staat is om 1400 zones te reizen die niet in relatie staat tot de tegemoetkoming die anderen ontvangen.

Vallen de behoeften niet samen, of slechts deels, dan kan tot 1,5 keer het aantal zones worden verstrekt, t.w. 1050 zones.

Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget bij een rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de bruikleenvergoeding van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 6.2 Sportrolstoel

De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en gebruik van een sportrolstoel wordt vastgesteld op maximum van € 2.681,76 voor een periode van 3 jaar. In dit bedrag is tevens het onderhoud begrepen.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1 Afstemmen op de aanvrager

Om het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek betreffende het advies ex artikel 7.4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

- de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

- de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren, ondervindt als gevolg van ziekte of

gebrek;

- de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

- het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

- de sociale omstandigheden van de aanvrager;

- de behoefte van de aanvrager. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 7.2 Afwijking van de Verordening

In situaties waarin de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschap-pelijke ondersteuning en de Beleidsregels individuele voorzieningen niet voorzien, kan het college met inachtname van de uitgangspunten en doelstellingen van de regels een aangepaste voorziening toekennen of de vorm van voorziening nader vaststellen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op ;
voorzitter,
secretaris,